Titel

Bijna-doodervaringen: ingrijpende ervaringen op de grens van lichaam en geest

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 30 May, 2008)

Samenvatting

Een beknopt overzicht van Titus Rivas van de voornaamste feiten rond bijna-doodervaringen en het onderzoek ernaar.


Tekst

html { width:100%; } Bijna-doodervaringen: ingrijpende ervaringen op de grens van lichaam en geest

door Titus Rivas1

Inleiding
Door de publicatie van de bestseller van cardioloog dr. Pim van Lommel Eindeloos Bewustzijn staan bijna-doodervaringen oftewel BDE's meer dan ooit in de belangstelling. Uit dit boek blijkt dat er al zo'n 30 jaar serieus onderzoek gedaan wordt naar BDE's. Het verschijnsel hoort in feite bij de oer-ervaringen van de mens. Op de website van Stichting Merkawah2 wordt een bijna-doodervaring gedefinieerd als 'een geheel van indrukken tijdens een bijzondere bewustzijnstoestand die het gevolg is van een periode van klinisch dood zijn, een ernstige ziekte, een bijna fatale situatie of een stervensproces.' Daarbij wordt aangetekend dat een BDE ook kan voorkomen bij hoge stress of diepe meditatie, of zelfs heel spontaan zonder duidelijke aanleiding. Op het eerste gezicht lijkt dit nogal vreemd, omdat het woord bijna-doodervaring als je het letterlijk opvat alleen verwijst naar situaties waarin men de dood in lichamelijk opzicht heel dicht is genaderd. Maar we kunnen ook onder andere omstandigheden spreken van 'bijna-doodervaringen' omdat mensen daarbij veel dingen kunnen beleven die overeenkomen met ervaringen van patiënten die (echt) klinisch dood zijn geweest. Je moet dan denken aan kenmerken zoals: een uittredingservaring, de waarneming van een onaardse wereld of dimensie, contact met een stralend licht, het ontmoeten van overledenen, een panoramisch levensoverzicht en het waarnemen van een 'grens'. Enkele onderzoekers zoals Raymond Moody en Bruce Greyson hebben de verschillende fasen of gradaties van BDE's in kaart proberen te brengen. Elke BDE is overigens uniek en de concrete beeldentaal van de ervaring wordt mede gekleurd door de persoonlijkheid en culturele en levensbeschouwelijke achtergronden van de persoon die haar doormaakt.
Het is moeilijk exact aan te geven hoeveel mensen een bijna-doodervaring hebben meegemaakt, maar wereldwijd zullen het er waarschijnlijk miljoenen zijn. Het bestaan van BDE's is niet gebonden aan een bepaalde cultuur, leeftijd, geslacht, opleiding, of geloofsovertuiging. Bijna-doodervaringen zijn universeel en van alle tijden.

Onderzoek naar BDE's
Het wetenschappelijke onderzoek naar bijna-doodervaringen nam een aanvang met het werk van dr. Raymond Moody en werd aanvankelijk mede beïnvloed door de publicaties van de bekende thanatologe Elisabeth Kübler-Ross. Kort daarop volgden anderen zoals Kenneth Ring, Michael B. Sabom, Melvin Morse, Margot Grey en Bruce Greyson die zich allemaal bezighielden met het verzamelen en analyseren van spontane meldingen van BDE's (zogeheten retrospectief onderzoek). Ze stelden vast dat BDE's veelvuldig voorkomen en onderzochten welke kenmerken bijna-doodervaringen vertonen. Ook probeerden ze te kijken hoe de verschillende aspecten van BDE's het beste wetenschappelijk verklaard kunnen worden. Velen van hen zijn ervan overtuigd geraakt dat iemand met een bijna-doodervaring werkelijk nog van alles kan waarnemen, terwijl de activiteit in zijn hersenen dat volgens de gangbare theorieën niet zou toelaten. Bovendien deed men onderzoek naar de gevolgen van bijna-doodervaringen voor het functioneren van de patiënt, zijn levenshouding en zijn relaties met anderen.
Pim van Lommel en zijn Nederlandse team (Van Wees, Meyers en Elfferich) hebben onder auspiciën van Merkawah wetenschappelijk onderzoek verricht naar het vóórkomen van een BDE bij mensen die vanwege een hartstilstand klinisch dood zijn geweest. Ze publiceerden in 2001 een belangrijk artikel over hun werk in The Lancet, een gerenommeerd medisch tijdschrift.
Onder klinische dood verstaat men dat de patiënt geen bloedcirculatie, ademhaling of reflexen meer vertoont, terwijl ook de hersenstam en de hersenschors niet meer functioneren. Iemand die klinisch dood is, heeft een zogeheten vlak EEG ("flatline"), d.w.z. dat er geen meetbare neurologische activiteit meer is in de hersenschors. Door de moderne reanimatietechnieken van de laatste twintig jaar, zoals defibrillatie, en door pacemakers, is er een toename van het aantal geslaagde reanimaties. Uit dit type prospectieve onderzoek, waarbij de onderzoeker zich richt op een specifieke groep patiënten, is gebleken dat na een geslaagde reanimatie 18% van die mensen een min of meer diepe BDE heeft gehad. Het team van Pim van Lommel stelt op grond van hun bevindingen dat mensen hun lichaam van buiten kunnen waarnemen, emoties ervaren en zich feiten herinneren. Tevens is volgens hen gebleken dat die belevenis niet het gevolg is van een medische, fysiologische of psychologische oorzaak.
Er is nog een aantal andere prospectieve onderzoeken gedaan, o.a. door de Britse onderzoekers Peter Fenwick, Sam Parnia en Penny Sartori en zij komen allemaal tot vergelijkbare conclusies als de Nederlandse onderzoekers. Ze trachten het momenteel bovendien nog harder te maken dat BDE-ers werkelijk in staat zijn om gebeurtenissen waar te nemen tijdens een hartstilstand waarbij hun hersenen volledig stil liggen.
Ook voor de gevolgen van BDE's is nog steeds volop belangstelling. De Belgische onderzoekster Anja Opdebeeck deed hier bijvoorbeeld onderzoek naar in het kader van haar promotie. Een bekende algemene onderzoeker en auteur die niet onvermeld mag blijven is de Amerikaanse P.M.H. Atwater.

Skeptische weerstand
De conclusies van veel onderzoekers die zich gebogen hebben over het fascinerende fenomeen van de bijna-doodervaring stuiten op een enorme weerstand binnen de gevestigde, gangbare wetenschap. Dit komt omdat BDE's werkelijk in lijken te gaan tegen een van de centrale theoretische stellingen van reguliere geleerden, namelijk dat ons bewustzijn volledig wordt geproduceerd en bepaald door processen in ons brein. Zonder hersenactiviteit zouden er met andere woorden ook geen bewuste ervaringen meer mogelijk zijn. Op het eerste gezicht lijkt dit een willekeurige aanname. Waarom zou iemand nou toch zoveel moeite hebben met bewijsmateriaal dat hier tegenin gaat?
Het verzet tegen de theorie dat bewustzijn voor zijn bestaan niet afhankelijk is van een actief brein heeft echter te maken met het ruimere wereldbeeld dat je erop nahoudt. Veel tegenstanders gruwen van de gedachte dat er méér is dan alleen deze fysieke werkelijkheid met haar natuurwetten. Ze associëren die gedachte met onredelijk, irrationeel gezweef. En ze zijn bang dat de wetenschap naar de haaien zal gaan als mensen hier echt in mee zullen gaan. Zoiets zou neerkomen op een soort terugval naar de donkere middeleeuwen vol bijgeloof, willekeur, dogma's, aannemen op gezag en daaraan gekoppeld machtsmisbruik.
Geloven in een geest die niet te herleiden valt tot het lichaam, betekent volgens sommigen ook nog dat je stelt dat de wetenschap niet in staat is om een goed, compleet beeld te geven van de werkelijkheid. Deze critici kunnen zich gewoon niet voorstellen dat een onherleidbaar bewustzijn en een (deel van de) geestelijke realiteit ook in kaart gebracht kunnen worden door de wetenschap. In feite zie je dit soort angsten bij allerlei geleerden, maar de zogeheten skeptici (ook wel: pseudo-skeptici) spannen wat dit betreft de kroon. Ze doen actief pogingen om bijna-doodervaringen weg te verklaren als het gevolg van medische factoren zoals zuurstofgebrek en psychologische factoren zoals doodsangst of droomachtige associaties. Het doet er voor skeptici zoals Susan Blackmore, Rob Nanninga, Kevin Nelson, Keith Augustine en Gerald Woerlee niet eens zoveel toe of er misschien concrete casussen bestaan die tegen hun theorieën ingaan. Het gaat hun vooral ook om het overtuigen van de grote massa zodat deze niet meegaat in het 'gezweef' rond de BDE. Welke 'normale', volledig aardse verklaring voor bijna-doodervaringen de juiste zou zijn is niet eens zo belangrijk voor de skeptici. Het gaat er vooral om dat het volgens hen bij voorbaat vaststaat dat BDE's geen aspecten vertonen die je niet op een normale, gangbare manier kunt wegverklaren. Skeptici kunnen in bepaalde gevallen normaal beleefd blijven en zich houden aan algemene omgangsvormen maar skeptische auteurs zijn vaak ook erg venijnig en vijandig. Waarschijnlijk komt dit vooral omdat ze oprecht bang zijn voor het 'onwetenschappelijke' wereldbeeld dat hun tegenstanders nog steeds heel hardnekkig blijven verkondigen. Dat laatste zou niet alleen ingaan tegen het verstand maar ook nog eens erg onverantwoord zijn omdat het een heleboel mensen illusies aanpraat, waar ze hun leven naar gaan richten.

Bewustzijn zonder hersenactiviteit
Een van de centrale onderwerpen in de discussies rond bijna-doodervaringen is de vraag of BDE's werkelijk kunnen plaatsvinden tijdens de hartstilstand zelf met het daaraan verbonden vlakke EEG. Volgens skeptici is dit uiteraard onmogelijk. Ze ontkennen doorgaans niet dat er BDE's bestaan, maar stellen dat die altijd optreden terwijl er nog voldoende hersenactiviteit in de neo-cortex is. Deze neo-cortex is de typisch menselijke variant van de hersenschors die volgens reguliere neurologische theorieën verantwoordelijk zou zijn voor ons hele (menselijke) bewustzijn. Zonder een voldoende actieve hersenschors zou het met andere woorden volstrekt onmogelijk zijn om een vorm van bewustzijn te beleven die hoort bij ons functioneren als mensen. We zouden in zo'n toestand geen coherente gedachten, gevoelens of waarnemingen meer kunnen beleven en ons na afloop ook niets kunnen herinneren van een periode waarin ons EEG vlak moet zijn geweest, domweg omdat er toen geen bewuste ervaringen mogelijk waren.
Volgens skeptici staat het bij voorbaat vast dat BDE's nooit tijdens een hersenstilstand zelf plaatsvinden. Een bijna-doodervaring treedt met andere woorden altijd op als iemand al weer voldoende bij is gekomen (of eventueel zelfs voordat de hartstilstand intrad), ook al denkt de omgeving dat de patiënt nog volledig bewusteloos is.
Om vast te stellen wie er gelijk heeft, hebben we ijkpunten nodig. Er moet met andere woorden gezocht worden naar aanwijzingen bij concrete bijna-doodervaringen dat de ervaring werkelijk plaatsgevonden heeft tijdens de hartstilstand.

Paranormale aspecten van BDE's
Het sterkste argument van voorstanders van de theorie dat BDE's echt tijdens een vlak EEG kunnen optreden luidt dat patiënten tijdens hun ervaring gebeurtenissen kunnen waarnemen die zich zeer waarschijnlijk voordeden terwijl hun hersenen stil lagen. Voorbeelden die vaak worden aangehaald zijn de Nederlandse casus van een man die in uitgetreden toestand zag hoe een verpleegkundige zijn bovengebit verwijderde, en het geval van Al Sullivan, een Amerikaanse chauffeur die bij zijn BDE een merkwaardige persoonlijke gewoonte waarnam van de chirurg die hem opereerde. Hierbij is het uiteraard van groot belang dat aannemelijk wordt gemaakt dat de ervaringen echt te maken hadden met handelingen die werden verricht toen de patiënt klinisch dood was. Een geval van Michael B. Sabom, de casus van Pam Reynolds, is op dit punt wel eens te bewijskrachtig voorgesteld. Pam Reynolds werd geopereerd aan een aneurysma in haar hersenen en daarbij legde men met opzet al haar hersenfuncties stil om schade te voorkomen. Tijdens de voorbereidende fase kreeg Reynolds een BDE waarbij ze onder andere specifieke medische apparatuur waarnam. Dat wil zeggen dat deze waarnemingen zelf niet gekoppeld waren aan haar toestand van klinische dood, maar daar nog aan voorafgingen. Overigens kreeg zij na haar waarnemingen van de operatiezaal ook beelden van een spirituele wereld. Deze ervaringen vormden voor Pam één continu geheel met de waarnemingen van de operatiezaal. Het is daarom zeer waarschijnlijk dat zij die pas kreeg nadat haar hersenfunctie inmiddels gestopt was.
Sommige geleerden, met name bepaalde parapsychologen zoals Dick Bierman, willen overigens nog wel aannemen dat er paranormale ervaringen kunnen optreden bij bijna-doodervaringen. Dat wil zeggen indrukken die niet verklaarbaar zijn door middel van normale waarneming, maar wel in overeenstemming met de werkelijkheid. Ze willen er echter niet aan dat zulke paranormale ervaringen plaatsvonden tijdens het vlakke EEG zelf. Er zou volgens hen eventueel zelfs sprake kunnen zijn van terugschouw oftewel retrocognitie (helderziendheid in het verleden) achteraf van gebeurtenissen die tijdens het vlakke EEG plaatsvonden. Dit is een erg vergezochte, onaannemelijke hypothese die vooral opgesteld lijkt te zijn om koste wat kost vast te kunnen houden aan de theorie dat het bewustzijn voor zijn bestaan volledig afhankelijk is vann de hersenen. Overigens is dit op zich extra bizar als men bedenkt dat paranormale ervaringen in het algemeen al niet passen in het reguliere beeld van de verhouding tussen bewustzijn en hersenactiviteit.
Voorts zijn er ook nog andere paranormale ervaringen tijdens BDE's. Patiënten kunnen tijdens de ervaring bijvoorbeeld een soort vooruitblik krijgen op toekomstige ontwikkelingen die later bewaarheid wordt. Er zijn zelfs blinde patiënten die tijdens hun BDE weer (geestelijk) konden zien en tijdens hun bijna-doodervaring hebben kunnen waarnemen wat er precies bij hun reanimatie gebeurde en hoe de omgeving er uit zag.
In fysieke zin kan een BDE gepaard gaan met een 'onverklaarbare' genezing. Penny Sartori heeft onlangs uitvoerig aandacht besteed aan zo'n casus.

Een geestelijke werkelijkheid
Veel BDE-ers zelf zijn ervan overtuigd dat zij in contact zijn geweest met een andere, spirituele dimensie of realiteit. Wanneer we aannemen dat hun ervaringen echt optraden tijdens een vlak EEG, ligt het voor de hand dat mensen ook na hun (onomkeerbare) overlijden geestelijk in zo'n belevingswereld belanden. Er zijn in dit verband namelijk functioneel gezien, d.w.z. wat betreft de relatie tussen hersenactiviteit en bewustzijn, geen relevante verschillen tussen een toestand van klinische dood en de dood.
Er zijn naast BDE's ook nog andere aanwijzingen voor een niet-fysieke realiteit, zoals sterfbedvisioenen, (paranormale) uittredingen, en vooral ook herinneringen aan een spirituele preëxistentie oftewel voorbestaan. Er bestaan kinderen met spontane uitspraken over een fase voor hun conceptie. Hun herinneringen komen inhoudelijk sterk overeen met bijna-doodervaringen en bevatten regelmatig ook paranormale aspecten. Zo weten sommige kinderen dingen te vertellen over het uiterlijk en de specifieke activiteiten van hun ouders voorafgaand aan het moment waarop het kind verwekt werd.
Er is op dit terrein sprake van zogeheten convergentie, dat wil zeggen dat de bevindingen van diverse onderzoeksgebieden allemaal sterk in dezelfde richting wijzen. Het kan dan ook niet langer worden volgehouden dat de aanname dat er een spirituele dimensie en een leven na de dood bestaat, gewoon neerkomt op gezweef.

De consequenties van BDE's
Niet alle bijna-doodervaringen zijn positief. Een speciale categorie wordt gevormd door "negatieve" bijna-doodervaringen, ook wel "hel-ervaringen" genoemd. Positieve en negatieve BDE's hebben echter wel gemeen dat ze de betrokkene doorgaans grondig veranderen (transformeren). Doorgaans wordt de patiënt milder, minder materialistisch en meer geïnteresseerd in kennis, milieu, sociale vraagstukken of vegetarisme, en ook in niet-dogmatische spiritualiteit en in de zin van het leven. Men is er doorgaans van overtuigd dat er een leven na de dood is en in geval van een positieve ervaring kan men sterk terugverlangen naar 'de wereld van Licht'. In negatieve zin kan dit zich uiten in depressies en een neiging zich terug te trekken uit deze wereld. Maar zeker met de juiste begeleiding werken BDE's doorgaans heel positief uit op het zelfbeeld en levensgevoel, en leiden zij tot een andere visie op mens en samenleving en een sterk verantwoordelijkheidsgevoel. Begeleiding en onderlinge ondersteuning kunnen zeer belangrijk zijn en dat is dan ook een van de doelstellingen die Merkawah zich stelt.
Veel artsen en andere hulpverleners doen bijna-doodervaringen nog steeds af als een soort dromen of hallucinaties. Dit kan zeer kwetsend zijn voor de patiënt en het moeilijker maken de aangrijpende BDE positief te hanteren.
Dit geldt met name ook voor kinderen, zoals o.a. Bert van Schuijlenburg heeft benadrukt. Op de site van Merkawah leest men:
“Is het voor volwassen BDE-ers al heel moeilijk onder woorden te brengen wat ze hebben meegemaakt, voor kinderen geldt dat waarschijnlijk even zeer, zo niet meer. Een verkeerde reactie uit hun omgeving op hun spontane opmerkingen ("ik heb oma gezien" -- terwijl oma reeds lang overleden is; "ik wil weer naar dat licht", en/of "had u me daar maar gelaten" -- na bijkomen van een operatie) kan ze dan ook in grote verwarring brengen. Ze kunnen zich dan terugtrekken in hun eigen wereldje en afstandelijk worden. Kortom, zulke kinderen zijn er bij gebaat als hun verhalen met begrip en interesse worden ontvangen en dus niet afgedaan worden als kinderlijke fantasie.” Ook in de parapsychologische zin kunnen BDE-ers veranderd zijn. Ze melden vaker dan gemiddeld paranormale ervaringen en sommige lijken een echte gave te hebben ontwikkeld, bijvoorbeeld op het gebied van paranormaal genezen.

Dit artikel werd gepubliceerd in Terugkeer 19(2), zomer 2008, het jubileumnummer ter ere van 20 jaar Merkawah, blz. 14 t/m 16. Het is tevens opgenomen in de bundel Van en naar het Licht, van Titus Rivas en Anny Dirven.

1 Met dank aan Anny Dirven en Rudolf H. Smit.

2 De Nederlandse zusterorganisatie van de International Association for Near-Death Studies (IANDS).

Contact: titusrivas@hotmail.com


© 2024 Titus Rivas