Titel

Telepathische dromen over overledenen

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 8 November, 2006)

Samenvatting

Titus Rivas staat stil bij psychologische verwerkingsdromen over gestorven geliefden, maar ook bij het parapsychologische fenomeen van daadwerkelijk contact met overledenen in dromen.


Tekst


Telepathische dromen over overledenen

door Titus Rivas (1)

Kort nadat mijn vader op 63-jarige leeftijd aan kanker was overleden, droomde ik een paar keer over hem. Enkele van mijn dromen leken slechts te berusten op de gebruikelijke associaties tussen herinneringen zonder dat ze verder nog iets betekenden. Zo maakten we samen een reis door een fictieve stad en bespraken daarbij onbestaande uitdrukkingen in het Spaans. Maar in minstens één geval leek er echt even sprake van geestelijke communicatie. Het ging om een sobere droom, waarin mijn vader me mild maar bezorgd toesprak en zei dat hij graag zag dat ik me bekommerde om mijn moeder. Er klonk geen verwijt in door en zijn boodschap berustte voor zover ik kan overzien ook niet op schuldgevoelens. Hij drukte slechts de wens uit dat ik op haar welzijn zou letten nu hij overleden was.

Theoretisch kader
De vraag of het mogelijk is om in dromen contact te maken met overledenen hangt vanzelfsprekend samen met een ruimer theoretisch kader rond een leven na de dood. Indien er geen leven na de dood bestaat, wordt ook de vraag naar contact met overledenen direct al onzinnig. En als je alleen via de normale lichamelijke zintuigen en motoriek contact met iemand kunt maken, is het bij voorbaat uitgesloten dat je in dromen (of daarbuiten) ooit werkelijk te maken krijgt met geestelijke boodschappen uit het hiernamaals.
Merkwaardig genoeg schijnen skeptici te denken dat alleen een wereldbeeld volgens welke er geen ‘rare zaken’als een leven na de dood of telepathie bestaan echt rationeel kan zijn (Rivas 2004). Om die reden beschouwen ze de gedachte van paranormale dromen over overledenen als een soort waan. Ze verwijzen daarbij graag naar correlaties tussen hersenen en geest die volgens hen zouden aantonen dat er geen leven na de dood kan zijn en weigeren gemakshalve om parapsychologisch bewijsmateriaal serieus te nemen. Zelf denk ik dat het weinig zin heeft om steeds maar weer met skeptici in debat te gaan over fundamentele theoretische vraagstukken. Naar mijn mening is er al jaren meer dan voldoende bewijsmateriaal voor persoonlijk overleven na de dood en voor ESP, zodat het idee van telepathische dromen over overledenen beschouwd mag worden als een rationeel en wetenschappelijk concept. De laatste tijd wordt het verschijnsel van telepathische communicatie met een overledene in dromen in het Engels ook wel aangeduid als een "Sleep-state ADC", dat wil zeggen een vorm van After Death Communication die tijdens de slaap plaatsvindt in de vorm van een levendige telepathische droom. De afkorting ADC is populair geworden door het onderzoek van het voormalige echtpaar Bill en Judy Guggenheim (1997).
Eén van de succesvolste methoden van het experimentele parapsychologische onderzoek betreft de zogeheten Ganzfeldmethode (Rivas, 2004). Proefpersonen krijgen daarbij halve pingpongballetjes voor hun ogen en een koptelefoon op waarop alleen ruis te horen valt, met de bedoeling om alle normale externe stimuli zoveel mogelijk uit te sluiten terwijl men zich concentreert op buitenzintuiglijke indrukken. Deze methode is ontwikkeld vanuit de droom-experimenten met ESP van onder andere Montague Ullman en Stanley Krippner aan het Maimonides Medical Centre in New York. De gedachte hierachter is dat mensen in hun slaap minder onderhevig zijn aan zintuiglijke prikkels dan in waaktoestand en berust onder meer op resultaten van onderzoek naar spontane telepathische en precognitieve ervaringen die veelal tijdens dromen optreden. Uit dit alles mogen we afleiden dat wanneer overledenen telepathisch contact met ons zoeken dat contact wel eens extra gemakkelijk zou kunnen plaatsvinden terwijl we dromen.

Afbakening
Zoals ik boven al aangaf, draait natuurlijk niet elke droom over een overledene meteen om telepathisch contact. Dromen hebben heel vaak te maken met associaties en de verwerking van allerlei herinneringen. Soms worden beelden uit het verleden ook gebruikt als symbool. Een overleden moeder kan bijvoorbeeld staan voor een geborgen jeugd (of juist het tegendeel). Dromen over gestorven geliefden kan bovendien te maken hebben met een rouwproces, waarbij men het gemis van de persoon in kwestie een plaats probeert te geven en eventueel ook in het reine tracht te komen met de specifieke omstandigheden waaronder hij of zij overleden is.
Daarom is het zeker belangrijk om vast te stellen in welke gevallen we waarschijnlijk echt te maken hebben met telepathische dromen over overledenen. Daarbij moeten we wel beseffen dat niet alle dromen even duidelijk te categoriseren zijn. Het staat iedereen natuurlijk vrij om zulke dromen naar eigen inzichten te interpreteren. Mijn eigen droom over mijn gestorven vader voelt bijvoorbeeld aan als een geval van echte telepathie, en daar verandert niets aan wanneer ik dat niet nader kan onderbouwen met argumenten.
Bij welke soort dromen is het nu, binnen het algemene theoretische kader van een persoonlijk overleven na de dood plus buitenzintuiglijke waarneming, aannemelijk dat ze werkelijk berusten op een telepathisch contact met overledenen? Ik kan me in elk geval twee typen dromen voorstellen die het gemakkelijkst op die manier geïnterpreteerd kunnen worden:
- Dromen waarin bekende overledenen de dromer informatie verschaffen waar hij of zij van tevoren nog niet over beschikte.
- Dromen over onbekende overledenen die later overeenkomen blijken te komen met de feiten.

Dromen over bekende overledenen
Veel telepathische dromen over iemand die gestorven is, lijken bedoeld om degene die droomt op de hoogte te stellen van het overlijden van de persoon in kwestie. Zo citeert de Franse onderzoeker Camille Flammarion (1923) in zijn klassieke werk Na den dood (2) ene Frédéric Winfield uit Belle-Isle-en Terre (blz. 104): “In de nacht van 25 maart 1880 droomde ik dat ik mijn broer Richard Wingfield-Baker, op een stoel voor mij zag zitten. Ik zei iets tegen hem; hij knikte alleen maar even, bij wijze van antwoord; stond toen op en ging de kamer uit. Ik werd wakker en merkte dat ik overeind stond, met één been op de vloer dicht bij het bed, en het andere op mijn bed en dat ik trachtte te spreken en de naam van mijn broer uit te spreken. De indruk dat deze werkelijk aanwezig was, was zo sterk en het hele droomtafereel was zo levendig geweest, dat ik de slaapkamer uitliep om mijn broer in de salon te zoeken, waar echter niemand was. Ik had toen het gevoel dat er een ongeluk op til was en ik tekende deze ‘verschijning’ op in mijn dagboek, met de opmerking: “God verhoede het!” Drie dagen later ontving ik bericht dat mijn broer die dag overleden was, om half negen, aan de gevolgen van een val bij het jagen.” Sommige parapsychologen die niet uitgaan van de realiteit van een leven na de dood zullen proberen deze droom te verklaren door middel van terugschouw of (crisis)telepathie op het moment van het overlijden zelf. Dit is echter alleen aannemelijker dan werkelijk contact met een overledene als je al bij voorbaat stelt dat er geen overleven bestaat of kan bestaan.
Soms gaat de boodschap die een overledene in een droom verstrekt verder dan alleen dat het gegeven dat hij gestorven is. Zo droomde de moeder van een eigenares van een vermiste Engelse Mastiff, Fife genaamd, dat deze kwispelend op een heuvel stond. De hond keek naar beneden en daar zag de vrouw zijn gehavende, levenloze lichaam. De volgende morgen nam ze haar dochter mee en liep naar de plek waar ze over gedroomd had. Ze vonden het lijf van Fife terug, precies zoals het eruit had gezien in haar droom.
Een bekend geval met informatie die nog niet bekend was aan de dromer is dat van James Chaffin. Het wordt meestal behandeld als een geval van verschijning (Rivas, 2003b), maar deze verschijning vond wel tijdens een droom plaats. Een boer uit North Carolina, James Chaffin, kwam in 1921 plotseling te overlijden bij een ongeluk. In 1905 had hij een testament opgesteld waarin hij zijn hele bezit naliet aan zijn zoon Marshall. Zijn vrouw en andere kinderen kregen niets van de erfenis. In 1925 kreeg een andere zoon, James Chaffin Jr., een droom waarin zijn vader gekleed in een zwarte overjas aan hem verscheen. Hij hield zijn jas op een bepaalde manier vast en trok hem naar achteren. Daarna zei hij: “Je zult mijn testament in de zak van mijn overjas vinden” en verdween weer. James vond de jas en in de binnenzak vond hij een stuk papier met de woorden “Lees het 27e hoofdstuk van Genesis in de oude bijbel van mijn vader”. Toen de bijbel was teruggevonden, stelde James in het bijzijn van getuigen vast dat er tussen dichtgevouwen bladzijdes waarop het 27e hoofdstuk van Genesis was gedrukt een ander testament, van 16 januari 1919.
Het tweede testament werd goedgekeurd door een rechtbank en in december 1925 ten uitvoer gebracht. Skeptici hebben tegen dit geval ingebracht dat het vreemd is dat James Chaffin Sr. zijn tweede testament op zo’n onwaarschijnlijke plaats heeft verstopt. Maar W.H. Salter (1961), die het geval vastlegde voor de Engelse Society for Psychical Research benadrukt dat een Amerikaanse advocaat hem uitlegde dat dergelijk gedrag helemaal niet ongeloofwaardig is voor boeren in die streek.
Voorts zijn er gevallen waarin een overledene in een droom onverwachts laat weten dat hij een levende bijstaat. Flammarion noemt wat dit betreft de ervaringen van Meneer Holbrook, redacteur van de Herald of Health te New York die hem op 30 juli 1884 schreef (blz. 220-221):
“In de lente van 1870 kreeg ik een hevige aanval van bronchitis, waar ik ernstig ziek van was, en daar ik al verscheidene jaren lang ieder voor- en najaar zulk een aanval kreeg, werd ik daar ernstig ongerust over; ik dacht dat die kwaal chronisch zou worden en wellicht een noodlottige afloop zou nemen. Ik was jong en stond aan het begin van een loopbaan, waarin ik lang hoopte te blijven, dus maakte dat vooruitzicht mij zeer neerslachtig.
Eens viel ik in een vrij diepe slaap en had deze droom, welke ik mij nog zeer goed herinner: Mijn zus, die reeds meer dan twintig jaar dood is en die ik bijna vergeten was, kwam naar mijn bed en zei: “Wees toch niet bezorgd over je gezondheid; wij zijn gekomen om je te verplegen; je hebt nog veel te doen in de wereld.” Toen verdween zij en het was of mijn hersenen geëlektriseerd waren door de aanraking met een batterij; de indruk was echter niet pijnlijk, maar heerlijk. De stroom ging omlaag en was heel sterk voelbaar in de borst en de longen. Vandaar verspreidde hij zich tot in de uiteinden van de ledematen en veroorzaakte een aangename warmte. Ik werd bijna onmiddellijk daarop wakker en voelde mij heel lekker. Sindsdien ben ik nooit meer ziek geweest. De verschijning van mijn zuster was heel vaag, maar haar stem heel duidelijk. Er was mij nog nooit iets dergelijks overkomen en nadien overkwam mij ook nooit meer zoiets.”
Veel recenter hebben Anny Dirven en ik een vergelijkbare ervaring bestudeerd van haar man, Wim Stevens (Rivas & Dirven, 2004). Deze kreeg op 4 oktober 2002 terwijl hij herstellende was van een hartinfarct een droom over een jong meisje dat hij niet herkende. Het meisje vertelde hem dat ze hem “al eerder had willen helpen”, maar dat hij toen nog te ziek was. Wim werd, zoals in die periode wel vaker gebeurde, rond kwart voor 4 ’s ochtends bezweet wakker. Alleen voelde hij zich, anders dan andere dagen, heel fijn. Hij kon elke lichamelijke houding aannemen zonder ergens last van te krijgen. De dagen ervoor had hij ’s morgen telkens pijn bij het ontwaken en was zijn lichaam verkrampt geweest. Vandaar dat hij deze ochtend nog even “Dank je wel!”zei tegen het meisje uit de droom. Hij voelde zich erg ontroerd door de droom en wou hem dan ook direct kwijt aan zijn vrouw Anny Dirven, een paranormaal genezeres. Toen zij mij hierover had ingelicht, liet ik haar vragen aan Wim of hij soms een jong meisje kende dat pas geleden gestorven was? Anny Dirven kreeg daarbij onaangekondigd de naam We(e)gels ‘door’. Dit soort mogelijk indrukken had zij daarvoor al wel eens eerder gekregen over andere onderwerpen, zodat ze er ook nu wel enige waarde aan hechtte. Anny liep naar beneden en vroeg Wim of deze naam hem misschien iets zei.Wim reageerde als volgt: “Hoe kom je daaraan? Dat heb ik jou nooit verteld. Dat waren vroeger in mijn jeugd onze buren en ze woonden toen in Budel Dorplein. En daar kwam ik veel. Daar hadden ze een meisje dat Mia heette. Ze is met 10 of 11 jaar overleden. Ik kan dat nog zo voor mijn geest halen. Ze kreeg vaak de stuipen en was heel dik van het vocht dat haar lichaam vasthield. Ze zag eruit alsof ze helemaal was opgeblazen en is op een gegeven moment gestikt. Op het laatst van haar jonge leven lag ze op bed en ze kwam er niet meer uit. Ik speelde spelletjes met haar, zoals kaarten, raadseltjes en mensergerjeniet, enz.” Anny stelde enkele weken later via via vast dat het meisje dat Wim in zijn jeugd vaak gezelschap had gehouden inderdaad Mia Weegels heette. Het meisje was geboren op 26 september 1933 en aan haar ziekte overleden in augustus 1942, dat wil zeggen op ongeveer negenjarige leeftijd, toen Wim zelf zo’n elf jaar oud was. Wim en Anny zijn er allebei van overtuigd dat ze het nooit met elkaar over dit meisje hadden gehad voordat de droom ter sprake kwam.
Nog een volgende categorie betreft zogeheten telepathische ‘departing’ of ‘departure dreams’ in verband met gevallen van jonge kinderen met herinneringen aan vorige levens (Stevenson, 1987, 1997). Ze vormen de tegenhanger van aankondigingsdromen waarbij iemand in de naaste omgeving van zo’n kind informatie doorkrijgt over zijn of haar vorig leven. Bij departing dreams is de overledene bekend aan de dromer en vertelt hij deze over zijn lotgevallen na de dood. Een voorbeeld daarvan wordt beschreven door Ian Stevenson in zijn Reincarnation and Biology. Ali Köyabasi uit Hatun Köy (Turkije) werd in januari 1963 vermoord. Slechts enkele dagen later werd er in de plaats Büyükdere een jongen genaamd Mehmet Samioglu geboren. Rond zijn tweede jaar maakte deze zich bekend als de reïncarnatie van Ali, de zoon van Süleyman Köybasi uit Köy. Na de dood van Ali had zijn vrouw Emine van tevoren al gedroomd dat hij wedergeboren was in het district van Büyükdere. Stevenson vermeldt in zijn boek Children who remember previous lives dat dit type dromen ook nog voorkomt nadat het kind al enige tijd bij zijn nieuwe familie woont (blz. 100): “In één zo’n geval droomde moeder van een man die overleden was, dat haar zoon aan haar verscheen en zei: “Help! Ik ben bij een arme familie beland. Kom me redden”. Ze kreeg voldoende informatie in de dromen om het kind op te sporen, die (later) herinneringen had aan het leven van haar zoon. In twee andere gevallen deelde een veronderstelde persoonlijkheid uit het vorige leven van een baby zijn ontevredenheid met de situatie van die baby mede (via een droom van een familielid uit het vorige leven). In één geval, klaagde de vorige persoonlijkheid erover dat de vader van de baby teveel alcohol dronk; in het andere beweerde de vorige persoonlijkheid dat de moeder van de baby hem vooral te eten gaf als het haar uitkwam, en niet zozeer wanneer hij er behoefte had, en dat bezorgde de baby honger.”
Tot slot zijn er ook nog dromen over een overledene die later inhoudelijk bevestigd worden door een kind dat beweert diezelfde overledene te zijn geweest in zijn vorige leven. Wat dit betreft heb ik zelf al meermalen gewezen op het geval van de Indiase jongen Veer Singh die zich een vorig leven herinnerde als ene Som Dutt (Rivas, 2003a). Ian Stevenson beschrijft interessante herinneringen van Veer Singh aan een tussenperiode tussen zijn vorige leven en het huidige, die overeenkwamen met dromen van de moeder van Som Dutt (blz. 328-329): “Hij zei dat hij alle familieleden die alleen van huis gingen had begeleid [als geest]. Deze uitspraak kwam overeen met een droom die de moeder van Som Dutt enkele maanden na zijn dood had gehad (in oktober 1937), waarin Som Dutt aan haar verscheen en vertelde dat zijn oudere broer, Vishnu Dutt, ’s nachts naar jaarmarkten ging en dat hij [dat wil zeggen als de overleden Som Dutt] hem daarbij vergezelde. Oktober is een maand van religieuze festivals en jaarmarkten, met name de zogeheten Ramlila. Bindra Devi [Som Dutts moeder] wist niet dat Vishnu Dutt het huis verliet om naar de jaarmarkten te gaan, maar vroeg hier na haar droom naar en stelde toen vast dat dit waar was. Vishnu Dutt bevestigde dit tegenover mij.”

Onbekende overledenen
Er is relatief weinig bekend over dromen over overledenen die de dromer van tevoren onbekend waren. Mogelijk dromen we allemaal wel eens over historische overledenen zonder dat te beseffen en zonder dat dit later duidelijk wordt, doordat er te weinig informatie in de droom voorkomt die we op de een of andere manier zouden kunnen toetsen. Toch zijn er wel enkele gedocumenteerde ervaringen bekend op dit gebied.
Misschien wel het voornaamste type droom over onbekende overledenen betreft de telepathische aankondigingsdromen van met name aanstaande moeders of iemand in hun omgeving (de tegenhanger van de reeds genoemde ‘departing dreams’) over zielen die bij hen zouden reïncarneren (Rivas, 2002). Sommige aankondigingsdromen hebben betrekking op bekende overledenen, maar andere betreffen een onbekende. Een voorbeeld daarvan betreft de Turkse jongen Necip Ünlütaşkıran uit de stad Adana (Stevenson, 1997). Ik heb dit geval al eerder beschreven in een artikel over verschijningen (Rivas, 2003b), omdat dromen over overledenen en verschijningen in dromen in feite op hetzelfde neerkomen. De jongen had allerlei moedervlekken op zijn hoofd, gezicht en bovenlichaam. Rond zijn geboorte droomde Celile, de aanstaande moeder, twee keer over een man die zichzelf Necip noemde en aankondigde dat hij naar haar toe zou komen. Hij vertelde dat hij uit de plaats Mersin kwam en neergestoken was. Op dat moment hadden de ouders al een naam voor de jongen bedacht, namelijk Malik, maar naar aanleiding van de droom besloten ze zijn naam te veranderen. Aangezien er echter al een kind in de familie was dat Necip heette, noemden zijn ouders hem Necati. Zodra het kind kon praten, stond hij er zelf op dat hij Necip genoemd zou worden. Pas later vertelde hij over een vorig leven onder die naam in de plaats Mersin. Hij noemde nog andere details, onder meer dat hij aan het einde daarvan doodgestoken was en hij wees aan op welke plekken hij geraakt was. Later wist men ene Necip Budak te traceren die overeenkwam met de verhalen van de jongen. De huidige familie had nooit eerder van deze man gehoord.
Een relatieve nieuwkomer in de literatuur over contact met overledenen wordt gevormd door verhalen over telepathisch contact met overleden donoren van afgestane organen.
Een dergelijk geval draait om ene Claire Sylvia en is zelfs besproken door de serieuze filosoof Stephen Braude (2003). Claire Sylvia (1997) was een danseres die optrad met diverse dansgezelschappen. In de lopen der jaren ging haar gezondheid achteruit en moest ze een hart- en longtransplantatie ondergaan. Kort na de transplantatie kreeg ze vreemde, erg levendige dromen over een jonge man die ze niet herkende. Uiteindelijk legde ze zelf een link met de 18-jarige orgaandonor wiens hart en longen ze had gekregen. Ze kwam naar eigen zeggen via haar dromen achter allerlei details van de donor, waaronder ook zijn naam, Tim L. Vervolgens trok ze deze gegevens na en ontmoette ze de nabestaanden van de jongeman om haar ervaringen met hen te delen. De verificatie bleek niet eenvoudig, omdat het ziekenhuis haar geen informatie over de donor wou verschaffen. Om het nog vreemder te maken, kreeg een vriend van haar, Fred Stern, een droom over een bezoek aan een openbare bibliotheek. Claire en Fred waren daarin naar de kelder van die bibliotheek gegaan en ze waren daar een artikel tegengekomen in de Portland Newspaper over een ongeluk dat kort voor haar operatie had plaatsgevonden. Het verhaal zou betrekking hebben op de donor. Claire en Fred bezochten daarop samen de bibliotheek op zoek naar krantenartikelen over relevante ongelukken. Op die manier kwamen ze er achter dat er een dag voor de transplantatie een 18-jarige jongen, Tim L. geheten, was omgekomen bij een ongeluk met zijn brommer. Sommigen, waaronder nota bene Claire Sylvia zelf, concluderen uit haar belevenissen dat mensen na een orgaantransplantatie sterk beïnvloed kunnen worden door de ziel van de overledene die als het ware nog in de organen of cellen zou huizen en daarmee als het ware kunnen gaan ‘fuseren’. Dit zou zelfs leiden tot vergaande veranderingen in de persoonlijkheid van de ontvanger van de gedoneerde organen. Claire Sylvia zou zo door de transplantatie ‘mannelijker’ zijn geworden en dol op snacks en bier. De auteur Arjen Rienks (1999), redacteur van het tijdschrift Wisselwerking van de Nierpatiëntenvereniging LVD beweert overigens dat het geval van Claire Sylvia waardeloos is, omdat allerlei uitspraken van haar over karaktereigenschappen van Tim uiteindelijk niet bleken te kloppen (3) en omdat ze wel degelijk al over voorkennis zou hebben beschikt voordat ze op onderzoek uitging. Helaas doet hij dit zelf weer in het mijns inziens niet bijster betrouwbare Skepter, zodat het voorlopig de vraag blijft of het geval nu wel of niet op waarheid berust. Als we daar uiteindelijk wel van uit mogen gaan, is ook in dergelijke gevallen de interpretatie in termen van telepathische dromen veel aannemelijker dan de verklaring van Claire Sylvia zelf.

Dromen en contact
Het is al langer bekend in de parapsychologie dat dromen een extra goed medium vormen voor telepathisch contact. Uitgaande van het bestaan van een bewust overleven na de dood en van telepathie, mag je zoals gezegd al bij voorbaat uitgaan van de mogelijkheid van telepathische dromen over overledenen. Zoals we hebben gezien, bestaat hier ook echt deugdelijk bewijsmateriaal voor. Naarmate meer mensen doordrongen worden van de rationaliteit van het concept van telepathische dromen over overledenen, zal de parapsychologie nog beter in staat zijn hier licht op te werpen. Het oude concept van zielen die in dromen contact hebben met levenden is geen "bijgelovige platitude" (Nanninga, 1998), maar verdient het nader wetenschappelijk uitgewerkt te worden.

Noten
(1) Met dank aan Joseph van der Put en Anny Dirven.
(2) De Nederlandse vertaling van Après la mort, het derde deel van de trilogie La mort et son mystère. De andere delen heten Avant la mort en Autour de la mort. Ik hou hier de nieuwe spelling aan bij het citeren van de vertaling.
(3) Rienks beweert zelfs dat familieleden van Tim om die reden het contact met Claire Sylvia verbraken.

Literatuur
- Barbanell, S. (1940). When your animal dies. Londen: Spiritualist Press.
- Braude, S.E. (2003). Immortal Remains: The Evidence for Life after Death. Rowman & Littlefield, 2003.
- Flammarion, C. (1923). Na den dood. Zalt-Bommel: P.M. Wink.
- Guggenheim, B., & Guggenheim, J. (1997). Hello from Heaven: A new field of research - After-Death Communication confirms that life and love are eternal. Bantam.
- Nanninga, R. (1998). Zin in andermans bier (Parariteiten). Skepter, 11, 4.
- Rienks, A. (1999). Met hart en ziel: een ander mens dankzij een transplantatie. Skepter, 12, 1.
- Rivas, T. (2002). Signalen uit de hemel. Prana, 129, 63-68.
- Rivas, T. (2003a). Uit het leven gegrepen: beschouwingen over een leven na de dood. Delft: Koopman & Kraaijenbrink.
- Rivas, T. (2003b). Spoken bestaan: geestverschijningen met paranormale informatie. Prana, 135, 75- 85.
- Rivas, T. (2004). Encyclopedie van de Parapsychologie van A tot Z. Rijswijk: Elmar.
- Rivas, T, & Dirven, A. (2004). Dankbaarheid bij overledenen: Twee mogelijke gevallen. Tijdschrift voor Parapsychologie, 2, 16-19.
- Salter, W.H. (1961). Zoar, or The Evidence for Psychical Research Concerning Survival. Londen: Sidgwick and Jackson.
- Schul, B. (1977). The psychic power of animals. Londen: Coronet.
- Stevenson, I. (1987). Children who remember previous lives: A question of reincarnation. Charlottesville: University Press of Virginia.
- Stevenson, I. (1997). Reincarnation and Biology: A contrib ution to the etiology of birthmarks and birth defects. Westport/Londen: Praeger.
- Sylvia, C., & Novak, W. (1997). A Change of Heart: a Memoir. Warner Books.


Dit artikel werd gepubliceerd in Prana, april/mei 2006, nr. 154, 29-35.

Spiritualiteit, vrijheid en engagement

Contact: titusrivas@hotmail.com