Titel

Het graf op Vlieland

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 19 June, 2008)

Samenvatting

Een gepensioneerde manager en zijn vrouw hadden merkwaardige ervaringen rond het graf van een onbekende geallieerde soldaat die verband zouden kunnen houden met eerdere beelden van een luchtmachtbasis uit een mogelijk vorig leven


Tekst

Het graf op Vlieland: De merkwaardige ervaringen van P. v. D.

door Titus Rivas en Anny Dirven

Samenvatting
Een gepensioneerde manager en zijn vrouw hadden merkwaardige ervaringen rond het graf van een onbekende geallieerde soldaat die verband zouden kunnen houden met eerdere beelden van een luchtmachtbasis uit een mogelijk vorig leven.

Inleiding
In de lente van 2006 werden wij benaderd door dhr. P. v. D. Hij gaf ons te kennen een persoonlijk onderhoud met ons te willen over zijn ervaringen. Dit gesprek vond enige tijd later in het bijzijn van zijn vrouw W., op 2 juni 2006 plaats te Nijmegen.

Algemene achtergrond
De gepensioneerde manager P. v. D. werd in 1940 geboren.
Hij omschrijft zichzelf als ‘een echte techneut', redelijk rationeel en zeer pragmatisch ingesteld. Hij is een nuchtere man met een rooms-katholieke achtergrond, maar hij heeft niets meer met de kerk. Hij gaat alleen nog wel eens kaarsjes aansteken in de St. Jan in Den Bosch, maar hij is verder niet religieus.
P. is beroepsmilitair geworden met de bedoeling straaljagervlieger bij de luchtmacht te worden. Hij had al heel jong iets in de luchtmacht willen doen, maar zijn vader was hier altijd tegen en hij wou de benodigde papieren niet tekenen, zodat zijn plannen niet door zijn gegaan. Zijn vader zei: "Ik ben altijd op de grond gebleven, dus blijf jij ook maar op de grond" en wilde ook dat hij zich meer zou interesseren voor het vak geschiedenis, maar daar was hij te ongedurig voor.
Tot op de dag van vandaag voelt P. nog redelijk wat affiniteit met ‘de vliegerij’.
Overigens had hij ook al zijn hele leven, al toen hij kleine jongen was altijd al een affiniteit met de Tweede Wereldoorlog gehad, ook al had hij de oorlog grotendeels alleen onbewust meegemaakt in dit leven.
Door het veto van zijn vader koos hij een technisch beroep en van daaruit is hij uiteindelijk in het management terechtgekomen.

Mogelijke paranormale ervaringen
Vroeger geloofde P. v. D. helemaal niet in ‘het paranormale’. Hij had er helemaal niets mee en vond het een te softe boel. Hij zou vroeger gezegd hebben: 'Kom maar niet aanzetten met die flauwekul!'
Ondanks zijn onveranderd nuchtere instelling, staat P. v. D. niet volledig afwijzend tegenover mogelijke paranormale ervaringen. Zo heeft hij in het algemeen het gevoel dat overledenen nog iets kunnen betekenen voor de levenden. Hij denkt zelfs dat hij persoonlijke ervaringen op dat gebied heeft gehad. Als het er ernstig uitzag in zijn leven, met ziektes of zo, dan vroeg hij hulp aan zijn overleden moeder of vader en dacht daarna dat het ook goed ging komen.
Ook had P. jarenlang een repeteerdroom waarin hij in de lucht zwemt boven de Orthenseweg in Den Bosch, een ervaring die hij zelf ziet als een soort uittreding.
Voorts heeft hij merkwaardige dingen meegemaakt in Duitsland.
P. reed met een collega in Zuid-Duitsland, in de buurt van Neurenberg, in the middle of nowhere. Hij ging van de snelweg af en kwam bij een grote vlakte uit. Daarbij zei hij tegen zijn collega: ‘We komen straks in een klein Middeleeuws plaatsje uit, waar een muur staat met een poort erin en twee torens.’Hij zag dat helemaal voor zich. Een minuut of tien later kwamen ze inderdaad in dat dorpje terecht. P. vond dit wel verbazingwekkend, want hij was er in dit leven nog nooit geweest.
Een jaar of twee later liep hij met een klant rond op een beurs in Essen en sprak daar met een paar Duitsers. Op een gegeven moment vroeg men hem van welk bedrijf hij was. Men dacht dat hij niet uit Nederland kwam, maar uit Duitsland. Een Duitse mevrouw vond dat zijn Duits klonk alsof hij uit de buurt van Neurenberg kwam. Dit was merkwaardig, want hoewel hij regelmatig Duits sprak, kwam hij normaal nooit in die streek. Het verste waar hij gewoonlijk kwam was Karlsruhe. Maar hij had volgens die mevrouw dus de tongval of het accent van de streek rond Neurenberg.

Beelden van een luchtmachtbasis
Naast de reeds genoemde ervaringen, ziet P. al vanaf zijn puberteit regelmatig merkwaardige beelden voor zich. Het gaat daarbij steeds om een en hetzelfde ‘plaatje’ dat vooral getriggerd werd als het woord ‘Engeland’ viel. Hij ziet een luchtmachtbasis voor zich uit de Tweede Wereldoorlog. Links van hem ziet hij beelden in kleur van barakken waar een aantal luchtmachtmensen uit hollen en aan hem voorbij rennen. Het zijn zo’n 50 a 60 mensen in luchtmachtblauwe uniformkleding. Ze dragen geen platte petten maar kepies oftewel ‘schuitjes’.Over het algemeen krijgt hij steeds dezelfde gezichten te zien, zonder ze te kunnen identificeren. Het zijn altijd dezelfde mensen die voorop lopen. Ze lopen over een stenen pad met gras erlangs. Ze lopen hard, maar er spreekt geen paniek uit de beelden.
De beelden worden steeds op hetzelfde moment afgebroken.
P. acht het naar aanleiding van deze beelden en zijn interesse in de vliegerij voor mogelijk dat hij zelf in een vorig leven vlieger bij de Engelse luchtmacht is geweest. Daarbij moeten we echter wel vaststellen dat hij al in 1940 geboren is, zodat hij in zijn vorige leven zelf niet betrokken kan zijn geweest bij gevechtshandelingen in de Tweede Wereldoorlog.
Overigens gaat de Engelse taal hem best goed af, maar hij heeft er in dit leven nooit de affiniteit mee gehad die hij met het Duits voelt.

Ervaringen op Vlieland
In de loop der jaren gingen P. en zijn vrouw W. enkele keren op vakantie naar de Waddeneilanden. De tweede keer reisden ze naar Vlieland en daarbij bezochten ze onder meer een begraafplaats voor soldaten uit de Tweede Wereldoorlog, een Commonwealth War Grave Cemetery. P. had het gevoel alsof hij naar die begraafplaats toe werd getrokken; ‘ik werd er als het ware heen geleid.’
Er lagen zo’n 40 Engelse geallieerde militairen begraven, waarvan ook onbekende vliegers.
P. is bij één specifiek graf blijven staan, Graf nr. 54 van een jonge onbekende geallieerde vlieger, een Engelsman. Op het graf van deze jongen, staat slechts de datum waarop hij gevonden werd: 11-10-1942, en verder de spreuk Known Unto God. P. is er een tijd aan het graf blijven staan.
Zijn vrouw W. bevestigt dat zijn blik vanaf het moment dat ze samen de poort van het kerkhof doorgingen op oneindig stond en dat hij recht op zijn doel afliep. Hij verkeerde ogenschijnlijk in een soort trance, alsof hij er helemaal niet meer bij was. Hij zag er na die ervaring zeer geëmotioneerd uit. Toen ze van het kerkhof terugliepen naar het hotel, was P. volgens W. helemaal van de kaart.
Bij het graf hoorde P. opeens een stem die hem in het Engels toesprak: "How could you find me here, father?" Zijn vrouw kon deze stem overigens niet horen.
Daarbij kreeg P. ook nog eens beelden door. Hij zag een jongetje van pakweg tussen de 8 en de 10 jaar. De jongen zat in een soort pony- of bokkenwagentje - P. denkt dat het nog het meest leek op een ponywagentje. Hij zag ook nog twee vrouwen die bij dat karretje met de rug naar hem toe gekeerd stonden. De kleding en schoenen die ze droegen kon hij goed zien en P. denkt dat die gebruikelijk waren in de jaren ’30. Je kon zien dat die vrouwen bij een gegoede klasse hoorden. P. ziet ook nu nog heel gedetailleerd een gedeelte van de kleding van die dames voor zich. Het beeld staat op zijn netvlies gebrand. Hij wordt ook nu nog zeer emotioneel als hij hierover praat.
P. voelde zich erg ontdaan door deze beelden. Na deze ervaring was P. volledig van de kaart, wat W. zoals gezegd tegenover ons bevestigt.

De onbekende vlieger van Graf nr. 54
Voor een ‘simpele techneut’ was deze ervaring erg vreemd. Dit soort ervaringen waren niet meetbaar, dat was altijd de instelling die P. hierover had ingenomen. Maar door deze ervaring is zijn instelling totaal veranderd en het heeft hem ook niet meer losgelaten
Het hield hem erg bezig dat de man in het graf niet geïdentificeerd was. "Dit kan niet waar zijn, dat een jonge jongen in de bloei van zijn leven, zijn leven geeft en dan als nobody de geschiedenis ingaat."
De drive waarmee hij zoekt naar het geheim van graf 54 past volgens P. niet bij zijn persoonlijkheid. Hij is namelijk resultaatgericht en het kost hem normaal ook geen moeite om dingen los te laten, behalve in dit ene geval. Dit is echt een obsessie voor hem. Een tijd geleden heeft hij time out genomen om de zaak heel snel te regelen. Hij heeft het gevoel alsof het nog de jaren ’40 zijn als hij er mee bezig is. Hij vreest overigens dat hij het verhaal niet gesloten zal krijgen.
De mannen die op het oorlogskerkhof begraven lagen waren mogelijk o.a vliegeniers van het zogeheten Coastal Command die belast waren met het leggen van mijnen en het bombarderen van doelen in Duitsland. Dit kwam trouwens overeen met de interpretatie van P. van de beelden die hij als puber had gezien.
In tegenstelling tot de vermelding op het graf, had P. zelf altijd het gevoel dat de jongen in februari 1942 gesneuveld moest zijn. Ook kreeg hij een indruk van een naam, Jeffrey of Geoffrey, hoewel hij niet weet of het de naam van de jongen zelf is of bijvoorbeeld van diens vader.
P. begon op den duur bijna obsessie-achtig gedrag te vertonen en probeerde uit alle macht meer over de jongen in het graf te weten te komen. Hij is inmiddels zo’n drie jaar actief betrokken bij de Studiegroep Luchtoorlog ’39-’45 (ook wel bekend onder de afkorting SGLO) en heeft zicht ontwikkeld tot een autoriteit op het gebied van vermiste vliegers. Hij heeft al vaak gezocht in de uitgebreide archieven van de Waddeneilanden. P. zou heel graag de spreuk op het graf vervangen zien worden door de juiste naam van de piloot.
Noch van graf 53 of graf 54 is tot nog toe informatie achterhaald. In beide graven liggen onbekenden. Het enige verschil tussen deze 2 graven is dat op graf 53 de rang van flight lieutenant vermeld staat. En de rang van de man in graf 54 is niet vermeld, hier is volstaan met de vermelding ‘airman’.Normaal gesproken maakte men proces verbaal op bij het vinden van een lijk en ook de Duitsers hielden een Nachlassverzeichnis bij. Mits een gesneuvelde vijandelijke soldaat geen jood was, werd hij met militaire eer begraven.
Men heeft overigens wel geprobeerd om gegevens te verzamelen over graf nr. 54, door middel van correspondentie met Engeland, Duitsland en het Rode Kruis, maar er zijn nergens gegevens terug te vinden. Het enige dat men weet is dat het een ‘airman’ was.
Overigens is het niet eens zeker dat de vlieger boven Vlieland is omgekomen, aangezien zijn lijk onder invloed van stroming en stormen boven het gebied op een totaal andere plaats aangespoeld kan zijn dan waar zijn vliegtuig neerstortte. De meeste vliegers zijn overigens omgekomen door onderkoeling nadat ze in het koude water terecht waren gekomen.
Wel zijn in 1946 alle graven op het eiland opengemaakt en daarbij heeft men een gebitsregistratie e.d. uitgevoerd aan de hand waarvan men de lijken kon identificeren. Helaas zijn de archieven hierover inmiddels gesloten. Met de juiste kruiwagen zou men wel een officiële aanvraag tot inzage in deze gegevens kunnen indienen, maar daar beschikt P. dus wel over. De archieven blijven normaal gesproken tot 2046 gesloten.
P. heeft wel een concrete hypothese over de onbekende soldaat ontwikkeld, namelijk dat de jongen deel uitmaakte van een speciale operatie. Het zou dan gaan om een specifieke squadron dat zich bezighield met spionage en het ondersteunen van de ondergrondse door middel van sabotagemateriaal, springstof, munitie en radiomateriaal. Hun vliegtuig stortte neer in de nacht van 2 op 3 oktober 1942 en van de groep werden er twee krijgsgevangen gemaakt, terwijl er vier vermist bleven. Hiervan zouden er volgens P. drie bij Texel kunnen zijn aangespoeld zonder dat ze konden worden geïdentificeerd, terwijl de vierde de onbekende soldaat bij Vlieland beland zou kunnen zijn.
Overigens is er in Engeland wel sprake geweest van ‘toevallige’ ontmoetingen met o.a. een archivaris en airmen die tijdens WO II actief waren, maar tot nu toe heeft het allemaal nog niets tastbaars opgeleverd. Een van de voormalige vliegers beheert een oorlogsmuseum.
P. heeft zelf de indruk dat de naam Harding of Harberink moet zijn. Hij weet echter niet of dat deze naamindicatie van meet af aan in zijn gedachten is geweest of is beïnvloed door zijn onderzoek waarbij hij ontdekte dat de naam Harberink inderdaad als vermiste uit 1942 voorkomt.
Ondanks zijn obsessie heeft P. dit verhaal nog bijna aan niemand verteld. Ook niet tijdens de landelijke bijeenkomsten van de studiegroep.
Vlieland blijft emotioneel voor P.. Hij krijgt het er warm van terwijl hij erover praat en blijkt behoorlijk ontroerd als hij erover praat. Hij voelt zich zelfs ‘bang’ voor de impact die het op hem heeft emotioneel gezien.
Eind mei 2006 reisde het echtpaar weer naar Vlieland en bezocht daarbij uiteraard weer het graf. P. plaatste er een zijden poppy (klaproos), naast twee andere die hij er al eerder had geplaatst. De klaproos is een herdenkingssymbool dat oorspronkelijk uit de Eerste Wereldoorlog stamt.

De kat bij het graf van ‘Geoffrey’
W. vertelt ons dat ze op Vlieland een keer alleen voor een boodschap naar het dorp ging en toen in een opwelling besloot om even ‘bij Geoffrey’ langs te gaan. Er was niemand aanwezig behalve in de verte iemand van het onderhoud. Ze heeft daar enige tijd voor het graf gestaan en hem letterlijk in gedachten gesmeekt om P. een signaal te geven, zodat hij verder kon met zijn onderzoek en zich zo ook weer beter kon gaan voelen en rust zou krijgen. Vanuit een ooghoek zag ze ineens een beweging en toen ze omkeek kwam er een kat zeer doelgericht op haar afgerend. Hij kroelde om haar benen en ging breeduit op het graf van ‘Geoffrey’ liggen. Ze barstte in huilen uit, want drie dagen daarvoor hadden ze hun kat moeten laten inslapen. De kat bij het graf leek haar te troosten en toen ze na enige tijd wegging liep hij even mee en ging haar vanaf het pad na zitten kijken.
Twee dagen later zouden ze weer naar huis gaan. Ze gingen gewoontegetrouw eerst langs ‘Geoffrey’. P. nam wat foto’s van het graf en W. ging wat verder op een muurtje zitten. Ze sloot haar ogen en deed dezelfde smeekbede als twee dagen ervoor. Toen ze na enkele minuten haar ogen open deed kwam de kat uit het niets op hen afgerend, gaf P. een kopje en ging weer kroelend op het graf liggen. Het kerkhof is normaal gesproken op een incidentele bezoeker na uitermate rustig en een kat hadden ze er nog nooit eerder gezien.

Relevante aanvullende informatie
P. had voor zijn ervaringen op Vlieland zoals gezegd altijd wel affiniteit met WO II gevoeld. Hij had er speelfilms en documentaires over gezien, maar zijn interesse werd pas ‘explosief’ na de ervaring aan het graf. Hij was niet eerder zo emotioneel geweest over de oorlog. Hij denkt nu wel eens: "Als mijn vader dit nog had mogen meemaken!", omdat zijn vader altijd een interesse voor geschiedenis bij hem had proberen op te wekken.
In het algemeen, heeft P. verder niets met het thema ‘stemmen uit graven’ of spookverhalen, e.d.
Er is slechts één ervaring in zijn naaste familie die iets met herinneringen aan een vorig leven te maken zou kunnen hebben. Toen zijn neef Rob een jaar of drie was zat P. een keer bij zijn moeder (de zus van P.) thuis. Er was ook nog een andere zuster van P. bij. Er kwam iets ter sprake over een situatie bij hen in de buurt en Rob zei plotseling: "Ja, mamma, dat weet je wel, dat is waar die Duitse militair met een motor in het water gereden is." Hij vertelde op welk punt dat gebeurd was en daar is in de oorlog inderdaad een Duitse militair het water ingereden.
Rob was ‘met de helm geboren’ zoals dat heet, en had nog wel meer dingen, maar P. zocht dat soort zaken zeker niet op. Hij had eerder een houding van ‘Hou op met die flauwekul’.
Zijn vrouw W. is juist vreselijk geïnteresseerd in dit soort dingen. Zij is emotioneel ook een beetje meegegaan in het hele verhaal en heeft het gevoel "We moeten iets voor die jongen doen. Het is toch zielig als daar blijkbaar nu nog iets hangt." Waar ze kan, assisteert W. P. bij zijn onderzoeken, hoewel niet wat betreft de technische details.
Toen P. v. D. ons manuscript na had gekeken, schreef hij ons op 26 februari 2007: "Steeds meer raak ik ervan overtuigd dat ik op een forensische manier niet meer tot identificatie van de man in graf 54 zal komen. Alle pogingen om verdere informatie te verkrijgen lopen op niets uit. Zelfs zeer geheime documenten die ik heb weten te verkrijgen zg. 'burial reports' die gemaakt zijn in 1946, toen alle graven heropend zijn en is beschreven wat in de graven lag, hebben niets opgeleverd.'
Het lijkt er dus op dat het spoor verder dood loopt. Toch kunnen we de intrigerende mogelijkheid niet zomaar uitsluiten dat P. op Vlieland werkelijk in contact is gekomen met de geest van een overleden zoon uit een vorig leven. Het is te hopen dat men ooit nog vergelijkbare gevallen documenteert waarbij meer verificatie mogelijk is.

Contact
Mail naar stg_athanasia@hotmail.com.

Dit artikel werd op 21 okt 2007 gepubliceerd in het online tijdschrift Spiritualiteit van Stichting Spirituele Ontwikkeling, dat helaas in 2008 wordt opgeheven.