Titel

Waarom het absolute agnosticisme niet redelijk is

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 15 November, 2006)

Samenvatting

Een analytisch argument tegen absoluut agnosticisme rond het bestaan van een theïstische scheppergod.


Tekst


Waarom het absolute agnosticisme over het bestaan van een theïstische scheppergod geen rationele positie is

door drs. Titus Rivas

Vroeger was ik zelf een tijdlang een overtuigd agnosticus met betrekking tot het bestaan van een (scheppende) godheid. Ik herinner me nog hoe trots ik me voelde toen een veel oudere intellectueel, een onbekende Tsjech, me daarom prees terwijl we samen luisterden naar fundamentalistisch christelijk gekrakeel in Hyde Park te Londen.
Inmiddels is mijn houding tegenover het agnosticisme echter radicaal veranderd. Ik bedoel dan met agnosticisme niet de positie "Ik weet het domweg nog niet of er een god bestaat" maar de sterkere positie "Ik weet het niet en ik kan het ook nooit weten, net zomin als wie dan ook het ooit kan weten.", wat in het Engels strong of absolute agnosticism heet.
De verandering in mijn positie hangt samen met het erkennen van een algemene epistemologische voorwaarde van kennis. Alle ware kennis, d.w.z. kennis die correspondeert met de werkelijkheid, moet noodzakelijkerwijs mede ontstaan zijn door een contact met diezelfde werkelijkheid, of dit nu gaat om de innerlijke werkelijkheid van de ziel of de uiterlijke werkelijkheid van de (fysieke) buitenwereld. Het gaat er daarbij niet om waar dat contact precies uit bestaat. Dat kan zintuiglijk contact zijn, contact via de woorden of beelden van anderen, contact via natuurlijke selectie of contact via ESP. Het gaat erom dat er contact met die werkelijkheid nodig is om tot kennis van die werkelijkheid te komen.
Het is daarom ook zo dat als we beweren dat het redelijk is om van het bestaan uit te gaan van iets, we per definitie erkennen dat er contact daarmee mogelijk is. Dat het kenbaar is en verschil uitmaakt voor de werkelijkheid als geheel. Alles wat kenbaar is maakt verschil uit voor de werkelijkheid als geheel. Als dat niet zo is, als iets per definitie geen verschil uitmaakt, is het niet kenbaar. Het valt op geen enkele manier op en er is geen enkele reden om van het bestaan ervan uit te gaan.
Het 'sterke' agnosticisme stelt echter dat we niet hoeven uit te gaan van het bestaan van een scheppende godheid, omdat er niets zou zijn waarin zo'n godheid zich ondubbelzinnig laat kennen. Er is dus volgens het absolute agnosticisme impliciet geen enkele goede reden om uit te gaan van een scheppende godheid. En er kan ook nooit zo'n reden gevonden worden. Het gaat bij sterk, absoluut agnosticisme (in mijn boven vermelde definitie) namelijk niet om een voorlopig atheïsme dat openstaat voor weerlegging door nieuw bewijsmateriaal. Het gaat om een principiele, absolute afwijzing van het innemen van een positie ten gunste van theïsme of atheïsme. Uitgaan van het bestaan of niet-bestaan van een godheid in de zin van een scheppergod impliceert volgens het sterke agnosticisme als je mijn epistemologisch criterium van kenbaarheid erbij haalt dus een onredelijke aanname.
Laat een hypothetische godheid zich principieel niet kennen, dan hebben we geen enkele reden om nog absolute agnostici te zijn, en dan moeten we redelijkerwijs atheïsten worden. Het is dan namelijk niet langer even redelijk om wel van een godheid uit te gaan als om niet van een godheid uit te gaan, terwijl dat dus wel de basale stelling van het absolute agnosticisme (in mijn definitie) is. Het is onredelijk om van het bestaan van een scheppende godheid uit te gaan, impliceert het agnosticisme, zodat het zichzelf impliciet tegenspreekt over de gelijkwaardigheid van theïsme en atheïsme.
Als het bestaan van een god er volgens de absolute agnosticus per definitie causaal niet toe doet voor de aard van de werkelijkheid, kunnen we epistemologisch domweg geen enkele reden hebben om uit te gaan van zijn bestaan, en dus ook geen reden om absolute agnosticus te zijn, dat wil zeggen om net zozeer te twijfelen aan het niet-bestaan van een god als aan het bestaan ervan. Een absolute agnosticus in mijn definitie houdt het namelijk voor evenzeer mogelijk dat er wel een god bestaat als dat er geen god bestaat. Terwijl de positie zelf impliceert dat er alle reden is om niet van een god uit te gaan en er geen enkele reden kan zijn om er wel van uit te gaan. Er is volgens de agnosticus weliswaar ook geen enkel bewijsmateriaal dat er geen god is, maar het is, anders dan de agnosticus impliceert, nu eenmaal redelijker om niet van het bestaan van iets te gaan waar totaal geen aanwijzingen voor zijn, dan om daar wel van uit te gaan!
Minstens zo belangrijk is het gegeven dat zo'n machteloze godheid is volkomen in strijd met de gedachte van een scheppende (theistische of deistische) god die nou juist (indirect of direct) in alles kenbaar zou zijn. Een god die er causaal niet toe doet, kan per definitie geen scheppergod zijn. Dat is minder triviaal dan het misschien lijkt. Elke scheppende of ingrijpende godheid die ooit aangehangen is door mensen (inclusief de god van de deïsten) was een godheid die volgens haar aanhangers veel verschil uitmaakte voor de werkelijkheid, die er echt toe deed. De enige soort godheid die (impliciet) volgens het agnosticisme zou kunnen bestaan is een godheid die er nou juist helemaal niets toe doet. Dus zeker ook geen schepper. Absoluut agnosticisme (strong agnosticism) sluit impliciet het bestaan van elke soort theïstische of deïstische scheppergod uit, en kan theïsme dus niet even onzeker vinden als atheïsme. De gelijkwaardigheid van het theïsme en atheïsme die volgt uit principieel agnosticisme wordt door de stroming zelf ontkracht!
Ergo, er kan geen goede reden zijn om (absoluut, principieel) agnosticus (in de genoemde definitie) te zijn. Het is geen redelijke positie en men kan haar alleen om irrationele redenen aanhangen, die volgens mij juist niet getuigen van al te veel scherpzinnigheid.

Why agnosticism?

Contact: titusrivas@hotmail.com