Titel

Egocentrisme

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 8 November, 2006)

Samenvatting

Levensbeschouwelijk artikel van Titus Rivas over de verschillende verschijningsvormen en gevolgen van egocentrisme. De auteur onderzoekt ook de alternatieven voor dit fenomeen.


Tekst


Egocentrisme

door Titus Rivas

Inleiding
Het woord "egocentrisch" heeft geen positieve klank in onze taal. Men bedoelt daarmee dat iemand "alleen maar aan zichzelf denkt", en geen rekening houdt met de visie of de belangen van anderen. Het begrip "egoïsme" staat dan ook niet los van het begrip "egocentrisme", maar is er de uitingsvorm van op moreel gebied. In deze paper wil ik stilstaan bij een paar vormen van egocentrisme die men begripsmatig van elkaar kan onderscheiden en met name ook kijken naar de kwalijke gevolgen daarvan.

Het ik als centrum
Ieder van ons is een subject met een eigen beleving van en kijk op de realiteit. Iedereen wordt bepaald en evolueert door zijn of haar persoonlijke interacties met de werkelijkheid. Het subject leeft in die zin in een unieke subjectieve, dynamische werkelijkheid, waarvan het werkelijk het centrum is. Dit inzicht is echter niet hetzelfde als egocentrisme. In het egocentrisme wordt het ik niet beschouwd als centrum van de eigen subjectieve werkelijkheid, maar het ik wordt beleefd als het absolute middelpunt van de objectieve werkelijkheid. De eigen persoon wordt dus opgevat als de zaak waarom de hele wereld draait. De Franse filosoof Levinas (1994) omschrijft dit als volgt: "Zonder buitenwereld, een binnenwereld waarvan het centrum door hem in beslag wordt genomen, een bewustzijn dat zich er niet om bekommert zijn positie te bepalen" (blz. 30). Wij kunnen niet voorbijgaan aan ons zelf als middelpunt van onze eigen wereld - de goede relatie met zichzelf is het uitgangspunt van elke andere relatie - zonder dat kunnen wij ook geen relaties aangaan met anderen, anderen niet erkennen als middelpunt van hun eigen wereld, en niets delen met elkaar. Het is dus zoals gezegd niet het erkennen van de persoon als middelpunt van een subjectieve leefwereld die egocentrisch moet heten, maar juist het ontkennen van het feit dat het gaat om een subjectieve wereld. De egocentricus weet helemaal niet dat hij subjectief en objectief met elkaar verwart, of hij ontkent het verschil daartussen. Hij ontkent dat de objectieve werkelijkheid in psychische zin bestaat uit een immens aantal subjectieve werkelijkheden gecentreerd in een enorm aantal subjecten.

Gradaties
Het egocentrisme is in feite een fase in de ontwikkeling van het sociale bewustzijn. Bij deze fase is men zich al wel bewust van het eigen perspectief, maar niet van dat van anderen. Het eigen perspectief valt dan dus samen met het enig mogelijke. De meest primitieve vorm die men zich globaal kan voorstellen, is het egocentrisme waarbij men wel besef heeft van het eigen perspectief, maar anderen nog niet eens als subjecten beschouwt, alleen als een soort voorwerpen. Het is duidelijk waarom dit stadium niet lang kan duren in het sociale contact met anderen, omdat mensen het over het algemeen niet pikken om als objecten te worden behandeld. Dit stadium wordt dan ook terecht beschouwd als een geestesziekte, horend bij het autisme-spectrum (Monks & Knoers, 1975). Het woord "autisme" verwijst naar Grieks autos = zelf; de patiënt zou alleen zichzelf als subject zien, en anderen praktisch alleen als dingen. Iemand met een ernstige vorm van autisme is door zijn bijna complete egocentrisme niet of nauwelijks in staat tot sociale interactie met anderen: hij is zich niet eens zo sterk bewust van die anderen. Zoals bekend zijn er echter veel gradaties van autisme (binnen het zogeheten autisme spectrum) zodat sommige mensen met een autistische beperking zelfs heel redelijk tot echt goed met anderen om kunnen gaan en ook een sterke affectieve band met hen hebben.

Een volgend hoofdstadium van egocentrisme dat ik me kan voorstellen behandelt de anderen als meer of minder geslaagde versies van zichzelf. Als de ander als meer wordt geslaagd wordt ervaren, kan men jaloers worden of zich minderwaardig voelen. Als de ander als minder geslaagd wordt ervaren, kan men zich dominant, paternalistisch of intolerant opstellen. Deze vorm van egocentrisme behandelt de anderen dus wel als subjecten, maar niet met een eigen perspectief. Het perspectief dat anderen hebben op dingen wordt voorgesteld als een afgeleide van het eigen perspectief. Er is maar één levenshouding, die van de egocentricus zelf, en daarbinnen is men meer of minder geslaagd bezig. Geen wonder dat deze vorm van egocentrisme gepaard gaat men een gedachte dat men in gezelschap centraal moet staan en de show moet stelen. Sociaal contact is namelijk een vorm van competitie. We zijn allemaal hetzelfde volgens deze fase, en we concurreren daarbij allemaal met elkaar. Bij dit stadium gaat het dus om autoriteit, macht en aanzien.

Een derde fase van egocentrisme tenslotte benadert anderen al niet meer als concurrerende duplicaten van zichzelf, maar de eigen ervaring wordt nog wel als maatstaf genomen. Een typische uitspraak hierbij is "Ja, maar ik heb dat zelf ook meegemaakt, en toen heb ik dat toch ook niet gewild, gevoeld of gedaan". Er is dus al een begin van empathie (inleving) en daarvan afgeleid ook sympathie en betrokkenheid, maar het is een egocentrisch soort empathie. Men vraagt zich steeds af hoe men zelf in een vergelijkbare situatie zou hebben gereageerd, in plaats van te proberen te begrijpen waarom een ander vanuit zijn eigen perspectief op een bepaalde manier heeft gehandeld. Ook deze fase kan dus nog leiden tot intolerantie en bevoogding. Men zou dit dus zoals gezegd een egocentrische vorm van empathie kunnen noemen, conditionele empathie met andere woorden. Bij dit stadium hoort moralisme, het beoordelen van anderen op basis van starre regels, afgeleid van het eigen gedrag en van de eigen voorkeuren.

Het voorgaande kan men relateren aan de ideeen van Kohlberg en Kierkegaard. Kohlberg (1976) onderscheidt de volgende fasen in de morele ontwikkeling van kinderen: De preconventionele fase waarbij de beoordeling van gedrag zuiver plaatsvindt op basis van beloning en straf, dus volledig egocentrisch. In de tweede, conventionele fase staat moraal gelijk aan conformisme. En pas in de postconventionele fase ontwikkelt men een persoonlijke stellingname, meer onafhankelijk van gevestigde normen. Kierkegaard (1974) spreekt op zijn beurt ook van drie fasen. Allereerst heb je de esthetische fase, waarin mensen alleen maar gericht zijn op hun eigen plezier en genoegen. Ten tweede heb je de moralistische fase waarin ze streng en paternalistisch zijn voor zichzelf en anderen. En tenslotte heb je de religieuze fase van mildheid en mededogen.

Algemene gevolgen van egocentrisme
Nogal wat (leden van) diersoorten zullen grotendeels egocentrisch door het leven gaan. We kunnen zien dat dit gepaard gaat met dominantiedrang en competitie. Inleving is in zo'n geval over het algemeen beperkt, waar aanwezig grotendeels instrumenteel en gericht op voordelen. Dit sluit trouwens helemaal niet uit dat individuele dieren sterke banden kunnen hebben met andere dieren of mensen, en in die zin dus niet overwegend egocentrisch zijn. Voor sommige diersoorten zal dit zelfs standaard gelden, met name bij diersoorten met een sterk ontwikkelde sociale intelligentie. Bij zulke soorten zijn vriendschappelijke banden en mededogen met andere individuele dieren eerder regel dan uitzondering.

Een voorbeeld van egocentrisme bij dieren: een roofdier zal zich wel voorstellen welke tactiek de haas die hij achtervolgt, bedenkt om aan hem te ontkomen, maar hij zal zich niet inleven in het leed dat hij de haas met zijn achtervolging en het mogelijke vangen zal aandoen. Voor een lezing over mededogen bij dieren zie echter: Mededogen en betrokkenheid bij dieren.

In de mensenmaatschappij zien we de meedogenloze competitie als gevolg van egocentrisme. Ook oorlogen en allerlei kleinere vormen van twisten tussen mensen, inclusief binnen individuele banden, zijn -naast aan communicatie-stoornissen- aan egocentrisme toe te schrijven: aan te weinig of inadequate empathie. In het algemeen zijn egocentrische mensen uit op onderschikking van de wereld aan hun perspectief. In de ernstigste vorm uit zich dit in slavernij van anderen, die gezien worden als slechts voorwerpen. In zekere zin zijn de meeste mensen collectief egocentrisch (antropocentrisch namelijk) als het om dieren gaat, die net als de slaven van vroeger, behandeld worden als zouden zij iemands eigendom, dingen zijn. Slavernij bestaat zelf ook weer in allerlei gradaties natuurlijk, en veel economische machtsverhoudingen, huwelijkse betrekkingen en ouder-kind relaties zijn in een bepaalde mate gebaseerd op het voorbij gaan aan de subjectieve belangen van anderen. Naast in slavernij uit egocentrisme zich ook in oneerlijkheid. Aangezien voor een egocentrisch iemand de wereld draait om zijn eigen perspectief, neemt hij het vaak niet zo nauw met fysieke feiten of de motieven en beleving van anderen bij allerlei gebeurtenissen.

Negatieve gevolgen van soorten egocentrisme
Nu bekijk ik de gevolgen van de verschillende hoofdsoorten egocentrisme die ik heb onderscheiden:

1. Extreem egocentrisme. Iemand die extreem egocentrisch is, ziet anderen primair als objecten. Als zo iemand de wereld zou regeren, zou letterlijk alles om zijn of haar wensen draaien. Echter, in tegenstelling tot de volgende soort egocentrisme zal hij niet sadistisch kunnen zijn, omdat de anderen niet echt als gevoelige wezens worden beleefd, een voorwaarde voor sadisme. Dat maakt in feite ook waarom dergelijke mensen de wereld niet kunnen regeren: ze anticiperen te weinig op andermans beleving van dingen en kunnen die daardoor onvoldoende manipuleren.

2. Competitief oftewel instrumenteel egocentrisme. Deze vorm van egocentrisme is expansief, agressief, intolerant en angstig. Het is gebaseerd op beperkte inleving ten behoeve van manipulatie. De anderen worden wel opgevat als subject, maar niet als gelijkwaardig subject: Alles is hiërarchisch geordend. Deze vorm van egocentrisme leidt staatkundig tot een totalitaire en mogelijk ook militaristische samenleving. Het maakt gelijkwaardige, liefdevolle relaties onmogelijk.

3. Projecterend egocentrisme. Deze vorm van egocentrisme kenmerkt zich door een vrij grote mate van inleving, maar toch teveel gestandaardiseerd naar de eigen beleving toe. Men is dus bevooroordeeld en in zekere zin conventioneel. Dit beperkt de inleving in anderen, leidt tot onterechte veroordeling en onbegrip. De samenlevingsvorm die hierbij hoort is de conservatieve, paternalistische staat met relatief weinig vrijheden.

Tegenover egocentrisme staat empathisch polycentrisme
Tegenover egocentrisme, en speciaal de (im)morele uitingsvorm hiervan: het egoïsme, stelt men nogal eens het altruïsme. Levinas (1994) kent aan de ethiek, de intersubjectieve relatie, zelfs het primaat toe in plaats van aan de ontologie. Levinas leidt het egocentrisme af uit de zorg van de mens om het zijn, uit zijn instinct tot zelfbehoud. Het eigenlijke mens zijn begint voor Levinas pas in het "zich-aan-de-ander-toewijden". Hij stelt dat het existentiele avontuur van de de naaste het ik meer doet, dan dat van hemzelf. Daarbij wordt volgens Levinas de mens een ik dat uniek is en niet langer een willekeurig individu van de menselijke soort. Dit is echter een overmatig reductionistisch alternatief. Men moet zijn eigen perspectief en van daaruit zijn eigen belangen niet verloochenen als men betrokken wil zijn bij en wil geven om perspectief en belangen van anderen. Net zoals het niet goed is, en kwalijke gevolgen heeft om geen rekening te houden met de subjectieve beleving van anderen, is het niet goed en kwalijk als men geen rekening houdt met de eigen subjectieve beleving. De eerste verantwoordelijkheid in je leven ben en blijf jijzelf. Vandaaruit is het pas echt mogelijk om ook om anderen te geven. Waarom zou je om anderen geven, als je zelf niet de moeite waard bent? Dit is de fundamentele kritiek die men tegen de reductionistische variant van het altruïsme als positie kan aanvoeren. In plaats van eenzijdig altruïsme ("altrocentrisme") zou ik daarom willen pleiten voor empathisch pluralisme oftewel polycentrisme. Men moet de ander en diens wereld proberen te begrijpen zoals hij of zij zichzelf begrijpt. Dit dient het uitgangspunt te zijn. Je hoeft het niet eens te zijn met diens zelfbeeld of levensbeschouwing, maar als je het niet kent, heeft het ook geen zin om het te bekritiseren. Dit is het wezen van echte communicatie: Echte communicatie richt zich op de boodschap van de ander, en doet daar wat mee: reageert erop, stemt ermee in, bestrijdt het, vult het aan, etc. Daarom dat egocentrische mensen zo slecht kunnen communiceren. Ze zijn domweg niet geïnteresseerd in andermans boodschap. Ze gaan daaraan voorbij. Ze negeren de ander en zien hem of haar niet als apart subject. Pas als we ons realiseren dat iedereen een subject is met een eigen belevingswereld en dat we niet alwetend zijn, heeft communicatie zin. Dit is ook wat libertaire socialisten en anarchisten bedoelen met een term als "individualisme": juist geen egocentrisme of egoïsme, maar het respecteren van het individu zoals het zichzelf beleeft, van binnenuit dus, in plaats van buitenaf. In het sociale individualisme, een term die we onder andere bij de anarchist Proudhon tegenkomen (Woodstock, 1986), zie je dat dit polycentrisme niet hoeft te leiden tot manipulatie maar juist de basis vormt voor betrokkenheid en solidariteit met anderen. In het sociale individualisme zie je dus een polycentrische combinatie van de goede kanten van het egocentrisme en het altruïsme. De ander wordt erkend als waardevolle unieke ander, maar zonder zichzelf als even waardevol wezen te verloochenen. In de wederzijdse vriendschap tussen twee polycentrische individuen zie je de mooiste uiting van deze orientatie.

Egocentrisme en het leven op aarde
Het op grote schaal aantasten van de natuur en daarmee ook van de habitat van allerlei diersoorten, wordt terecht in verband gebracht met het egocentrisme van de mens. Collectief beschouwd stelt de mens zich vaak in het middelpunt van de realiteit. Dit noemen we antropocentrisme. Antropocentrisme uit zich dus in de verhouding van veel mensen tot de natuur, maar ook en misschien nog wel schrijnender, in de verhouding van mensen tot de dieren in de landbouw en andere dieren die voor menselijke doeleinden worden gebruikt. Het feit dat veel mensen vlees eten, wordt vaak zelfs goed gepraat met een antropocentrische theorie: De dieren zouden door God of de natuur als het ware bedoeld zijn voor de "kroon van de schepping", homo sapiens sapiens. Ze hebben geen waarde op zichzelf, geen intrinsieke waarde, maar zijn er als gebruiksvoorwerpen of voedselbronnen van de mens. In het beste geval zijn ze bedoeld als gezelschapsdieren, dat wil zeggen de huisdieren. Nu stelt men nogal eens een zogeheten "ecocentrisme" tegenover het egocentrisme van de mens. Door het ecosysteem centraal te stellen in plaats van de mensenwereld, zou men de natuur en de dieren kunnen redden. Echter, het ecosysteem is helemaal geen moreel systeem: Individuen worden opgeofferd aan het grotere geheel. Het is in die zin vergelijkbaar met een totalitaire staat. Een beter alternatief voor het antropocentrisme is dan ook opnieuw het empathische polycentrisme. We moeten rekening houden met ieder individu. Vertaald naar het vraagstuk van de dierenrechten, betekent het ecocentrisme dat je alleen rekening houdt met de verschillende diersoorten. Zolang die niet bedreigd worden, is er niets aan de hand. Het polycentrisme daarentegen houdt rekening met ieder individueel dier. De meest consequente persoonlijke ethiek die daaruit volgt, is het veganisme. Als men geen enkel dier onnodig wil schaden, doet men afstand van het gebruik van alle onnodige dierlijke producten, omdat het genot en gemak daarvan niet opweegt tegen het subjectieve leed van individuele dieren.

Het individu voorop, niet het collectief
Het egocentrisme leidt altijd tot een soort vanzelfsprekendheid. Wat men zelf ervaart, is vanzelfsprekend. Als men dus opgevoed wordt als een lid van een groep, bijvoorbeeld mannen of vrouwen, blanke of zwarte mensen, Turken of Koerden, dan wordt die groep automatisch een vanzelfsprekende grootheid waarvoor het waard is te vechten. Leden van andere groepen zijn maar raar en in zekere zin niet gelijkwaardig aan de persoon zelf. Op deze manier zijn verschijnselen als etnocentrisme en racisme, maar ook het hier boven al besproken speciesisme (discriminatie op grond van diersoort; zie Singer, 1990) gemakkelijk te verklaren. De oplossing van dit probleem ligt daarom ook niet in de erkenning van de gelijkwaardigheid van groepen, maar in het doorbreken van het egocentrisme. Pas doordat men anderen als individuen leert zien, kan men collectivistisch georiënteerde denkbeelden opgeven.

Literatuur
- Levinas, E. (1994). Tussen ons: Essays over het denken aan de ander. (oorspronkelijk: Entre nous). Baarn: Uitgeverij Ambo.
- Kierkegaard, S. (1974). Gesammelte Werke. Dusseldorf: Diederichs.
- Kohlberg, L. (1976). Moral stages and moralisation, the cognitive developmental approach. In: Th. Lickona (ed.) Moral development and behavior. New York: Holt.
- Monks, F.J., & Knoers, A.M.P. (1975). Ontwikkelingspsychologie: Inleiding tot de verschillende deelgebieden. Nijmegen: Dekker van de Vegt.
- Piaget, J., & Inhelder, B. (1973). Die Psychologie des Kindes. Freiburg i. Br.: Walter.
- Singer, P. (1990). Animal Liberation. Londen: Jonathan Cape.
- Woodcock, G. (1986). Anarchism: A history of libertarian ideas and movements. Harmondsworth: Penguin Books.

Dit stuk werd begin jaren 2000 online geplaatst op de verdwenen website Kritisch.

Reacties? Mail naar: titusrivas@hotmail.com