Titel

Kees: herinneringen aan een vorige incarnatie en een tussenperiode

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 15 November, 2006)

Samenvatting

Een Nederlandse jongen, 'Kees', had al op jonge leeftijd herinneringen aan een vorige incarnatie en aan een spiritueel voorbestaan tussen het vorige leven en het huidige. Een uitvoerig verslag.


Tekst


Kees: Een Nederlands geval van herinneringen aan een vorige incarnatie met herinneringen aan een toestand tussen dood en wedergeboorte

Titus Rivas

"Als de ziel een onsterfelijke natuur bezit en als zij incarneert in ongeboren lichamen, hoe komt het dan dat we ons nooit iets herinneren van de tijd daarvoor en waarom hebben we dan zelfs de niet de minste herinneringen aan onze toenmalige daden?"
Lucretius, De Rerum Natura.

Samenvatting: Een theologe wees de auteur op het bestaan van een interessant Nederlands geval van herinneringen aan vorige levens, het geval Kees (pseudoniem). De jongen vertelde zijn moeder voor het eerst over zijn vorige leven toen hij ongeveer 4 jaar oud was. Bovendien vertelde hij haar later over een tussen-toestand na zijn traumatische, gewelddadige dood.
De auteur slaagde erin de jongen rond zijn elfde te interviewen, toen hij nog steeds de meeste herinneringen had behouden. Hoewel het geval onverifieerbaar is, lijkt het tenminste drie paranormale kenmerken te bezitten. Ten eerste, de correct uitgesproken Franse naam van de vorige persoonlijkheid van Kees: Armand. Ten tweede, zijn levendige herinnering aan de manier waarop hij was gestorven en het feit dat dit een algemene fobie voor de dood teweegbracht. Ten derde, zijn sterke emoties n.a.v. het opnieuw kloppen van zijn hart nadat dat was opgehouden met kloppen toen hij stierf. Bovendien lijkt de hele structuur van het geval klassiek, en overeen te komen met de bevindingen van andere onderzoekers overal ter wereld. Daarom wordt de casus geïnterpreteerd als een reëel geval van herinneringen aan een vorig leven en aan een toestand tussen twee levens. Tenslotte wordt stilgestaan bij de fobie die Kees oorspronkelijk had, een overeenkomst tussen een naam die zijn moeder hem oorspronkelijk had willen geven en "Armand", de duur van de tussenperiode, een mogelijk extern 'karmisch' verband, en het taboe op reïncarnatie in Nederland.

Inleiding
Op 8 februari 1997 werd ik in de hoedanigheid van onderzoeker verbonden aan de stichting Athanasia (1) benaderd door ene mevrouw Marja M.-V. Dit naar aanleiding van een verzoek van Dr. Joanne Klink, een theologe die een belangrijk werk heeft geschreven over gevallen van herinneringen aan vorige levens (2) met wie ik over dit onderwerp had gecorrespondeerd. Mevrouw M-V. stuurde mij enkele artikelen uit populaire tijdschriften (Libelle en Aktueel) toe met betrekking tot haar zoon, die om redenen van privacy in het vervolg op eigen verzoek aangeduid zal worden met de naam 'Kees'. De artikelen bevatten volgens Mevrouw M.-V. overigens belangrijke onnauwkeurigheden. Bovendien riepen ze allerlei vragen bij mij op, die ik op 6 maart 1997 schriftelijk aan haar stelde. Zowel Mevrouw M.-V. als haar zoon Kees beantwoordden mijn vragen telefonisch op 15 april 1997. Om de lezer niet te vermoeien met een zinloze herhaling van de gegevens, zoals deze in de afzonderlijke artikelen aan bod kwamen en uiteindelijk door middel van mijn vragen gereconstrueerd werden, zal ik in deze bijdrage alleen de uiteindelijke reconstructie presenteren, die ik vervolgens nader zal beschouwen.

1. Reconstructie
Kees werd geboren op vrijdag 13 juni 1986 rond 17.00 uur in het Diaconessenhuis te Utrecht als zoon van een verpleegkundige (Marja) en een medewerker van het KNMI. De geboorte was niet gemakkelijk, hoewel de jongen niets bijzonders mankeerde. Zijn moeder had eerder vijf miskramen gehad. Ze heeft Kees naar haar eigen zeggen echt 'naar zich toe gebeden'. Ze was nog maar een paar maanden verwijderd van haar veertigste verjaardag, wat haar man als de grens beschouwde om een kind te krijgen. Het liefste wou ze een jongetje krijgen.
Marja was zelf niet kerkelijk, hoewel ze lid was van de Nederlands Hervormde Kerk. Ze stond ook open voor andere godsdiensten, maar was niet actief betrokken bij paranormale zaken. Ze had ook geen bijzondere dromen gehad rond haar baby. Wel dacht zij er oorspronkelijk aan om als het om een jongetje ging, hem de naam Arjan te geven, wat later echter veranderd werd in [de echte naam van] Kees, de naam van zijn opa.
Vanaf het moment dat Kees kon praten, rond zijn tweede jaar. kraaide hij voortdurend uit: "Mijn hartje deed het niet meer, toen ging ik groeien in de buik en toen deed het hartje het weer!" Daarbij straalde hij helemaal en hij gooide zijn handjes in de lucht, zo blij was hij. Hij deed dan zijn ene handje naar links en zijn andere naar rechts en maakte een typisch gebaar, net alsof zijn handen iets ontvingen. Het leek net alsof hij zo wilde benadrukken dat het een geweldige truc was om zijn hartje weer te laten kloppen. Maanden achter elkaar gebeurde dit zo'n twee tot drie keer in de week. Het was een raadsel voor zijn moeder waar haar zoon het toch steeds over had, omdat er in de familie geen hartklachten voorkwamen. Toen hij rond de drieënhalf á vier jaar oud was kon hij beter verwoorden wat hij toch met die uitspraak bedoelde. Dit gebeurde in de volgende situatie. Moeder en zoon zaten samen op bed terwijl er een vertrouwelijke sfeer tussen hen heerste. Kees vertelde daarbij wat hij bedoelde met het hartje dat het eerst niet deed, en toen weer wel. Er kwamen telkens flarden bij, waarbij hij afwezig keek, in gedachten verzonken.

1.1. Het vorige leven
Volgens Kees had hij al eens eerder geleefd. Hij heette daarbij Armand, een naam die hij nasaal, op zijn Frans uitsprak. Ja. nu was zijn naam Kees, maar toen niet. Eerst was het Armand. Maar hij was toen al gewoon Kees hoor, voegde hij er geruststellend aan toe. Zijn moeder stond perplex vanwege de correcte Franse uitspraak van deze naam. compleet met neusklank. Hij was niet heel jong toen hij stierf, maar ook niet oud.
Hij zei dat hij wel een vriendin had gehad, maar niet getrouwd was geweest. Dit stond trouwens wel te gebeuren. Vervolgens beschreef hij een slagveld, waarin hij bedreigd werd. Er waren "he-mannen" (d.w.z. grote, sterke en beangstigende macho-mannen), en die hadden al zijn vrienden doodgeschoten. Hij had op zijn buik gelegen. Kees deed dat voor door de houding van een militair in sluipschutterspositie aan te nemen. Hij strekte zijn linkerbeen naar achteren, trok het rechterbeen wat op, richting knie en zei dat hij zijn vinger om de "ring" had, waarmee hij de trekker van een geweer bedoelde. Daarna werd hij plots aangeschoten in zijn rug - geraakt door een kogel - en dat luidde zijn dood in. Hij was helemaal alleen overgebleven, want al zijn vrienden waren zoals gezegd gesneuveld. Zijn hart ging onregelmatig kloppen, en angst gierde door zijn keel. Bewogen zei hij over de man die zijn leven zou beëindigen: 'Ik had nog steeds de vinger om de ring, maar die man kwam naar me toe. Ik wilde wat met mijn vinger, maar er was zoveel pijn. Toen schoot die man en toen was ik dood.' Hij vertelde dat bij het eerste schot zijn hart onregelmatig ging kloppen, dat 'die man' zag dat hij niet dood was, er aan kwam en hem het laatste genadeschot gaf, waardoor zijn hart ophield met kloppen. Kees vertelde dat hij vooral op dat moment vreselijk veel pijn had gehad en heel bang was geweest. De angst die hij beschreef was heel voelbaar voor zijn moeder, ook al vertelde hij het heel rustig met zijn kinderstemmetje. Na afloop zei hij opeens een beetje verlegen, net alsof hij uit een soort toestand van diepe concentratie terugkeerde: 'Wat praten we eigenlijk raar, hč mama." Hij kon zich later niet precies herinneren wat hij zijn moeder verteld had. Kees vertelde dit verhaal slechts één keer in zijn geheel aan zijn moeder.
In 1997 had Kees nog steeds actieve, levendige herinneringen aan de dood uit zijn vorige leven. Vooral dat zijn hart onregelmatig ging kloppen en dat hij eerst in zijn rug was geschoten. Maar ook de omgeving waarin dit gebeurde, waar in ieder geval struikjes te zien waren. En met name ook dat het ging om heel veel pijn en narigheid. Verder weet hij zich ook te herinneren dat hij van het leger hield. En tenslotte nog dat hij als Armand een goede vriend had gehad die vóór zijn eigen dood was gestorven en wiens vrouw was overleden in het kraambed. Kees had zich ontfermd over het jongetje en voor hem gezorgd.

l .2. Een fobie rond sterven
Kees zei in de tijd rond het onderonsje met zijn moeder wel eens verdrietig: "Was ik maar water, dan ging ik nooit dood". Het was duidelijk dat hij erg bang was om dood te gaan, omdat hij dat volledig associeerde met zijn traumatische overlijden op het slagveld. Zo zei hij bijvoorbeeld toen er iemand was overleden: "Doodgaan doet heel veel pijn".
Ook keek hij een keer met zijn zusje naar een Disney-fďlm over het volkswagentje Herbie. Bij een bepaalde scčne dreigde het wagentje daarbij geplet te worden, tergend langzaam door een naar beneden schuivend molenblok. Kees raakte in paniek, sprintte gillend naar boven en deed de deur van zijn kamer op slot. Zijn zusje had nergens last van. Maar Kees kon er niet tegen als iemand heel onheilspellend op iets of iemand anders afkroop. Een briefje dat Kees zelf had geschreven na de dood van een vriendin van zijn moeder aan kanker (rond zijn zevende jaar) legt getuigenis af van zijn preoccupatie met de dood:
"Als ik eens een toverkoffertje [had. zou ik] zorgen dal de lucht niet meer vuil in de lucht zat. En dat er vreed op aard was. En dat ik alleen een bezemsteel [had] als ik bij de heks kwam. Dan veranderde ik de heks in een olifant getoverd of ik wou dat ik zweefde en eeuwig kon leven. JAA, dat wil ik!".
Zijn ouders moesten behoorlijk wat moeite doen om Kees ervan te overtuigen dat de dood uit zijn vorige leven niet bepaald de meest gebruikelijke manier van overlijden was. Dat de meeste mensen zelfs pas als ze oud zijn in bed overlijden met betrekkelijk weinig of zelfs helemaal geen pijn. Tot hun opluchting slaagden ze daar wel in, zodat Kees zijn angst voor doodgaan kon overwinnen.

l.3. Een andere wereld
Kees vertelde pas jaren na het verhaal over zijn vorige leven, in 1993, dus rond zijn zevende jaar, over herinneringen aan een toestand na zijn dood. Eerst beweerde hij dat hij daar niks meer van wist. Het leek er ook op dat hij er niet altijd zin in had om hier over te praten. Overigens heeft hij in die tijd op een christelijke school gezeten, waarvan de juffrouw absoluut niet over een leven na de dood sprak. Zijn relaas kan dus niet aan verhalen van school ontleend zijn.
Over wat doodgaan nu precies is. vertelde Kees dat er dan een engel komt om je naar 'Onze Lieve Heer' te brengen. Die was alleen maar 'goedheid', het 'Grote Licht' en 'humor'. Volgens Kees was het moeilijk om de andere wereld precies te beschrijven. Die paste niet op een diabeeldje en was niet te tekenen. Hij zei verder dat hij zijn eigen plekje aan een prachtige blauwe waterval had, die klaterde onder en boven een bloemenperk, en aan de bomen groeiden de heerlijkste vruchten -lekkerder dan alle marsjes en snoepjes bij elkaar.
Ook vertelde hij dat hij heel lang geleden dood was gegaan en helemaal geen zin had gehad om naar zijn moeder te komen. Maar van 'hen' daarboven schijnt hij opnieuw aan het werk te hebben moeten gaan. Hem werd ook de vraag gesteld of hij man of vrouw wou worden in zijn volgende leven. Verontwaardigd liet hij zich ontvallen dat ze hem praktisch 'naar beneden' hebben geduwd, hoewel dat wel op een liefdevolle manier gebeurde. De engelen vertelden hem: 'Weet je, als je naar de aarde gaat, dan krijg je hulpen mee.' Hij zou dan beschermd worden. Het Grote Licht zei. "Goed leven maken is je eigen verantwoording". Over de prenatale fase in de baarmoeder wist hij zich niets meer te herinneren, behalve dan dat zijn hart het weer deed.
In 1997 waren de herinneringen aan de andere wereld vager geworden, hoewel niet helemaal afwezig. Hij kan zich nog een boom herinneren en een waterval, maar het gaat inmiddels om hele vage beelden. Wel weet hij nog dat hij 'daarboven' helemaal niet rustig was, terwijl hij dat wel hoorde te zijn. Hij maakte zich zorgen om zijn adoptief-zoontje. Een engel vertelde hem dat het goed met het jongetje ging. Van alle herinneringen zijn deze het vaagst.

1.4. Algemene persoonlijkheid van Kees
Kees maakt op mij de indruk tamelijk voorlijk en intelligent te zijn, ook al was hij erg druk en kon hij absoluut niet leren. Hij werd vanwege zijn leerproblemen ook gepest en kreeg geen goede begeleiding van docenten. Daarom zit Kees nu op een LOM-school, waar hij het meer naar zijn zin heeft. Opvallend was volgens zijn moeder zijn algemene vermogen om al op jonge leeftijd Nederlandse woorden van Franse afkomst goed uit te spreken, zoals trottoire en ambulance. Het woord paraplu kon hij als parapluie uitspreken.
Hij geeft blijk van meer dan gemiddelde mensenkennis, die soms aan helderziendheid lijkt te grenzen. Overigens is Kees bepaald geen boekenwurm, maar houdt hij veel van zaken als buitenspelen, vliegeren, tekenen, knutselen en hutten bouwen. Kees is over het algemeen een nuchtere, vrolijke en optimistische jongen die zijn herinneringen eigenlijk heel gewoon vindt, ook al erkent hij dat ze toch ook wel weer apart en speciaal zijn. Hij gaat er in ieder geval niet naast zijn schoenen van lopen.
Een paar jaar geleden wou Kees nog beroepsmilitair worden, maar hij moet er intussen niet aan denken dat hij bijvoorbeeld als soldaat zou moeten vechten in Albanië. Hij vindt wapens, gewapende conflicten en mannen in uniform over het algemeen 'goed' en 'mooi' ondanks zijn pijnlijke herinneringen. Inmiddels wil hij echter vrachtwagenchauffeur worden en later een eigen huis kopen. Opmerkelijk is trouwens dat er in de familie van zijn vader beroepsmilitairen voorkomen. Zijn opa van vaderskant was kapitein bij de marechaussee; zijn oudste oom van vaders zijde is majoor. De opa van moederskant was rijksveldwachter. Het voordeel dat hij aan zijn herinneringen ontleent is zijn zonnige kijk op het leven en de realisering "Ik ben met God".

l .5 Aan wie het verhaal werd verteld
Behalve aan onderzoekers, werd het verhaal van Kees uitsluitend verteld aan zijn moeder, aan een schoonzusje van haar (naar aanleiding van het stuk in Libelle), en aan een goede vriend van hem. Op school werd er met geen woord over gerept en binnen de familie weet niemand er verder iets van. Dat heeft te maken met de receptie van dit soort verhalen. Om Kees te citeren: "Dan denken ze dat ik gek ben."

2. Beschouwing
Achtereenvolgens kijk ik naar de waarde van het geval, het vóórkomen van een fobie voor de dood, de overeenkomst met een eerdere keuze van een jongensnaam en 'Armand', de 'lange' tussenperiode, en het taboe dat er in Nederland nog op dit soort gevallen rust.

2.1. Waarde van het geval Kees
Als we het verhaal van Kees nader bekijken, valt op dat het in verschillende opzichten overeenkomt met de literatuur over dit soort gevallen:

(1) De leeftijd waarop hij zijn verhaal over het vorige leven vertelde komt overeen met de leeftijd waarop dit doorgaans gebeurt.
(2) Er is sprake van een sterke identificatie met het verhaal, hij beschouwt Armand als zichzelf in een vorig leven en niet als iemand anders.
(3) De emoties rond het kloppen van zijn hart zijn adequaat voor iemand die heeft meegemaakt dat zijn hart volledig had opgehouden met kloppen.
(4) Herinneringen aan een toestand tussen dood en geboorte die wel overeenkomen met soortgelijke herinneringen en met bijna-doodervaringen. maar niet met de opvattingen daaromtrent in zijn naaste omgeving.
(5) Persoonlijkheidstrekken die met het vorige leven in verband kunnen worden gebracht, met name zijn liefde voor wapens, uniformen, soldaten en veldslagen en zelfs zijn oorspronkelijke wens om beroepsmilitair te worden.
Het is dan ook volkomen gerechtvaardigd om dit geval te beschouwen als een Nederlandse variant op het universele verschijnsel Case of the Reincarnation Type. Joanne Klink had reeds eerder over Nederlandse gevallen gepubliceerd in haar boek Vroeger toen ik groot was. Ook het echtpaar Harrison (1983) heeft Europese gevallen beschreven, evenals de grote reïncarnatieonderzoeker lan Stevenson (1987) zelf. Het geval Kees is daarmee een toevoeging en bevestiging van dit transculturele fenomeen, dat er op wijst dat we hierbij te maken hebben met een natuurverschijnsel en niet met een artefact van specifieke culturele opvattingen.
Regelrecht paranormaal te noemen zijn in dit geval volgens mij tenminste de correct uitgesproken naam Armand, zijn fobie voor de dood naar aanleiding van zijn levendige herinneringen daaraan, en zijn steeds weer geuite blijdschap omdat zijn hartje 'het weer deed'. Overigens is het geval Kees onverifieerbaar, dat wil zeggen dat we over te weinig gegevens beschikken om te kunnen vaststellen wanneer en waar Armand geleefd zou hebben. De mogelijkheden omvatten wat dat betreft misschien wel alle Franstalige gebieden gedurende de periode sinds men moderne geweren heeft uitgevonden. Maar dat neemt niet weg dat het geval wel degelijk wetenschappelijke waarde heeft.

2.2. De fobie
Kees had blijkbaar een fobie overgehouden aan de dramatische manier waarop hij was gestorven. Het lijkt er op dat dit zelfs de voornaamste reden was waarom hij zich zijn vorige leven nog kon herinneren. Anders dan in veel andere gevallen van dit type waren zijn herinneringen ook gecentreerd rond zijn dood. Een vergelijkbare case study is dat van het (ook al onverifieerbare) geval Ornuma Sua Ying Yong, bestudeerd door lan Stevenson (1983). Dit Thaise meisje beweerde onder meer te zijn verdronken en had in haar huidige leven "a marked phobia of open water, such as that of the River Chao Phraya" (blz. 200).
Het geval Kees lijkt daarmee een bevestiging te zijn van de hypothese dat een traumatische dood de oorzaak kan zijn van herinneringen aan een vorig leven, vooral als die herinneringen sterk beperkt blijven tot die dood zelf.

2.3. Arjan
Zoals gezegd, had Marja er oorspronkelijk aan gedacht om Kees Arjan te noemen. Ze vindt dat die naam lijkt op Armand. Afgezien van de verschillende klemtoon (3), is dit inderdaad evident. Mogelijk hebben we hier te maken met een variant op de zogeheten 'announcing dreams', waarin een moeder aanwijzingen krijgt over de ziel die bij haar reďncarneert (4). Het kan gaan om een telepathische indruk van een moeder omtrent de naam van haar kind in een vorig leven.

2.4. De 'lange' tussenperiode
We hebben natuurlijk geen exacte informatie over de duur van de tussenperiode, dus kunnen we daar alleen maar over speculeren. Het is in theorie denkbaar dat het slechts gaat om een periode van tientallen jaren, als het bijvoorbeeld zou gaan om de oorlog in Algerije. Indien we echter een paragnoste moeten geloven die door de familie geraadpleegd werd. zou het hele verhaal betrekking hebben op een conflict rond 1850 bij de Belgisch-Franse grens. Hoe dit ook zij, in ieder geval valt op dat Armand zelf niet terug wou en het gevoel had de periode te rekken. Dat duidt er enigszins op dat de lengte van een tussenperiode soms samen kan hangen met de aversie die men tegen een terugkeer op aarde voelt, bijvoorbeeld door een traumatische dood.

2.5. Een mogelijk extern 'karmisch' verband tussen de twee levens
Als we het hebben over het van oudsher Oosterse concept 'karma', de spirituele wet van oorzaak en gevolg, kunnen we grofweg twee dingen aanduiden: innerlijke verbanden en uiterlijke verbanden. Innerlijke verbanden zijn er natuurlijk altijd tussen twee levens als iemand zich zijn vorig leven kan herinneren. De herinneringen in kwestie alleen al kunnen als een vorm van intern 'karma' worden opgevat. Of er ook in externe zin sprake is van karma tussen levens is misschien evident voor esoterici, maar toch niet voor de empirische wetenschap, aangezien het niet per definitie volgt uit de aanwezigheid van herinneringen aan de vorige incarnatie. lan Stevenson zegt weinig duidelijke externe verbanden te hebben aangetroffen in zijn grote collectie gevallen (Stevenson. 1987, p. 259).
In dit geval lijkt er echter een concrete link te bestaan tussen de eigen functie van beroepssoldaat Armand en die van zijn opa en oom in zijn nieuwe leven als Kees. Als het werkelijk om karma gaat. is het te verwachten dat dit primair te maken heeft met de motivationele structuur van Armand die hem kenmerkte toen hij reďncameerde en daarna. In het algemeen lijkt de volgende opmerking over karma van Dr Jamuna Prasad belangrijk (1993, blz. 60): "The Karmas operate in a very subtle manner, so that quite often it is not possible to see and understand clearly the connection between the past deeds and the present situations."(5) Alleen hele duidelijke verbanden zouden aldus gemakkelijk opgemerkt kunnen worden, zoals de functie van beroepsmilitair in dit geval Kees.

2.6. Taboe op reïncarnatie
Buiten de New-Age gelederen, leeft er blijkbaar toch nog een behoorlijk taboe op het onderwerp vorige levens in het 'nuchtere' Nederland. Dit gaat in dit geval zo ver, dat men angstvallig vermijdt om familieleden, vrienden en kennissen over het verhaal van Kees te vertellen. Dit doet vermoeden dat er een sterke onder-rapportage plaatsvindt van Nederlandse Cases of the Reincarnation Type.

Noten
1. Stichting voor onderzoek naar leven na de dood en de evolutie van de persoonlijke ziel.
2. Klink (1994).
3. Franse namen die in Nederland ingeburgerd zijn. krijgen in het dagelijkse verkeer vaak een 'Germaanse' klemtoon op de eerste lettergreep, b.v. Míchel, Chántal, Lúciën of Márcel.
4. Zie Stevenson (l 987).
5. Vertaling: "De Karma's [Prasad gebruikt dit woord opzettelijk in het meervoud] gaan op een erg subtiele wijze te werk. zodat het behoorlijk vaak onmogelijk is om het verband tussen de daden uit het verleden en de huidige omstandigheden op te merken en goed te vatten."

Referenties
Harrison, P. & Harrison, M. (1983). The children that time forgot. Emsworth:Mason Publications.
Klink, J. (1994). Vroeger toen ik groot was: Vérgaande herinneringen van kinderen. Baarn: Ten Have.
Prasad, J. (1993). New Dimensions in Reincarnation Researches. Allahabad: Jamuna Prasad.
Stevenson, I. (1983). Cases of the Reincarnation Type, vol. IV. Twelve Cases in Thailand and Burma. Charlottesville: University Press of Virginia.
Stevenson, I. (1987). Children who remember previous lives: A question of reincarnation. Charlottesville: University Press of Virginia.

Abstract - A theologian pointed the author to the existence of an interesting Dutch case of the reincarnation type, that of Kees (pseudonym). The boy started to tell his mother about his previous life when he was about 4 years old. Furthermore, he later told her about an intermediate state after his traumatic, violent death. The author was able to interview the boy at the age of 11, when he still retained most of his memories. Although as such unverifiable, the case seems to contain at least three paranormal characteristics. First, the correctly pronounced French name of Kees's previous personality: Armand. Secondly, his vivid recollection of the way he died and how this caused a phobia of death in general. Thirdly, his strong emotions about his heart beating again after it had stopped doing so when he died. What's more, the whole structure of the case seems classical, corresponding to what other investigators have found all over the world. Therefore, the case is interpreted as one of real recollections of a previous life plus intermission period between lives.
Finally, the author gives attention to the phobia Kees originally had, to a correspondence between the original name his mther had intended to give him and "Armand", to the duration of his intermission period. to a possible external "karmic" link, and to the still widespread Dutch taboo on reincarnation.

Dit artikel werd twee keer gepubliceerd in Spiegel der Parapsychologie, namelijk in de oude editie van jaargang 36 van dit tijdschrift uit 1997 (36, 1-4, 151-159) en in de nieuwe editie van deze jaargang uit 1998 (36, 1, 43-55).

Contact: titusrivas@hotmail.com