Titel

Hoofdstuk 9 Contact met overledenen

Geplaatst door

Parapsychologische Encyclopedie   (publicatiedatum: 4 October, 2006)

Samenvatting

Hoofdstuk 9 over parapsychologisch onderzoek naar spontaan en actief gezocht contact met overledenen


Tekst

Hoofdstuk 9. Contact met overledenen

Bijna-dood ervaringen en herinneringen aan een tussenperiode tonen aan dat mensen in staat zijn volledig bij bewustzijn te zijn, waar te nemen en na te denken terwijl ze een vlak EEG vertonen. Communicatie met anderen lijkt daarbij voornamelijk via een soort telepathie te verlopen. Daarom is het niet meer dan redelijk om te verwachten dat overledenen in bepaalde gevallen telepatisch contact kunnen leggen met levenden. Net als bij ESP tussen levenden onderling zullen dromen daar extra geschikt voor zijn. Er blijken inderdaad nogal wat mensen te zijn die dromen over een overledene. Vaak zal men geneigd zijn om die dromen toe te schrijven aan een rouwproces, waarbij iemand probeert om in het reine te komen met het verlies van de persoon in kwestie. Toch zijn er ook dromen waarin mensen onverwacht nieuwe informatie krijgen van een overledene, die zeker niet zo maar psychologisch verklaard kunnen worden. De moeder van de eigenares van een vermiste Engelse mastiff, Fife genaamd, droomde bijvoorbeeld dat deze hond kwispelend op een heuvel stond. Fife keek vervolgens naar beneden en daar zag de vrouw zijn gehavende, levenloze lichaam liggen. De volgende morgen nam ze haar dochter mee en liep naar de plek waar ze over gedroomd had. Ze vonden het lijk van Fife terug, precies zoals het eruit had gezien in haar droom.

Verschijningen

De Nederlandse uitdrukking "Je ziet spoken" geeft aan dat iemand ergens bang of bezorgd over is wat er niet eens is. De uitdrukking verwijst naar hallucinaties waarbij mensen allerlei dingen zien (horen, ruiken, etc.) die niet overeenkomen met de realiteit buiten hen. Er klinkt in door dat spookverschijningen als het ware vanzelfsprekend zouden horen bij de dingen die niet bestaan.

Hallucinaties zijn verder onder te verdelen. Er zijn enerzijds organische (somatogene) hallucinaties die voortkomen uit psychiatrische stoornissen met een neurologische (fysiologische) component, drankmisbruik en (hard) drugsgebruik. Daarnaast heb je de psychogene hallucinaties die het gevolg zijn van onbewuste psychologische processen, zoals dissociatie of een rouwproces.

Lang niet alle verschijningen van overledenen kunnen echter worden herleid tot (organische of psychogene) hallucinaties die geen verband houden met een wezen buiten degene die de verschijning waarneemt. In allerlei contexten komen er ook verschijningen voor met juiste informatie die de waarnemer ervan van tevoren nog niet bezat.

Veridieke verschijningen van onbekende overledenen komen voor bij sterfbedvisioenen (zie hoofdstuk 7).

Zogeheten crisisverschijningen zijn paranormale verschijningen van geliefde personen of huisdieren tijdens of kort na hun overlijden. Bijvoorbeeld in het geval van Hariette Hull uit Jupiter (Florida) die zelf haar ervaring beschrijft: "Als kind was ik op een nacht vast in slaap in ons huis in Frankfort, Michigan, toen ik ergens wakker van werd. Ik zag het maanlicht door het raam schijnen en een pad vormen dat breed uitliep bij het voeteneinde van mijn bed. Terwijl ik naar het licht keek, materialiseerde zich een figuur. Ik herkende onmiddellijk mijn grootvader Karl Wallin. Hij strekte zijn hand uit en zei: ‘Zeg August (mijn vader) vaarwel.’ Daarna verdween hij. Ik was verschrikkelijk bang en mijn ouders werden wakker van mijn gegil. Mijn vader kwam mijn kamer binnen en ik vertelde hem wat er gebeurd was. ‘Opa is dood’, zei ik huilend. ‘Onzin schatje’, zei hij, ‘je hebt alleen een nachtmerrie gehad. Opa is zelfs niet ziek’. Mijn vader bleef aan mijn bed zitten totdat ik in slaap viel. De volgende ochtend om 11 uur werd vader gebeld uit Cadillac, Michigan, waar opa Wallin woonde. Hij was overleden op exact hetzelfde moment dat hij aan mij verscheen."

Ook van dieren worden overigens verschijningen gemeld, bijvoorbeeld in het geval van I.M. te Helmond die een grote witte kat signaleerde voor haar deur en later op de schutting van haar tuin, luid en klagend miauwend. Ze wilde naar de poes toe gaan, maar het dier holde steeds voor haar uit in de richting van de verkeersweg. Ze had de poes nog nooit eerder gezien, maar voelde intuïtief dat er iets niet klopte. Bij de verkeersweg aangekomen, trof zij haar eigen kat dood aan. De witte poes was in het niets verdwenen en is ook niet meer teruggekeerd.

Ook buiten de context van sterfbedvisioenen zijn er gevallen bekend van verschijningen die tevoren onbekend waren aan degenen die ze waarnemen.

Tenhaeff vermeldt bijvoorbeeld een geval bestudeerd door de Engelse Society for Psychical Research. Het betreft een vrouw die in een pension in Cheltenham logeerde en daarbij een keer schijnbaar zonder reden wakker werd. Ze zag de verschijning van een oude heer met een rond, blozend gezicht die aan het voeteneinde van haar bed stond. De man was gekleed in een ouderwetse blauwe jas met gele koperen knopen, een licht gekleurd vest en een wijde broek. Ze was er zich trouwens van bewust dat de oude heer niet écht aanwezig was. Na een tijdje sloot zij haar ogen en toen ze die weer open deed, was de verschijning verdwenen. Ze stelde een onderzoek in naar de man en daaruit bleek dat ze een verschijning had gezien van iemand die het huis vroeger bewoond had en al lang geleden overleden was.

Soms worden verschijningen van overledenen trouwens door meerdere personen tegelijk gezien.

Een geval dat steeds weer terugkeert in de parapsychologische literatuur over onderzoekingen naar leven na de dood is dat van de verschijning van de Amerikaan James L. Chaffin. Op 16 november 1905 maakt hij een testament waarin hij zijn boerderij naliet aan zijn derde zoon Marshall Chaffin, die daarbij ook werd benoemd tot executeur testamentair. Zijn vrouw en zijn drie overige zoons werden echter volkomen onterfd op grond van dit testament. Enkele jaren later kreeg Chaffin hier spijt van en stelde een nieuw testament op, waarbij hij zijn bezittingen gelijk verdeelde over zijn vier zoons. Naderhand borg hij in het op in de oude familiebijbel van zijn vader. Hij vouwde de bladzijden waarop het 27ste hoofdstuk van Genesis stond afgedrukt zo dat er een soort zakje ontstond, waarin het testament schoof. Hij naaide vervolgens in een van de binnenzakken van zijn overjas een reepje vast waarop hij de woorden ‘Lees het 27ste hoofdstuk van Genesis in mijn vaders oude bijbel’ had geschreven. Voor zover men dit na heeft kunnen gaan, had Chaffin tijdens zijn leven niemand ooit iets van het bestaan van dit tweede testament medegedeeld.

Op 27 september 1921 kwam James L. Chaffin ten gevolge van een ongeluk volkomen onverwacht te overlijden. Krachtens het op 16 november 1905 opgemaakte testament werd de derde zoon, Marshall, universeel erfgenaam van de bezittingen van zijn vader. Noch zijn weduwe, noch zijn overige drie zoons gingen ertoe over de juistheid van het testament te betwisten, daar het volgens aller mening volkomen rechtsgeldig was.

In juni 1925 ontwaakte de tweede zoon, James P.C. Chaffin, met de herinnering aan een zeer levendige droom, waarin hij zijn vader aan zich had zien verschijnen. Niet lang daarna (eveneens in juni 1925) verscheen zijn vader hem opnieuw. ‘Hij was’, aldus James, ‘gekleed zoals ik hem vaak tijdens zijn leven had gezien. Ook droeg hij een zwarte overjas, die ik herkende als hem toebehorend. Deze keer sprak mijn vaders geest tot mij. Hij greep zijn overjas op deze wijze vast, trok de jas wat naar achter en zei: "Je zult mijn testament in de zak van mijn overjas vinden." Vervolgens verdween hij.’

De volgende ochtend begaf James zich naar zijn moeder, in de vaste overtuiging ‘dat de geest van mijn vader bij mij was gekomen met het doel een begane vergissing te herstellen.’ Hij zocht naar de overjas, maar deze bleek nergens te vinden te zijn. Zijn moeder deelde hem toen mede, dat de jas zich in het bezit van zijn oudste broer John bevond, die in Yadkin County woonde, ongeveer 35 km ten noordwesten gelegen van de plaats waar James woonde. Op 6 juli begaf James zich daarop naar zijn broer John. Deze bleek nog in het bezit van de overjas te zijn. Na enig zoeken werd het briefje met de verwijzing naar de familiebijbel gevonden. James vond de bijbel na lang zoeken in het bijzijn van zijn buurman Th. Blackwedder, zijn eigen dochter en die van genoemde buurman. Douwe Bosga stelt dan ook dat er in dit geval genoeg getuigen voorhanden zijn die de hier geschetste gang van zaken bevestigen om bedrog of toeval als verklaring te kunnen afwijzen.

Sommige jonge kinderen die zich een vorig leven weten te herinneren, hebben ook herinneringen aan een tussenperiode tussen die vorige incarnatie en hun huidige leven. Zoals in hoofdstuk 7 aan bod is gekomen, zijn dergelijke herinneringen bijzonder waardevol voor onze kennis over de (belevings)wereld waarin overledenen vertoeven. Dat geldt in het bijzonder als de herinneringen worden bevestigd door andere bronnen zoals bijna-dood ervaringen.

Een belangrijk voorbeeld van tussenperiodeherinneringen wordt gevormd door de uitspraken van de Indiase jongen Veer Singh, bestudeerd door dr. Ian Stevenson. Veer Singh herinnerde zich een leven als ene Som Dutt, maar ook gebeurtenissen na diens dood en de huidige incarnatie. Stevenson schrijft hier onder meer over dat Veer Singh zei dat hij alle familieleden die alleen van huis ging had begeleid (als geest). Deze uitspraak kwam overeen met een droom die de moeder van Som Dutt enkele maanden na zijn dood had gehad. Daarin verscheen Som Dutt aan haar en vertelde dat zijn oudere broer, Vishnu Dutt, ’s nachts naar jaarmarkten ging en dat hij hem daarbij vergezelde. Oktober is een maand van religieuze festivals en jaarmarkten, met name de zogeheten Ramlila. Bindra Devi, Som Dutts moeder, wist niet dat Vishnu Dutt het huis verliet om naar de jaarmarkten te gaan, maar vroeg hier na haar droom naar en stelde toen vast dat dit waar was. Vishnu Dutt bevestigde dit tegenover Stevenson.

In het geval Maung Myo Thein, eveneens bestudeerd door Ian Stevenson, gaat het om een jongen uit Myangmar (het vroegere Birma) die zich een vorig leven herinnerde als de monnik U Warthawa. Hij wist over de periode na zijn dood en voor zijn wedergeboorte het volgende te vermelden: ‘Na mijn dood bleef ik in het complex van de Rajmuni Pagode. Ik was nog steeds gekleed als monnik, en ik ontmoette een andere monnik die er ongeveer hetzelfde uitzag als ik.’ Stevenson stelde vast dat de verschijning van U Warthawa vaak gezien was in de Rajmuni Pagode en dat dit ophield na de geboorte van Maung Myo Thein.

In het geval Maung Zaw Thein Lwin, opnieuw uit Myangmar, herinnerde een jongen zich dat hij na zijn vorige leven als U Mar Din verschenen was aan zijn vrouw Daw Kin Shein, waarin hij haar vertelde dat waar hij 5 kyats (Burmees geld) gewikkeld in een witte zakdoek had gelaten. Deze Daw Kin Shein bevestigde na de geboorte van Maung Zaw Thein Lwin dat ze inderdaad zo’n droom had gehad en dat ze daardoor in staat was geweest de zakdoek met een biljet van 5 kyat te vinden. Het geld was niet zo belangrijk voor haar geweest, maar wel het gegeven dat de instructies van de overleden U Mar Din haar in staat stelden om het te vinden.

Bepaalde verschijningen bevatten informatie waar de nabestaanden van een overledene zelf al op uit waren, zodat het denkbaar wordt dat ze inderdaad berusten op retrocognitieve telepathie. Zo zouden ook sommige verschijningen van overledenen in ‘spookhuizen’ en dergelijke in theorie kunnen berusten op retrocognitieve indrukken van het verleden van de persoon in kwestie. Er zijn zoals gezegd echter ook gevallen bekend waarin er geen sprake is van een bewust of onbewust motief om retrocognitief contact te leggen met de geest van een overledene zoals die voor zijn dood was, en evenmin van een inductor, zodat men die waarschijnlijk moet verklaren door echt contact met een overledene zoals die op het moment zelf (in real time) geestelijk functioneert.

Spookhuizen

Sommige gevallen van RSPK lijken gebonden te zijn aan een bepaalde locatie, zodat ze ook wel plaatsgebonden poltergeist worden genoemd. Helaas vormt dit thema een voorwerp van sensatiezucht en folklore zodat slechts een klein gedeelte van de verhalen over spookhuizen op waarheid berust. Films als Poltergeist geven een grove karikatuur van echte spookhuizen zodat deze ten onrechte belachelijk worden gemaakt.

Er is zelfs een aantal gevallen, zoals dat van de Engelse Borley Rectory en het Amerikaanse Amityville Horror-geval waarin men kon vaststellen dat er boerenbedrog in het spel was. Desondanks zijn er ook betrouwbare gevallen bekend zoals dat van Mevrouw Yvonne Morison die vreemde, onverklaarbare voetspannen hoorde in haar huis. Gasten van haar hoorden er vreselijke uitroepen om hulp, verpletterende geluiden alsof er werd gesmeten met zwaar meubilair en geschreeuw. De geluiden bleken later samen te hangen met gruwelijke gebeurtenissen in het huis, met name een brand waarbij 12 mensen het leven lieten.

Een ander geval betreft de genezer Matthew Manning die begin jaren ’70 in contact leek te komen met de overleden vroegere bewoners van zijn huis die antieke voorwerpen materialiseerden en 503 namen leken doorgaven waarvan vele werden teruggevonden in de annalen van oude parochies.

Spiritisme

De parapsychologie in de zin van psychical research is onder meer ontstaan doordat onderzoekers de fenomenen van het spiritisme wilden bestuderen. Het spiritisme bestaat overigens uit verschillende semi-religieuze stromingen die allemaal gemeen hebben dat ze uitgaan van een leven na de dood, de mogelijkheid om contact te leggen met overledenen en het bestaan van zogeheten mediums. Dit zijn mensen met de speciale gave om zich te laten benutten als instrument voor overledenen die zich willen manifesteren in deze fysieke wereld.

Aanvankelijk richtten spiritisten zich met name op zogeheten fysische verschijnselen, maar later kwam het accent te liggen op mentale mediums die paranormale informatie over overledenen verstrekken. De laatste tijd is de belangstelling voor fysische manifestaties weer toegenomen onder spiritisten.

Fysisch mediumschap

Parapsychologen zijn niet altijd even blij met de activiteiten van spiritisten. Vaak miskennen die namelijk algemeen menselijke vermogens als ESP en schrijven ze daardoor paranormale ervaringen zonder uitzondering toe aan de inwerking van overledenen. Dit geldt echter zeker niet voor alle spiritisten en een aantal van hen werkt mee aan het nastreven van bewijsmateriaal dat zich niet leent voor een animistische hypothese.

Bekende fysische mediums uit de beginperiode van het spiritisme waren Daniel Dunglas Home, Florence Cook, Eusapia Paladino, Stella C., Rudi Schneider en Franek Kluski. Het Italiaanse medium Eusapia Paladino werd meermalen betrapt op bedrog maar schijnt desondanks toch over echte gaven te hebben beschikt, waaronder tot het creëren van materialisaties, dat wil zeggen tastbare gestalten van mensen of dieren. Home is misschien wel het best onderzochte medium, dat séances (spiritistische bijeenkomsten) hield in het volle daglicht of anders in het schemerduister. Sir William Crookes en andere vooraanstaande onderzoekers stelden vast dat zijn verschijnselen zoals tafeldansen, klopgeluiden, lichlechts een klein gedeelte van de verhalen over spookhuizen op waarheid berust. Films als Poltergeist geven een grove karikatuur van echte spookhuizen zodat deze ten onrechte belachelijk worden gemaakt.

Er is zelfs een aantal gevallen, zoals dat van de Engelse Borley Rectory en het Amerikaanse Amityville Horror-geval waarin men kon vaststellen dat er boerenbedrog in het spel was. Desondanks zijn er ook betrouwbare gevallen bekend zoals dat van Mevrouw Yvonne Morison die vreemde, onverklaarbare voetspannen hoorde in haar huis. Gasten van haar hoorden er vreselijke uitroepen om hulp, verpletterende geluiden alsof er werd gesmeten met zwaar meubilair en geschreeuw. De geluiden bleken later samen te hangen met gruwelijke gebeurtenissen in het huis, met name een brand waarbij 12 mensen het leven lieten.

Een ander geval betreft de genezer Matthew Manning die begin jaren ’70 in contact leek te komen met de overleden vroegere bewoners van zijn huis die antieke voorwerpen materialiseerden en 503 namen leken doorgaven waarvan vele werden teruggevonden in de annalen van oude parochies.

Spiritisme

De parapsychologie in de zin van psychical research is onder meer ontstaan doordat onderzoekers de fenomenen van het spiritisme wilden bestuderen. Het spiritisme bestaat overigens uit verschillende semi-religieuze stromingen die allemaal gemeen hebben dat ze uitgaan van een leven na de dood, de mogelijkheid om contact te leggen met overledenen en het bestaan van zogeheten mediums. Dit zijn mensen met de speciale gave om zich te laten benutten als instrument voor overledenen die zich willen manifesteren in deze fysieke wereld.

Aanvankelijk richtten spiritisten zich met name op zogeheten fysische verschijnselen, maar later kwam het accent te liggen op mentale mediums die paranormale informatie over overledenen verstrekken. De laatste tijd is de belangstelling voor fysische manifestaties weer toegenomen onder spiritisten.

Fysisch mediumschap

Parapsychologen zijn niet altijd even blij met de activiteiten van spiritisten. Vaak miskennen die namelijk algemeen menselijke vermogens als ESP en schrijven ze daardoor paranormale ervaringen zonder uitzondering toe aan de inwerking van overledenen. Dit geldt echter zeker niet voor alle spiritisten en een aantal van hen werkt mee aan het nastreven van bewijsmateriaal dat zich niet leent voor een animistische hypothese.

Bekende fysische mediums uit de beginperiode van het spiritisme waren Daniel Dunglas Home, Florence Cook, Eusapia Paladino, Stella C., Rudi Schneider en Franek Kluski. Het Italiaanse medium Eusapia Paladino werd meermalen betrapt op bedrog maar schijnt desondanks toch over echte gaven te hebben beschikt, waaronder tot het creëren van materialisaties, dat wil zeggen tastbare gestalten van mensen of dieren. Home is misschien wel het best onderzochte medium, dat séances (spiritistische bijeenkomsten) hield in het volle daglicht of anders in het schemerduister. Sir William Crookes en andere vooraanstaande onderzoekers stelden vast dat zijn verschijnselen zoals tafeldansen, klopgeluiden, lichtverschijnselen, levitaties van voorwerpen en het op afstand laten spelen van een harmonica waarschijnlijk authentiek waren. Minder ideaal waren de experimentele condities bij séances met het medium Florence Cook waarbij de piratendochter Katie King zou zijn gematerialiseerd. Het ging daarbij om een compleet menselijk lichaam, met inwendige organen en een hartslag. Verontrustend genoeg leek de materialisatie uiterlijk sterk op Florence Cook zelf, zodat bedrog voor de hand lijkt te liggen, hoewel dit nooit is bewezen.

Franek Kluski werd onder meer bekend door de materialisatie van handen en verschillende soorten dieren.

Het oorspronkelijke fysische mediumschap is een erg complex parapsychologisch onderzoeksveld waarover dan ook weinig consensus bestaat. Veel recentere voorbeelden van fysisch mediumschap zijn het zogeheten Scole Experiment en de zogeheten instrumentele transcommunicatie. Vier mensen uit Scole (Norfolk) hielden séances waarbij maar liefst 180 fysieke paranormale voorvallen zouden zijn gedocumenteerd. Helaas gingen de entiteiten die zich daarbij volgens de Scole groep manifesteerden niet akkoord met experimentele condities die de fenomenen echt konden bewijzen. Tegelijkertijd beweren ze vreemd genoeg wel dat fysische verschijnselen erg belangrijk zouden zijn voor het aantonen van daadwerkelijk contact met overledenen. Desondanks lijkt een deel van de Scole fenomenen wel authentiek.
Iets dergelijks geldt ook voor het fenomeen instrumentele transcommunicatie, maar in dit geval doordat parapsychologen er te weinig onderzoek naar doen. De term instrumentele transcommunicatie slaat op het gebruiken van voornamelijk elektrische of elektronische apparaten om contact te leggen met geesten, zoals fotocamera’s, televisies, radio’s, videorecorders, bandrecorders en computers. Het is verwant aan het zogeheten Direct Voice Phenomenon van mediums als Leslie Flint, een tussenvorm van fysisch en mentaal mediumschap. Hierbij zou zich een soort kunstmatige stembanden materialiseren die vervolgens gebruikt worden voor het doorgeven van paranormale informatie. Ook lijkt het enigszins op spontane gevallen waarin mensen boodschappen van gene zijde lijken te krijgen door telefoontjes van overledenen.

Een vroege vorm van het inzetten van apparatuur bij onderzoek naar overledenen is de geestfotografie, een fenomeen dat voor het grootste deel op bedrog lijkt te berusten en slechts in enkele gevallen duidt op echte paranormale processen. Konstantin Raudive en Friedrich Jürgenson deden onderzoek naar mogelijke paranormale stemmen van overledenen die geregistreerd zouden zijn op een band. George W. Meek en een assistent genaamd William zouden vloeiend hebben gecommuniceerd met een overleden dokter, dr. Mueller, via een apparaat dat hij de Spiricom noemt. Klaus Schreiber en Ernst Senkowski melden dat ze onder meer videobeelden van overledenen en paranormale teksten op hun computerscherm zouden hebben vastgelegd. Er is een aantal beweringen van dergelijke beoefenaars van instrumentele transcommunicatie dat mits authentiek echt zou kunnen wijzen op contact met overledenen, maar hier is helaas bijna nog geen onafhankelijk onderzoek naar verricht. Een Nederlandse expert op het gebied van de instrumentele transcommunicatie is Dr. Anita Laverman.

Bij de verklaring van fysische fenomenen is in principe altijd een animistische verklaring mogelijk, dat wil zeggen dat de verschijnselen eventueel onbewust veroorzaakt zouden kunnen zijn door levenden die graag willen communiceren met overledenen. De enorme opwinding waarmee de verschijnselen meestal omgeven zijn, is dus wel terecht als je bedenkt dat het om indrukwekkende vormen van psychokinese gaat, maar niet in de specifiek mediamieke zin. Om dit te staven creëerde een Canadese studiegroep kunstmatig een ‘geest’ genaamd Philip die allerlei paranormale fysische verschijnselen veroorzaakte.

Alleen als er bij fysische gevallen ook een specifiek soort paranormale informatie komt kijken, kan er meer dan aan de hand zijn, dat wil zeggen in de mogelijke mentale (informationele) aspecten van het fysische mediumschap. Het is jammer dat er naast de overtrokken skepsis tegenover fysisch mediumschap vaak ook nog sprake is van een naïviteit over makro-PK van levenden. In feite is het niet mogelijk om gedegen onderzoek te doen naar communicatie met overledenen zonder tenminste een basiskennis van het onderzoek naar PSI.

Mentaal mediumschap

Onder mentaal mediumschap verstaat men een vorm van spiritistisch mediumschap waarbij er inhoudelijke communicatie zou plaatsvinden via de geest of het lichaam van een medium. Er zijn drie hoofdvormen:

In feite zijn de verschillen tussen deze drie vormen niet van belang als het gaat om de vraag of de mediums echt contact leggen met overledenen. Het gaat er dan niet om hoe de informatie doorkomt, maar waar ze vandaan komt. Animisten schrijven de informatie voor zover die paranormaal is altijd toe aan de ESP van levenden. Nu is dat alleen dan aannemelijk als mentale mediums gemotiveerd zijn om onbewust via retrocognitie informatie te verzamelen over bepaalde overledenen. In veel gevallen is dat zeker het geval. Mediums worden door gewone mensen meestal geraadpleegd met het doel informatie over overledenen te krijgen om zo gerustgesteld te worden over hun overleven na de dood of over onsterfelijkheid in het algemeen. Hoe correct de uitspraken over overledenen bij dit soort zittingen ook kunnen zijn, we kunnen niet zeker zijn of de informatie werkelijk afkomstig van de overledenen zelf, of dat de mediums haar zelf retrocognitief hebben verzameld. Een extra argument om te verwachten dat er hoe dan ook een onbewuste inbreng van de mentale mediums meespeelt, wordt gevormd door de merkwaardige, exotische ‘geleidegeesten’ die nogal wat mediums zouden hebben. Vaak lijken dit geen historische overledenen, maar eerder voortbrengselen van de fantasie van het medium zelf.

Dat er paranormale uitspraken worden gedaan door mentale mediums lijkt overigens buiten kijf te staan. James van Praagh is een hedendaags voorbeeld van de paranormale gaven van sommige mediums. Ironisch genoeg is de paragnostische gave van dit type mediums tegelijk hun handicap, omdat de informatie zelf er altijd het gevolg van zou kunnen zijn.
We moeten dus op zoek gaan naar paranormale uitspraken van mediums die hen echt ingegeven lijken door telepathie van de kant van overledenen. Dit kan in theorie gaan om uitspraken over het huidige welbevinden en actuele wensen van overledenen, maar het paranormale gehalte daarvan is nu juist niet onafhankelijk vast te stellen.

Er bestaan twee vormen van overdracht van paranormale informatie via mentale mediums waarvan het in elk geval onaannemelijk lijkt dat ze gegenereerd zijn door het medium zelf:

Kruiscorrespondenties, waarbij een overledene ongemerkt verschillende, los van elkaar opererende mediums zou beïnvloeden zodat deze samen een boodschap doorkrijgen. De voornaamste kruiscorrespondenties vonden plaats in de periode 1901-1932. Hierbij werd automatisch schrift gebruikt en de voornaamste betrokkenen waren de mediums Mw. M. de G. Verrall, haar dochter Helen, Mw. Willet, Mw. Holland en Mw. Piper. De bronnen van de kruiscorrespondenties zouden hebben bestaan uit de eerste drie overleden voormannen van de SPR, F.W.H. Myers, Henry Sidgwick en Edmund Gurney. De teksten zelf waren fragmentarisch, cryptisch en onsamenhangend en er werd veel symboliek in gebruikt. Er zijn tientallen kruiscorrespondenties bewaard gebleven bij de SPR. Volgens de Britse onderzoeker Alan Gauld zitten er talloze passages tussen waarbij de boodschappen aan verschillende mediums op elkaar aansloten zonder dat dit aan toeval kon worden toegeschreven. In parapsychologische kringen worden kruiscorrespondenties om die reden gezien als erg belangrijk bewijsmateriaal voor contact met overledenen.

Toevallige aanwippers, oftewel ‘drop-in communicators’, waarbij overledenen die bij geen van de aanwezigen bekend zijn, zo maar zouden komen ‘binnenvallen’ bij mediums. In sommige gevallen zijn er dan wel levenden die hoopten dat de overledene in kwestie zich zou manifesteren via dit specifieke medium, maar soms is zelfs daar geen sprake van. Tenzij drop-in communicators zich aandienen binnen een context waarin men nu juist uit is op dergelijke aanwippers, zijn dergelijke gevallen moeilijk anders te verklaren dan door een reëel contact met overledenen. Een voorbeeld, bestudeerd door Alan Gauld, betreft een groep mensen in Cambridge die tijdens en na de Tweede Wereldoorlog séances hielden met een ouija-bord. Tijdens een aantal zittingen tussen 1950 en 1952 kwam er een geest door die zichzelf ‘Harry Stockbridge noemde (pseudoniem) en meldde dat hij een Second Lieutenant was geweest, verbonden aan de Northumberland Fusiliers en dat hij op 14 juli 1916 stierf. Hij vertelde ook nog dat hij lang, donker en dun was en grote bruine ogen had gehad. Gauld bestudeerde dit geval enkele jaren later en stelde vast dat er een Second Lieutenant H. Stockbridge vermeld stond in een boek over gevallen officieren uit de 1e Wereldoorlog. Stockbridge hoorde bij de Northumberland Fusiliers en was volgens het boek op 19 juli 1916 overleden. Alan Gauld controleerde de datum van overlijden bij het Army Records Centre en dit verklaarde dat de juiste datum 14 juli was. Gauld slaagde er ook in om broers van Stockbridge te traceren die verklaarden dat hij inderdaad lang, donker en dun was en grote bruine ogen had. Bovendien wist Gauld normale verklaringen voor dit geval uit te sluiten.

Daarnaast zijn er ook nog gevallen van mentaal mediumschap waarin er meer aan de hand is dan alleen informatie, namelijk mentale vaardigheden. Zo zouden sommige mediums in staat zijn tijdens een trance begrijpelijke boodschappen in een taal door te geven die ze zelf nooit hebben geleerd. Ook zijn er gevallen waarin overleden kunstenaars en musici tijdelijk bezit lijken te nemen van een medium.

Het voorkomen van bewijsmateriaal voor telepathisch contact met overledenen maakt dat we in concrete gevallen parapsychologisch gezien wel degelijk reden kunnen hebben om ook gewonere verrichtingen van mentale mediums zoals James van Praagh (mede) daaraan toe te schrijven.

Literatuur

Bosga, D. (1986). Een broertje dood aan spiritisme. Deventer: Ankh-Hermes.

Currie, I. (1981). De dood is niet het einde. Baarn: De Kern.

Dongen, H. van, & Gerding, H. (1993). Het voertuig van de ziel: het fijnstoffelijk lichaam: beleving, geschiedenis, onderzoek. Deventer: Ankh-Hermes.

Huisman, F. (1985). Zo praat je met dieren. Deventer: Ankh-Hermes.

Gauld, A. (1982). Mediumship and survival: a century of investigations. Londen: Paladin.

Jacobson, N.O. (1990). Leven de doden? Utrecht: Aura (Het Spectrum).

Jürgenson, F. (1976). Gesprek met de doden: kommunikatie met paranormale stemmen. Bussum: Fidessa.

Klimo, J. (1989). Channeling: een onderzoek naar het ontvangen van mededelingen uit paranormale bronnen. Den Haag: Mirananda.

Laverman, A. (1996). Please phone home; over transcommunicatie. Prana, 97, 71-77.

Prana 135; De dood in ander perspectief. Deventer: Ankh-Hermes.

Raudive, K. (1975). Paranormale stemmen: gesprekken met overledenen via de geluidsband. Bussum: Uitgeverij Fidessa.

Tenhaeff, W.H.C. (1965). Het spiritisme. Den Haag: Leopold.

Zorab, G. (1980). D.D. Home, het krachtigste medium aller tijden: een biografie en een verdediging van de authenticiteit van de bij hem waargenomen verschijnselen. Den Haag: Leopold.


Drs. Titus Rivas is verbonden aan Stichting Athanasia en is medewerker van o.a. het blad Terugkeer van Stichting Merkawah, ParaVisie, Paraview en Prana.

Rivas is altijd geïnteresseerd in nieuwe ontwikkelingen op parapsychologisch gebied en nodigt u uit uw eigen paranormale ervaringen met hem te delen: titusrivas@hotmail.com

Stichting Athanasia verzorgt bovendien parapsychologische consulten tegen tarieven gekoppeld zijn aan iemands uitkering. (Athanasia is een ideele stichting en de consulten komen uitsluitend ten goede aan haar activiteiten).