Titel

Het internaat in Z.

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 15 November, 2006)

Samenvatting

Autobiografie: De internaatsjaren van Wim D.


Tekst



I. Onvoltooide Autobiografie: 2. Het Internaat in Z.



Ik kwam op mijn twaalfde op een tweede internaat terecht.
Het was een antroposofisch internaat in Z. Vrij gauw had ik het daar niet naar mijn zin. Maar ik leerde daar wel mijn eerste vriendinnetje kennen, ene Dorien. Dat was het meisje waar ik verliefd op was. Maar dat was niet wederzijds.
Ze wist dat ik verliefd op haar was. Maar er was een rivaal in het spel tegen wie ik niet opgewassen was, iemand die ik ook kende. Het was niet alleen maar een platonische verliefdheid, ik had er ook echt erotische gevoelens bij. Daar ben ik later overheen gegroeid. We waren wel gewoon bevriend met elkaar, en zelfs behoorlijk close. Tot mijn 15e ben ik verliefd op haar gebleven, tot ik weer van het internaat afging. Het meisje was zelf zo'n tien jaar toen mijn verliefdheid begon. Ze voelde er zelf echt niets voor om verkering met mij te nemen.
Waarom ik verliefd op haar was? Ik vond haar gewoon heel mooi en heel knap, en ook heel aardig. Haar oom kwam uit CuraƧao en zij was een halfbloedje. Ze had ook zwart haar, daar val ik in het algemeen wel op.
Ik weet er verder niet meer zoveel van, maar nog wel dat ze kwaad foto's van mij kapot scheurde. Die foto's had ik genomen van haar. Verder weet ik nog dat ik haar een keer op mijn rug droeg en dat ze toen gevallen was. Die leiding vond dat ik haar met rust moest laten. Ze wilden mij niet met haar laten omgaan, omdat zij dat zelf eigenlijk ook niet wou. Ze werd namelijk steeds door mij overdonderd, het contact was eigenlijk niet van harte van haar kant. Ik ben zelfs een keer naar haar huis geweest, maar dat wist ze niet. Toen ben ik wezen kijken waar ze woonde.
Ik heb Dorien ook liefdesbrieven gestuurd en zo. Alles bij elkaar was het een grote mislukking. Zo rond mijn dertiende, veertiende jaar heb ik veel liefdesverdriet gehad om Dorien.
Op het tweede internaat had ik wel weer homoseksuele contacten. Vreemd genoeg zelfs met die rivaal. Het ging dus wel wat vriendjes betreft.

Over het algemeen had ik het niet naar mijn zin in het tweede internaat. Het verschil was heel groot als je het met het eerste internaat vergelijkt. Er was geen tv, geen radio, we kregen ander voedsel dat ik niet lekker vond, en er was strengere leiding. Ik heb van iemand van de leiding wel eens klappen gehad. Wel is het zo dat ik daar een toffe kinderpsychiater heb ontmoet, ene Dr. H, die zelf trouwens gewoon antroposoof was. Op mijn twaalfde jaar kon ik meteen al het verschil zien tussen de twee internaten. En ik kon er maar niet wennen.

Ik had ook allemaal van die psychosomatische klachten. Ik liep vaak bij de ziekenboeg. Naar school gaan dat ging nog wel, alleen vond ik dat je daar soms vreemde vakken kreeg, zoals weven, breien en muziekles. Ik had zoiets van Wat moet ik daarmee? Dat sprak me niet aan. Wel vond ik mijn klassenleraar Gerard een jofele vent.
De school was trouwens gemengd, maar de groepen niet. Op school hadden we gewoon omgang met elkaar en buiten ook wel, maar in de groepen zelf was het gescheiden.

Vanaf dat moment is ook die doodswens ontstaan. Ik weet nog dat ik op mijn twaalfde rechtstreeks de Utrechtseweg overstak zonder naar links of rechts te kijken en dat een auto toen keihard moest remmen. Ik heb dat aan niemand verteld. Ik had het echt bewust gedaan, hoewel ik het niet goed had voorbereid, het was wel min of meer impulsief. Het was mijn eerste zelfmoordpoging. Ik weet niet waarom het bij een poging is gebleven.

Mijn ouders waren inmiddels gescheiden en ik ging een keer per twee weken naar mijn vader. Tussendoor ging ik ook wel eens naar mijn moeder. Ik wist dat ik minder vaak bij mijn ouders was. Dat deed me niet bepaald goed. Ik miste mijn vriendjes van het eerste internaat ook. Ik heb er naderhand ook nooit contact mee gehad. We zijn elkaar uit het oog verloren. Het was raar, nou thuiskomen en nou alleen maar bij mijn vader komen. Je mocht wel naar de zitting toe, maar dat heb ik niet gedaan. Ik ben daar niet naartoe gegaan, ik heb daar altijd nog spijt van gehad. Ik had zoiets van: Wat moet ik daar nou, als het toch al uitgemaakt is. Achteraf had ik wel zoiets van: Ik had wel met de rechter willen praten. En ik had de rechtbank wel eens willen zien.

In het tweede jaar, toen ik 13 was, ben ik een keer weggelopen. Toen kon ik het niet meer aan. Ik reed toen op de fiets naar mijn tantes. Die belden gelijk naar het internaat. Ze waren niet boos, maar ook niet echt begripvol. Ze waren bezorgd omdat ze niet voor vol aanzagen.
Er is niet met mijn ouders over gepraat. Mijn leiding was ook al niet boos, maar ik kan me niet meer herinneren of we er over gepraat hebben.
Zoals gezegd, kreeg ik op een gegeven moment een psychiater. Ik mocht ook roken van die man. Dat was wel een fijn contact. Ik weet trouwens niet meer precies hoe ik hem heb gekregen. Ik weet niet meer wat er de aanleiding van was. Hij heeft me helemaal doorgelicht, meerdere keren. Maar het heeft allemaal niks uitgehaald. Ik was daar niet boos over, ik was allang blij dat ik een luisterend oor had.

Van de drie jaar dat ik op het tweede internaat heb gezeten, kan ik me niet meer zoveel details herinneren. Ik weet nog wel dat we daar allemaal van die antroposofische feesten hadden. Verder hebben we een keer gevliegerd op de nieuwe snelweg bij A. Dat vond ik een aparte ervaring. Vliegeren is trouwens ook typisch antroposofisch. We hadden er verder trouwens wel een leuke tandarts, weet ik nog. Daarom ben ik nooit echt bang geweest voor de tandarts.
Er zijn verder geen dingen die me aanspreken of die ik zou hebben overgenomen van de antroposofie. Alleen dan dat boek "De eerste drie levensjaren" van Rudolf Steiner, waarin hij het belang van die jaren voor de rest van je leven aangeeft.
Ik had voor de rest al snel echt een hekel aan de antroposofie. Ik kon er niet aarden en daardoor heb ik uiteindelijk die gesprekken met die psychiater gekregen.

Mijn broer en zus kwamen in het weekend wel eens bij mijn vader slapen. Ik bleef er jaloers op, omdat ze thuis bleven wonen. Ik heb mijn moeder heel erg gemist en dat heb ik haar ook wel verteld. Daar reageerde ze ook wel goed op.
Die tijd was hoofdzakelijk vervelend. Ik besefte al die tijd sterk dat mijn broer en zus wel thuis mochten wonen en ik niet.



- Leren voor kelner

- Terug naar het begin

Inhoudsopgave van Geen Goed Leven, Geen Goede Dood

Contact: titusrivas@hotmail.com

Artikelen van Titus Rivas over sociale kwesties (inclusief columns)