Titel

Intrasomatische parergie: deel 2

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 2 October, 2009)

Samenvatting

Deel 2 van een artikel gepubliceerd in twee nummers van het Tijdschrift voor Parapsychologie over intrasomatische psychokinese.


Tekst



Dit artikel werd gepubliceerd in Tijdschrift voor Parapsychologie, Jaargang 58, 2, oktober 1990, blz. 10-25.

Intrasomatische parergie: Een overzicht van de directe invloed van geestelijke voorstellingen op de fysiologie van het eigen lichaam – Deel 2

door Titus Rivas

Profane IPK Beheersingstechnieken
Het is tegenwoordig mogelijk d.m.v. veel verschillende technieken te komen tot geestelijke beheersing van lichaamsfuncties. Enkele van deze technieken hebben weliswaar een religieus-mystieke achtergrond, maar allemaal worden ze in het Westen ook los van deze achtergrond toegepast. Een bekend beheersingssysteem is de zogeheten Hatha Yoga (Hewilt,1974), oorspronkelijk - ingebed inde Yoga-filosofie- afkomstig uit het hindoeïstische India. Een belangrijk onderdeel van de Hatha Yoga is de "pranayama", een techniek gericht op het beheersen van de ademhaling. In het algemeen kan men over de yoga opmerken dat uit onderzoek is gebleken dat langs deze weg ademhaling en bloedsomloop onder bewuste controle te brengen zijn. Fundcrburk (1977) maakt daarnaast melding van verscheidene studies waaruit blijkt dat sommige individuen hun hartslag kunnen leren beheersen en deze zelfs tijdelijk kunnen leren stoppen (1). Ter illustratie volgen nu enkele studies van de hatha yoga .
Dr. B.K. Anand, hoofd van de afdeling fysiologie van het All-India Institute of Medical Sciences te Delhi onderzocht op dit gebied in 1959 ene Ramananda Yogi, over wie hij in 1961 een rapport publiceerde. Ramananda Yogi werd in een volledig luchtdichte box van metaal en glas geleid, en met elektrodes en buizen aan apparatuur verbonden. Elk uur werd het zuurstof- en koolzuurgas-gehalte van de lucht in de box gemeten. Op de eerste dag verbleef hij acht uur in de box. Op de tweede dag tien uur. Hierbij werd zijn zuurstofverbruik in de box van een normale 19.5 liter per uur tot resp. 12.2 (62.6 %) en 13.3 (68.2%) liter gereduceerd. Zijn hartslag ging geleidelijk naar beneden van 85 per minuut buiten de box naar 60-72 per minuut erbinnen. Er was een verhoudingsgewijs hogere CO2 afgifte. Desondanks vertoonde de yogi geen hijgen, of zwaar ademen en hij viel ook niet in slaap. Een controle-experiment met twee "leken" in de box, die zich niet in pranayama hadden getraind, liet geen teruggang in de zuurstofopname zien. Deze studies geven buiten iedere redelijke twijfel aan dat de yogi urenlang willekeurig zijn metabolisme kon verlagen.
Andere onderzoekers ontdekten een yogi die gedeelten van twee winters alleen in een grot in de Himalaya's doorbracht, de meeste tijd bestedend aan meditatie. Aangezien de extreme kou hem afleidde, kreeg hij van zijn leraar de raad zich te concentreren op warmte en zichzelf voor te stellen in een situatie van zeer hoge temperatuur. Hij vertelde hierin na zes maanden training langzaam maar zeker succes te hebben behaald. Deze yogi werd in een laboratorium te Delhi getest in een elektrisch afgeschermde semi-geluiddichte kamer, met een venster in de muur voor observatie. Tijdens drie experimenten produceerde hij binnen anderhalf tot tien minuten willekeurig, zonder enige zichtbare beweging, zweet op zijn voorhoofd. Dit onderzoek doet denken aan berichten van Alexandra David-Neel (1929) over de "toumo", ook wel gespeld als "tummo" ("mystieke warmte") bij de Tibetanen. De techniek van het zich concentreren op toumo is ook in enige mate door David-Neel zelf met opmerkelijke resultaten beproefd. [Toevoeging uit 2011: Een bekende Nederlander die een soort tummo-technieken lijkt toe te passen is Wim Hof alias The Iceman.]
Swami Rama uit Rishikesh, onderzocht door Green et al. (1979) bleek bij een experiment in staat om differentiële beheersing uit te oefenen over bloedvaten in zijn rechterhand. Hij kon de temperatuur van twee gebieden op zijn rechterhand langzaam maar zeker in tegengestelde richting beïnvloeden, zonder enige motorische beweging, totdat de gebieden een temperatuurverschil hadden bereikt van 10° Fahrenheit. De linkerkant van zijn handpalm zag er na afloop uit alsof er meteen lineaal op geslagen was, terwijl de rechterkant asgrauw toonde. In een andere proef, wederom uitgevoerd door Green et al. (1979) "stopte" Swami Rama zijn hart voor tenminste 17 seconden (2).
De bekendste ook van oorsprong Westerse beheersingstechnieken zijn ongetwijfeld de biofeedback (Wickramasekera, 1976; Ray et al., 1979), en in mindere mate de autogene training (Schultz & Luthe, 1969-1973). Bij deze technieken probeert de persoon zich, net als bij de hatha yoga, mentaal te concentreren op zijn eigen lichaamsprocessen, maar zonder dat hier een heel scala van oefeningen aan vast zit. In de biofeedback maakt men daarbij gebruik van apparatuur die de persoon informatie verschaffen over het fysiologisch functioneren.
Herhaaldelijke experimenten hebben uitgewezen dat mensen d.m.v. biofeedback functies als hartslag, bloeddruk, nierfunctie, maagfunctie en hersengolven (Shapiro & Surwit, 1979), alsmede huidtemperatuur (Taub &Emurian, 1979) en individuele motorische eenheden (Basmajian, 1979) kunnen leren beheersen. Het wordt tegenwoordig dan ook algemeen erkend dat autonome lichaamsfuncties die normaal onwillekeurig lijken te verlopen, ook onder de bewuste wil te brengen zijn. Ook zonder de expliciete yoga- en biofeedbacktechniek is dit mogelijk. Zo maakt Yates (1980) melding van de gerenommeerde 19e-eeuwse fysioloog Tarchanoff. Deze schreef in 1885 een klassiek geworden essay over de willekeurige versnelling van de hartslag. Hierin rapporteert hij over onderzoeken van praktisch elk aspect van de willekeurige beheersing ervan. De patiënt die Tarchanoff hiervoor gebruikte, beweerde geen "aangename beelden" of spieraktiviteit, maar enkel zijn wil en concentratie aan te wenden. Tarchanoff voerde een serie controle-studies uit om indirecte beïnvloedingen uit te sluiten, zoals d.m.v. ademhaling of bloeddruk. Over het algemeen concludeerde hij dat de versnelling van de hartslag volgde uit directe willekeurige invloeden op de regulerende zenuwcentra en zenuwbanen van het hart.
Th.X. Barber (1970) wijst op andere studies aan het begin van deze eeuw waarin proefpersonen direct willekeurig hun hartslag konden beïnvloeden, zonder emotionele opwinding te voelen.

Vuurlopen
Het tijdschrift "Psi Research" heeft in juni 1985 uitvoerig aandacht besleed aan "firewalking" .oftewel vuurdansen of -lopen, het ongedeerd lopen over gloeiende kolen of stenen, die onder normale omstandigheden ernstige brandwonden zouden veroorzaken. Hel vuurlopen is oorspronkelijk een ritueel gebeuren dat in verschillende culturen bekend is (Rawcliffe, 1971). Tegenwoordig wordt het echter ook los van de oorspronkelijke religieuze verbanden beoefend door westerlingen (Stillings, 1985). Een bekende promotor van het fenomeen is Larisa Vilenskaya uil Rusland. Dennis Stillings (1985) bericht over een experiment uit 1985 uitgevoerd door Jack Houck met Severin Dahlen. Bij een temperatuur van 330 ° C liep ene Boma uit Afrika bijna 5 seconden over kolen zonder zich ie branden. Stillings behandelt enkele "normale" verklaringen van vuurlopen. Zo stelde Harry Price in 1936 dat het lichaamsgewicht een rol zou kunnen spelen. Stillings verwerpt deze theorie.die volgens hem ook door Price zelf niet al te serieus bedoeld was. Daarnaast probeerde Jearl Walker het vuurlopen door het zg. "Leidenfrost effect" te verklaren; d.w.z. dat er bij een bepaalde temperatuur een "stoombarrière" rond water- of zweet-druppels wordt opgebouwd die zorgt dat de druppels veel langzamer verdampen zodal verbranding van de huid wordt voorkomen. Stillings wijst er o.a. op dat de temperaluur bij vuurlopen echter zowel boven als onder de Leidenfrost-range kan liggen, zonder dal er verbrandingen optreden. Zelfs skeptici zouden daarom veel moeite hebben met deze theorie. Tenslotte heeft ene Dr. Leikind de mogelijkheid naar voren gebracht dat tijdens het vuurlopen de hitte over het hele lichaam wordt verspreid, zodat verbranding lang kan worden uitgesteld. Dit is echter zowel in strijd met normale gevallen van verbranding, b.v. wanneer men zich brandt aan een lucifer, als met sommige gevallen van "mislukt" vuurlopen, waarbij wel degelijk verbranding optrad.
Dennis Stillings stelt na de bespreking van "normale" hypothesen, dat het waarschijnlijk lijkt dat "de geest en het lichaam [sic], in bepaalde gewijzigde bewustzijnstoestanden, geestelijk in staat zijn sterke elektrostatische velden rond de benen en voeten van de vuurlopers te creëren en de proefpersoon kunnen beschermen door de kolen af te koelen". Het is interessant dat de zeer skeptische Rawcliffe (1971) de mogelijkheid van een "psychosomatische modificatie van de weefsels" bij vuurlopen niet helemaal uitsluit (3).

De onbrandbaarheid van Daniel D. Home
Dat onbrandbaarheid niet voorbehouden is aan vuurlopers, blijkt uit rapporten over het medium Home. Zo citeert Zorab (1980) onder meer een verslag van een zitting van 23 januari 1869 bij de gravin van Caithness uit Brigthon: " [...] Vervolgens liep de heer Home naar de open haard, waarin een reusachtig vuur brandde, stak zijn beide handen in de gloeiende massa en nam er een roodgloeiend stuk kool uit. Met dit stuk kool in zijn handen wandelde hij een paar minuten lang door de kolen, terwijl hij er voortdurend op blies om de kool te doen vlammen. Hierop begaf hij zich naar Lady Louisa Kerr en gaf haar een teken dat hij wilde dat zij het stuk kool van hem zou overnemen. Erg geschrokken trok Lady Louisa zich een weinig terug. "Neen", zei Home hierop, "daar u te weinig geloof heeft, zal ik u dit stuk kool niet in handen geven." Bij het horen van deze woorden strekte Lady Gomm haar beide handen uit en zei "In dat geval, geef de kool maar aan mij. Ik zal hem zonder enige angst aanpakken". In verband met haar verzoek heeft Home de vlammende massa toen in Lady Gomms handen gelegd, die er niet de minste last van ondervond, zelfs nadat zij het stuk hete kool meer dan twee minuten in haar handen had gehouden. De kool werd vervolgens op een vel papier gelegd, waarover ik hierboven sprak. Het vel papier vatte ogenblikkelijk vlam en een groot gat werd gebrand daar waar ik de communicatie had neergeschreven [...]". Zorab wijst er voorts op dat van Homes proeven van onbrandbaarheid vrij veel personen getuige waren, waaronder William Crookes (zie ook: Thurston, 1952).

Suggestie
Hypnose is ontstaan uit de praktijk van het zg. dierlijk magnetisme van Mesmer, net als overigens het moderne "paranormaal genezen". Zij is dus wat haar oorsprong betreft direkt verbonden aan het beïnvloeden van lichamelijke processen. Hoewel hypnose gebruik maakt van één of meer gewijzigde bewustzijnstoestanden (ASCs), is de kem van haar effectiviteit waarschijnlijk niet hierin gelegen maar in het fenomeen (auto-) suggestie. Hetzelfde kan waarschijnlijk gezegd worden van zg. "imagery"-technieken, waarbij men zich symbolisch of plastisch bepaalde lichaamsprocessen voorstelt om een genezing te bewerkstelligen.
Rawcliffe (1971) noemt als intrasomatische effecten van hypnose o.a. de beïnvloeding van hartklachten, nierziekten, zeeziekte, cerebrale arteriosclerose, tuberculose, multipele sclerose en speekselproductie, alsmede de versnelling van het genezingsproces van wonden en gebroken botten. In 1956 werd in Amsterdam het "Leerboek der Hypnose" van S. Koster uitgegeven. Koster geeft hierin belangrijke voorbeelden van hypnotische IPK. Zo citeert hij ene Vilgyesi (uit diens "Die Seele ist alles", 1949, Zürich) die het geval vermeldt van het 19-jarige "zenuwzieke" meisje Ella Salomon. Salomon werd door hypnotiseur Frans Neukomm gebruikt voor publieke vertoningen: "Zo kon hij onder de ogen van 14 aanwezigen (waaronder ook artsen) een grote brandwond op haar arm suggestief doen ontstaan, door aanraking met een gewone haarspeld, zo van haar hoofd genomen". S. Koster zelf lukte het herhaaldelijk bij een patiënte met menorragieën die later bleken door een myoom veroorzaakt te zijn, de bloedingen direct aansluitend aan de hypnotische suggestie te doen verminderen. "Te sterke menstruaties, zonder dat er organische afwijkingen bestonden, kon ik soms door hypnose verminderen. [...] Bij een zangeres is het mij herhaaldelijk gelukt de stellig verwachte menstruatie een paar dagen, d.m.v. hypnotische suggestie uit te stellen, omdat zij in die dagen moest optreden".
Bovendien noemt Koster het voorkomen van zowel hypnotische verhoging als verlaging van plaatselijke lichaamswarmte en koorts tot 39,2 °C. In 1952 verscheen in de British Medical Journal een rapport van A.A. Mason over het geval van een 16-jarige jongen die leed aan de erfelijke ziekte ichthyosis, een kwaal die een wratachtige stinkende laag over het grootste deel van het lichaam doet ontstaan. In een ziekenhuis probeerde men als laatste middel plastische chirurgie, die echter ook faalde. Hierop stelde een van de artsen voor hypnose te gebruiken. De jongen werd in een trance gebracht en men vertelde hem dat zijn linkerarm zou genezen. Men beperkte zich met opzet tot dit ene lichaamsdeel, zodat de andere als controle konden dienen. Na enkele dagen werd de laag rond zijn arm zachter en liet los. Daarna gaf Mason de jongen de suggestie dat ook andere lichaamsdelen zouden genezen. Hoewel de jongen niet helemaal genas, bereikte men, behalve op de vingers, een blijvende genezing van 50 tot 95%, zonder andere behandelingsmethoden (Barber, 1978). Barber vermeldtook dat de resultaten van Mason gereproduceerd werden door andere artsen bij andere patiënten.
De Russische parapsycholoog Leonid Vasiliev (1965) noemt een hypnotische genezing door V. M. Bekhterev, door deze laatste in 1925 in" Vestik znania" beschreven, van een geval van erfelijke blindheid. Bekhterev vond dit zijn meest opmerkelijke geval. Het geval verbaasde zelfs ervaren oogspecialisten die hadden gemeend dat het type blindheid waarvan sprake was, volstrekt ongeneeslijk was.
De Bulgaar Lozanov (1978) wijst op een geval van een proefpersoon die de suggestie kreeg, en uitvoerde, dat de grootte van zijn pupillen zou verschillen.
Barber (1978) beschrijft allerlei door suggestie teweeggebrachte veranderingen in de structuur van de huid bij proefpersonen, zoals: misplaatste allergische reacties op onschadelijke planten, brandblaren, en het verdwijnen van wratten.
Jeanne Achterberg (1985, 1989) noemt specifieke beïnvloeding van het immuunsysteem d. m.v. visualisatie.

Stigmatisatie door suggestie
Een soortgelijk geval als dat van Koster, citeert Hans Herlin (1976) van de Franse Professor Bernheim: " [...] de experimentator schreef met de stompe punt de naam van de patiënt op diens beide armen. Daarop zei de experimentator, nadat de proefpersoon zich in een hypnotische toestand bevond: " Vanmiddag zult u om vier uur inslapen en uw armen zullen beginnen te bloeden, precies op de punten die ik heb gemarkeerd. Uw naam zal verschijnen geschreven in bloedige letters." De letters verschenen in een duidelijk schrift en tevens waren er op sommige punten druppels bloed te zien. De letters waren nog steeds zichtbaar na drie maanden, ook al hadden ze hun intensiteit langzamerhand verloren." Herlin noemt ook proeven met het medium Ilma: bij een gelegenheid verscheen er een rood kruis van 7 centimeter op haar huid en bij een andere de letter K. Bovendien wijst Herlin op de proeven van Dr. Krafft-Ebing die bij zijn patiënten tekens en blaren teweegbracht, eenvoudig door objecten met hun huid in aanraking te brengen en te suggereren dat zij die invloed zouden hebben. Dr. Alfred Lechler (Wilson, 1982) bestudeerde vanaf 1928 het geval van Elizabeth K. Deze vrouw had de vreemde neiging om allerlei medische symptomen waar ze toevallig over hoorde praten, zelf lichamelijk te gaan vertonen. Zo hoestte ze bloed op als had ze tuberculose, terwijl haar longen volmaakt in orde waren. Op goede vrijdag 1932 woonde Elizabeth een religieuze bijeenkomst bij waar gesproken werd over de verschillende kwellingen die Jezus moest ondergaan in zijn passie. Een en ander werd geïllustreerd met dia's. Toen ze terugkeerde bij Lechler, klaagde ze over erge pijn in handen en voeten. Aangezien Lechler hier geen organische oorzaak voor vond, besloot hij om experimenteel stigmata bij haar op tewekken. Hij hypnotiseerde Elizabeth en gaf haar de suggestie dat de pijn erger zou worden, omdat er echte spijkers door haar voeten en handen heen zouden gaan. De volgende morgen vertoonde Elizabeth rode, gezwollen plekken op handen en voeten ter grootte van een munt, waarbij de huid eromheen gescheurd was en vocht afscheidde.
Met Elizabeths toestemming deed Lechler hierna nog meer proeven met haar. Elizabeth moest zich concentreren op de bloedtranen van Thérèse Neumann en dit beeld vasthouden tijdens haar huishoudelijke taken. Binnen enkele uren stroomde er inderdaad bloed van de binnenkant van haar oogleden en langs haar wangen. Lechler zag, toen hij haar de opdracht gaf het bloeden te stoppen, hoe dit inderdaad voor zijn ogen geschiedde. Ook de "spijker"-wonden genazen na suggesties daartoe in de loop van de volgende twee dagen. Lechler herhaalde later het experiment op verschillende wijzen.
We hebben bij deze (bekende) proeven van Lechler te maken met onomstotelijk psychogeen geïnduceerde stigmatisatie. Niemand zal immers willen beweren dat de gratie Gods de directe bron van deze hypnotische fenomenen is.
Ook zeer interessant in dit verband, zijn de observaties door de Franse parapsycholoog E. Osty van Olga (Toukholka) Kahl. Olga Kahl kon "blozen in de vorm van figuren", d. w.z. dat zij op haar huid bloedfiguren kon doen ontstaan. Daarbij kwam nog het opmerkelijke feit dat het haar mogelijk bleek een onderzoeker in de gelegenheid te stellen deze figuren (letters, namen) door telepathische suggestie bij haar te verwekken. Ze verschenen dan op de binnenzijde van haar onderarm, of op haar borst (Tenhaeff, 1934, 1976).
Als laatste voorbeeld van psychogene stigmatisatie wil ik nog het volgende noemen, stammend uil een werk van Du Prel (1921): "Bourru, professor aan de kliniek te Rochester, heeft de volgende proefneming gedaan: Met het een of ander willekeurige voorwerp tekende hij op de beide beneden-armen van een gehypnotiseerde zijn handtekening en beval hem om zes uur namiddags in te slapen en langs de getekende lijnen te bloeden. Op verschillende plaatsen drongen enkele druppeltjes bloed te voorschijn; op de andere geparalyseerde arm verscheen niets. De met bloed opgelopen letters waren drie maanden later wel iets bleker geworden, maar nog leesbaar. Dergelijke proefnemingen werden nog door andere artsen gedaan".

Placebo’s
Placebo's zijn in feite voorbeelden van positieve suggestie in een expliciet medische setting. Een patiënt krijgt b .v. een suikerpil als" medicijn", maar aktiveert wel onbewust zelf de lichamelijke processen waarvan hij verwacht dat het geneesmiddel ze op gang brengt (Frank, 1982; Bol, 1988). Nocebo's zijn hier een negatieve tegenhanger van: onschuldige stoffen leiden tot kwalijke gevolgen door de negatieve verwachting die men er aan hecht. Het wordt erkend dat placebo's een grote rol spelen in de behandeling van patiënten, zowel in de alternatieve als in de reguliere geneeskunde (4). Zo verklaarde Charles Badouin reeds in 1924 de werking van bepaalde volksgeneeskundige middeltjes langs deze weg. Als voorbeeld van zo'n middeltje noemt hij een recept tegen wralten van een kwakzalver dat inderdaad de wratten deed verdwijnen (5).

Ideosensorische beïnvloeding
Men kan door (auto)suggestie pijnprikkels zo beïnvloeden dat ze niet worden ervaren (Edmunds, 1961; Watson, 1973). Als mensen gehypnotiseerd zijn, kan men hen, mits onder goede suggestie, een snee of een brandwond toebrengen zonder dal ze opgeven pijn te voelen (Melzack, 1982). Daarom kan hypnose o.a. worden ingezet als" verdoving", zowel bij operatieve ingrepen, als bij tandheelkundige behandelingen (Watson, 1973; Rawcliffe, 1971). Veel van de verrichtingen van de zg. fakirs, zoals het liggen op een spijkerbed of op cactusdoorns, zijn alleen mogelijk door psychogene pijnbeheersing (in combinatie met andere intrasomatische beheersing).
Melzack (1982) noemt een voorbeeld van een rituele variant van zulk fakirisme:"[...] het hangen aan een haak dat in delen van India nog steeds in zwang is l...] De ceremonie komt voort uit een aloud gebruik waarbij een lid van een sociale groep wordt uitgekozen om de macht van de goden te vertegenwoordigen. [...] Het opmerkelijke van het ritueel is dat stalen haken, die met sterke touwen bevestigd zijn bovenaan een speciale wagen, onder zijn huid en spieren worden geschoven aan weerszijden van de rug. [...] Gewoonlijk hangt de man op de touwen terwijl de wagen wordt voortgetrokken, maar op het hoogtepunt van de ceremonie in ieder dorp zwaait hij vrij heen en weer, slechts hangend aan de in zijn rug geslagen haken, om de kinderen en de gewassen te zegenen. Verbazingwekkend is dat de man gedurende het ritueel geen pijn lijkt te hebben; hij lijkt meer in een " toestand van exaltatie”. Als de haken later worden weggenomen, genezen de wonden snel zonder andere behandeling dan bedekking met houtas. Twee weken later zijn de littekens op zijn rug nauwelijks meer te zien." Fascinerend is vervolgens Melzacks opmerking dat "mannen en vrouwen die om hun geloofsovertuiging op de brandstapel werden verbrand soms iets leken te ervaren dat alleen maar als een extase kan worden beschouwd (hoewel anderen ongetwijfeld in doodsangst verkeerden)." Ook bij andere sensorische modaliteiten kunnen door suggestie zulke "negatieve hallucinaties", waarbij men een object van de waarneming dus niet ervaart, worden bereikt (Watson, 1973; Edmunds, 1961).Dit geldt b.v. zowel voor het horen van een bepaalde toon en het zien van bepaalde kleuren, als voor zien überhaupt. In een bepaald experiment bleken de hersenen van één proefpersoon niet langer normaal te reageren op helder licht. (7).
Natuurlijk is er naast negatieve hallucinatie, ook het fenomeen psychogene positieve hallucinatie, waarbij men b.v. iets ziet wat niet extern aanwezig is. Zelf heb ik eens een proefpersoon de suggestie gegeven dat een glas helder leidingwater zou ruiken en smaken naar groentesoep. De proefpersoon kwam kort hierop verontwaardigd uit zijn (tamelijk diepe) trance, zeggende dat hij zich te kijk gezet voelde. Hij gaf echter toe dat hij kort maar duidelijk groentesoep geroken en in mindere mate ook geproefd had.

Herbeleving
Wilson (1982) noemteen typische intrasomatischecasus van "abreaction", d.w.z. het herbeleven van een verborgen trauma, stammend uit 1946 en gepubliceerd door de psychiater Dr. Robert Moody (8) in The Lancet: "Vier jaar voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog wandelde een toentertijd 26-jarige legerofficier, die we Alec zullen noemen, herhaaldelijk in zijn slaap toen hij in een ziekenhuis in India was opgenomen vanwege een lichte infectie. Om te voorkomen dat hij zichzelf zou ver-wonden, bonden de verpleegsters Alecs handen op zijn rug, maar desondanks slaagde hij er tijdens een nacht in, weg te glippen en uren rond te zwerven. Rond 1944 vormde Alecs slaapwandelen een reden tot bezorgdheid, en ging het soms gepaard met agressief gedrag, dat hij zich in de waaktoestand niet herinnerde. Toen hij werd opgenomen in het Woodside Hospital te Londen, nam men waar dat hij een uur lang trachtte denkbeeldige touwen los te maken. [...] Deze herbeleving van de ervaringen in India schokte de zusters toen bleek dat Alecs beide armen diepe striemen vertoonden, alsof hij met echte touwen vastgebonden was, ook al waren er helemaal geen touwen gebruikt" Dr. Robert Moody werd hiervan op de hoogte gebracht en hij observeerde de fenomenen zelf twee nachten daarna. Terwijl Alec opnieuw probeerde om "los te komen", deed Moody het licht helemaal aan en zag hoe er duidelijk afgebakende striemen verschenen op beide onderarmen van Alec, hoe ze zichtbaar sneden veroorzaakten en tenslotte hoe er kleine druppeltjes bloed uitvloeiden. De volgende morgen waren de striemen nog duidelijk genoeg om te worden gefotografeerd.
Bovendien noemt Wilson drie gevallen van niet-veridieke regressie-hypnose waarbij een fantastische parallel van herbeleving geleid heeft tot IPK. Zo werd ene Pauline Mc Kay schijnbaar geregredeerd naar het leven van Kitty Jay die zich zou hebben opgehangen. Als ze dit "herbeleeft", verschijnt er een rode striem als van een touw om haar nek. Waar dit geval een slechts denkbeeldige bron van de herbeleving kent, is het ook denkbaar dat echte ervaringen uit vorige levens herbeleefd kunnen leiden tot IPK. Deze mogelijkheid wordt op dit moment grondig geëvalueerd door lan Stevenson, die hoopt hier rond 1991 drie samenhangende boeken over te laten verschijnen. Hij richt zich daarbij op moedervlekken en fysieke geboorteafwijkingen die tijdens de prenatale fase zouden kunnen zijn ontstaan tengevolge van de herinnering aan een traumatische dood (9). Tot op heden heeft hij nog niet zoveel interessante gevallen gepubliceerd, omdat hij die wilde bewaren voor zijn komende werken. Toch wil ik er hier twee noemen, uit Stevensons "Twenty Cases" (1974). In het geval van Ravi Shankar (10) uit India, geboren in 1951, herinnerde deze zich het leven van Ashok Kumar, die gewoonlijk Munna werd genoemd. Munna was een jongen die op zesjarige leeftijd door buren met een mes of scheermes om het leven werd gebracht. Ravi Shankars moeder getuigde dat de jongen reeds bij zijn geboorte om zijn nek een lineaire moedervlek had die sterk leek op het litteken van een lang mes. Een ander geval dat ook geassocieerd is met moord, is dat van Jimmy Svenson (pseudoniem) uit Canada. Hij vertoonde vier ronde moedervlekken op zijn buik die sterk leken op genezen kogelwonden en mogelijk overeenkwamen met die van de vermoorde Tlingit-indiaan John Cisko.

Levitatie
Het beste bewijsmateriaal dat we hebben voor het fenomeen levitatie, het geestelijk doen zweven van het hele eigen lichaam, is nog steeds afkomstig van het "krachtigste medium aller tijden", Daniel D. Home (Zorab, 1980; Eysenk & Sargent, 1982). Keller (z.j.) citeert ene Lord Adare die een ooggetuigeverslag schreef van een van Homes levitaties: De seance in kwestie had plaats op 18 december "na een diner in zijn eigen appartementen op 5 Buckingham Gate in Londen. Die avond waren er behalve de heer des huizes nog een zekere Lord Lindsay en een kapitein Charles Wynne, een neef van Adare, aanwezig. Home raakte in trance en de geest van een toneelspeelster begon door hem te spreken. Het was Adah Menken, die in dat jaar was overleden en die Adare en Home beiden goed hadden gekend. Opeens begon er een stoel te bewegen. Van de plek tegen de muur waar hij had gestaan, gleed hij langzaam door de kamer en bleef vlak voor Wynne staan. Hij en Lindsay hadden allebei het gevoel dat er iemand op de stoel zat. Maar omdat het zo donker was, konden zij het geen van beiden goed zien. Home was intussen van tafel opgestaan. Terwijl hij een paar maal heen en weer liep, hoorde Linday iemand in zijn oor fluisteren. Het was duidelijk de stem van Adah Menken : 'Hij zal door het ene raam naar buiten zweven en door het andere weer naar binnen.' De geschrokken Lindsay had nog maar net aan de andere deelnemers verteld wat hij had gehoord toen Home met gedempte stem heel nadrukkelijk zei; 'Schrik niet en staat u vooral niet op! Daarna raakte hij los van de vloer, zweefde naar de muur van de kamer en verdween. Iedereen hield zijn adem in, want de kamer lag drie verdiepingen hoog. Zij hoorden alleen dat 'in de kamer ernaast het schuifraam omhoog werd geschoven'. Een ogenblik later kwam Home 'voor het raam vanonze kamer los door de lucht aanzweven.' Hij bleef een paar seconden stil hangen, schoof toen het raam omhoog en gleed met zijn voeten naar voren de kamer binnen. Hij zakte breeduit in een stoel.' Adare stelde hem een vraag, maar m plaats van te antwoorden herhaalde Home het experiment Hij zweefde stokstijf en in horizontale houding het raam uit. Zijn hoofd ging het eerst naar buiten en. ven later kwam hij, nu met zijn voeten vooruit, weer terug. 'Het was zo stikdonker', tekende Adare aan 'dat ik niet kon zien of soms ergens op leunde'. Toen Home weer tot zichzelf kwam, was hij moe en opgewonden. Hij zei dat hij het gevoel had in een vreselijke gevaar te hebben verkeerd.” De ouderdom van het materiaal vormt (ook) in dit geval geen argument om het te negeren. Natuurlijk zou het wel gewenst zijn als het indrukwekkende fenomeen zich onder moderne omstandigheden zou reproduceren. Volgens Guy Lyon Playfair (1975) zou het in ieder geval korter geleden zijn opgetreden bij het medium Mirabelli (11). Carmine – later: Carlos – Mirabelli werd in 1890 geboren in Botucatu , Brazilië. Er is veel onzin over Mirabelli geschreven en de voornaamste serieuze bron is Eurico de Goes. Hij werd ook door de filosoof Hans Driesch geobserveerd (12).
Men kan zich van mediamieke levitatie trouwens afvragen of ze door de ‘vliegers’ zelf wel als ‘profaan’ wordt beleefd, aangezien zij een spiritistische verklaring van (bijna) al hun vermogens voorstaan.

Verzien
Prof. Dr. J. Valckenier Suringar (1927) behandelt enkele gevallen van zg. "verzien", oftewel "maternal impression", de specifieke somatische beïnvloeding van een ongeboren vrucht door een voorstelling van de zwangere vrouw die het draagt. Hij noemt onder meer een geval van professor Karl Ernst van Baer (1792-1876). "Zijn zuster werd in zwangeren toestand zeer verschrikt door een grote vlam, welke zij in de richting van haar 7 mijl verder gelegen geboorteplaats zag; zij bleef een tijd lang in onzekerheid en vernam toen dat het werkelijk haar geboorteplaats betrof. Zij hield die vlam steeds voor ogen en ontving na 2 maanden een kind, dat op het voorhoofd een rode vlek had, die naar boven spits toeliep in den vorm van een laaiende vlam; na zeven maanden verdween de vlek pas. Van Baer vertelt er bij, dat hij het voorbeeld daarom geeft, omdat het zijn eigen zuster betreft en omdat de klacht over de vlam voor haar ogen gedurende de zwangerschap geuit werd, en niet pas na de verlossing als oorzaak werd opgegeven". Het woord is verder ook wat betreft verzien aan Dr. lan Stevenson, die nl. uitvoerig op dit fenomeen zal ingaan als concurrerende verklaring voor sommige moedervlekken en fysieke afwijkingen i.v.m. reïncarnatie-gevallen.
Is verzien, aangenomen dat het bestaat, eigenlijk wel als "intrasomatisch" te betitelen? Het lichaam dat wordt beïnvloed is namelijk niet zozeer dat van de moeder, maar dat van haar ongeboren kind. Verzien kan men misschien als "tussen"- of "mengvorm" van intrasomatische en extrasomatische parergie beschouwen. Een andere mogelijkheid is echter dat het door de moeder telepatisch geïnduceerde IPK van het ongeboren kind betreft. Ik wijs in dit verband nog gaarne op het reeds genoemde ufogeval van "Doctor X". De jonge zoon van de bioloog, aan wie nooit één woord over het ufo-avontuur werd medegedeeld, vertoonde "identiek hetzelfde teken op identiek dezelfde plaats als zijn vader: ook dit stigma verschijnt en verdwijnt volkomen gesynchroniseerd met het merkteken op zijn vaders huid, maar met een halve dag vertraging. Deze zonderlinge besmetting werd zelfs vastgesteld terwijl zij 60 km van elkaar verwijderd waren" (Weverbergh, 1976).

Conclusie
Ik hoop dat dit overzicht representatief genoeg is om duidelijk te maken dat aan het bestaan van intrasomatische parergie niet of nauwelijks meer redelijk getwijfeld kan worden. IPK is zowel door goed gedocumenteerde spontane gevallen, als in experimentele context aangetoond. Intrasomatische beïnvloeding van de meest uiteenlopende, gewoonlijk autonome processen is daarbij een fenomeen dat zowel onbewust als bewust (beheerst) in vele vormen voorkomt. Zij is onverklaarbaar, en wordt dus genegeerd, binnen fysicalistische kaders. Dit heeft zowel negatieve gevolgen voor de medische praktijk, die een belangrijk "geneesmiddel" wordt ontzegd, als voor de beeldvorming van ons zelf, onze natuurlijke vermogens en onze verhouding tot het lichaam.
Concreet denk ik dat er al voldoende bewijsmateriaal bestaat voor psychogene en transcendente stigmatisatie en nauw daaraan verwante fenomenen, voor onbrandbaarheid, voor beheersing van veel of alle normaal autonome functies, voor ideosensorische verschijnselen, en voor reactivering van wonden e.d. door herbeleving. Wat betreft andere mystieke IPK, profane levitatie en verzien is het zaak dat er meer materiaal komt. Het wordt al met al hoog tijd dat men de samenhang van intrasomatische verschijnselen onderkent en deze beschouwt binnen een interactionistisch raamwerk.

Dankbetuiging
Ik wil wat betreft de totstandkoming van dit artikel ten eerste Dr. lan Stevenson bedanken wiens werk en correspondentie i.h.a. een belangrijke inspiratie voor mij vormen. Daarnaast dank ik Drs. Hein van Dongen, David Lorimer en John Beloff voor het aandragen van literatuur.



Noten
1) Ik wil hier meteen een nuancering toevoegen over het werkelijk stoppen van het hart. Het zou kunnen dat in sommige of de meeste gevallen het hart toch blijft kloppen, hoewel niet langer waarneembaar met een stethoscoop, maar alleen door modernere apparatuur. De beïnvloeding zelf is echter onbetwistbaar aangetoond.
2) De lezer die bekend is met IPK zal hier een bespreking van de controversiële "fakirs" Paul Diebel en Mirin Dajo missen. De reden dat ik ze hier niet vermeld is dat ik zal trachten in een volgend artikel beide gevallen te evalueren.
3) Susan Blackmore, een beruchte skeptica die het niet zo nauw neemt met de feiten, stelt dat vuurlopen volledig fysisch verklaard kan worden. Er zou slechts sprake zijn van onschadelijke wamuevorming die de voeten niet zou kunnen verbranden. Rawcliffe heeft er echter reeds op gewezen dat er een onderscheid gemaakt moet worden tussen stenen en kolen wat dit betreft. Blijkbaar is Blackmore niet eens op de hoogte van de relevante skeptische literatuur, en zij preekt dus duidelijk voor eigen parochie.
4) Aangezien placebo's een sterke invloed kunnen hebben op het ziekteveroop, worden zij wel aangevoerd als geheel bevredigende verklaring van effecten in de paranormale geneeswijze (Vroon, 1988). Men verdoezelt dan dat elke invloed van de geest op de materie voor een fysicalist "paranormaal" moet heten, soms door gemakshalve de noodzaak van een onderscheid tussen geest en lichaam (d.w.z. het mind-body dualisme) te ontkennen (Vroon, 1989). De recente aanval van WilliamRoll (1989) op het dualisme is hier weer eens een voorbeeld van.
De vraag is niet: I paranormale geneeswijze - waar zij positief effect sorteert - wel of niet psychokinetisch van aard? Dat staat bij voorbaat vast. De vraag hoort te zijn: In hoeverre is er sprake van extrasomatische, naast intrasomatische, parergie?
5) Als een merkwaardig soort nocebo rond wratten noemt Badouin de volgende techniek. Op een heldere avond bevochtigt men zijn vinger en kijkt naar een ster; op hetzelfde ogenblik raakt men met de natte vinger zijn hand aan, herhaalt dit alles, en telt daarbij l , 2, etc. tot het aantal wralten dat men wil zien verschijnen. Op elke plaats die met de vinger is aangeraakt, verschijnen dan wratten!
6) Zoals gezegd is het mijn voornemen om aan de fakirs Dajo en Diebel in een volgend artikel aandacht te besteden.
7) Bij een inleidend college fysiologische psychologie werd mij als student voorgehouden dat negatieve hallucinaties niet tot de fysiologische mogelijkheden behoorden en "daarom" dus niet bestonden.
8) Niet te verwarren met Raymond Moody, de bekende onderzoeker en schrijver over zogeheten Bijna-Dood Ervaringen (Near-Death Experiences, NDEs).
9) Stevenson heeft sinds lang het belang van moedervlekken en geboorteafwijkingen benadrukt als doorslaggevend argument tégen de Super-ESP (oftewel "animistische") verklaring en vóór de reïncarnatie-verklaring van sommige van zijn gevallen. In 1987 wees hij bovendien expliciet op het dubbele belang van de fenomenen in kwestie, nl. als bewijsmateriaal voor reïncarnatie én als bewijsmateriaal voor een "psychische kracht" die inwerkt op" menselijke lichamen".
10) Niet te verwarren met de gelijknamige sitarspeler.
11) Ofschoon er veel kaf onder het koren bij is, verdient het parapsychologisch gebeuren in Brazilië m.i. veel meer onze aandacht dan het nu krijgt.
12) Naast levitatie en extrasomatische verschijnselen, vertoonde Mirabelli bij één gelegenheid overigens het volgende intrasomatische fenomeen. Hij beweerde de geest van een vroegere tb-lijder te hebben ontvangen, waarna hij in aanwezigheid van getuigen een halve liter bloed opgaf. Vergelijk dit overigens met de genoemde Elisabeth K., bestudeerd door Alfred Lechler.

Referenties
- Achterberg, J. (1985). Imagery in healing: Shamanism and modern medicine. Boston: Shambala/New Science Library.
- Achterberg, J. (l 989). Mind and medicine: The role of imagery in healing. JASPR, 83,93-100.
- Anand, B.K., Chhina, G.S., & Singh, B. (1961). Studies on Shri Ramanand Yogi during his stay in air tight box. Indian Journal o/Medical Research, 49, 82-89.
- Badouin,C. (1924). Suggestion und Autosuggestion: Psychologisch-pädagogische Untersuchung auf Grund der Erfolge der neuen Schule von Nancy. Dresden: Sibyllen-Verlag.
- Barber.Th.X. (1970). LSD, Marihuana, Yoga and Hypnosis. Cbicago: AldinePublishing Company.
- Barber, Th.X,(1978). "Hypnosis", suggestions, and psychosomatic phenomena: A new look from the standpoint of recent experimental studies, in: Olsen, P. & Fosshage, J.L. (Eds.) Healing: The implications for psychotherapy. New York: Human Sciences Press.
- Basmajian, J.V. (1979). Control and training of individual motor units. In: Peper, E., Ancoli, S.,& Quinn, M. (Eds.) Mind/Body integration: Essential readings in biofeedback. New York: Plenum.
- Bol, A (1988). Het placebo-effect en de paranormale geneeswijze. Utrecht: Parapsychologisch Instituut.
- David-Neel, A. (1929). Mystiques et magiciens du Tibet. Parijs: Librairie Pion.
- Dilley, F.B. (1989). Making clairvoyance coherent. JSPR, 55, 241-250.
- Du Prel, K. (1921). Studieën uit het gebied der geheime wetenschappen. Zaltbommel: Wink.
- Edmunds, S. (1961). Hypnotism and psychic phenomena. Hollywood: Melvin Powers.
- Eysenk, H. , & Sargent, C. (1982). Explaining the unexplained: Mysteries of the paranormal. Londen: BookClub Associates.
- Frank, J.D. (l 982). Biofeedback and the placebo effect. Biofeedback and Self-Regulation, 7, 449-460.
- Funderburk, J. (1977). Science studies yoga: A review of physiological data. Glenview: Himalayan International Institute of Yoga Science & Philosophy of USA.
- Green, E.E., & Wakers, E.D. (1979). Biofeedback for mind/body self-regulation: Healing and creativity, in Peper.E., Ancoli, S., & Quinn, M. MindlBody integration: Essential readings in biofeedback. New York: Plenum.
- Herlin, H. (l 976). El mundo de lo ultrasensorial. (Vertaling van: Die Welt des Übersinnlichen). Barcelona: Plaza & Janés.
- Hewitt, J. (1974). Leer zelf yoga. Deventer: Ankh-Hermes.
- Höcht, J.M. (1952). Trager der Wundmalen Christi: Eine Geschichte der bedeutendsten Stigmatisierten von Franziskus bis zur Gegenwart. Treiter Band: Vierzig Stigmatisierte der neuen Zeit. Wiesbaden: Credo-verlag.
- Keller, W. (zj). Wat gisteren nog als wonder gold (vertaling uit Duits). Zwolle: La Rivier & Voorhoeve.
- Koster, S. (1956). Leerboek der hypnose. Amsterdam: F. van Rossem.
- Lozanov, G. (1978). Suggestology and outlines of suggestopedy. London: Gordon and Breach.
- Mason, A.A. (1952). A case of congenital ichtyosiform erythrodermia of Brocq treated by hypnosis. British Medical Journal, 2,422-423.
- Melzack, R. (1982). Het raadsel pijn (Vertaling van 'The puzzle of pain'). Utrecht: Het Spectrum.
- Playfair, G.L. (l 975). The flying cow: Research into paranormal phenomena in the world's most psychic country. London: Souvenir Press.
- Rawcliffe, D.H. (1971). Occult and supernatural phenomena. (Onveranderde heruitgave van The psychology of the occult' uit 1952.) New York: Dover.
- Ray, W.J., Raczynski, J.M., Rogers, T., & Kimball, W.H. (1979). Evaluation of clinical biofeedback. New York: Plenum.
- Roll, W. (1989). Over ESP en het geheugen. TvP, 57,27-39.
- Schultz, J.H., & Luthe, W. (1969-1973). Autogenic training. 6 Volumes. New York: Grun & Stratton.
- Shapiro, D., & Surwit, R.S. (1979). Leamed conlrol of physiological function and disease, in Peper, E., Ancoli, S., & Quinn, M. MindlBody integration: Essential readings in biofeedback. New York: Plenum.
- Stevenson, I. (1974). Twenty cases suggeslive of reincarnation (second edition). Charlottesville: University Press of Virginia.
- Stevenson, I. (l987). Children who remember previous lives: A question of reincarnation. Charlottesville: University Press of Virginia.
- Stillings, D. (1985). Observations on firewalking. Psi Research, June, 51-61.
- Taub, E., & Emurian, C.S. (1979). Feedback-aided self-regulation of skin temperature with a single feedback locus, in Peper, E., Ancoli, S., & Quinn, M. Mind/Body integration: Essential readings in biofeedback. New York: Plenum.
- Tenhaeff, W.H.C. (1934). Hoofdstukken uit de parapsychologie. Utrecht: Bijleveld.
- Tenhaeff, W.H.C. (1976). Inleiding tot de parapsychologie. Utrecht: Bijleveld.
- Tenhaeff, W.H.C. (1980). Magnetiseurs, somnambules en gebedsgenezers. Den Haag: Leopold.
-Valckenier Suringar, J (1927) Verzien. De Tempel.
- Vasiliev, L. (1965). Mysterious phenomena of the human psyche. New York: University Books.
- Vroon, P. (1988). Paranormale geneeskunde en psychische processen. TvP, 29-38.
- Vroon, P. (1989). Placebo's als scharnierpunt van stof en geest, in Draaisma, D., & De Vries, R. (Red.) Lichaam en geest in psychologie en geneeskunde. Amsterdam: Swets & Zeitlinger.
- Watson, L. (1973). Supernature: A natural history of the supernatural. London: Coronet Books.
- Weverbergh, J. (1976). UFOnauten in opmars: Het UFOnautenepos. Deventer: Ankh-Hermes.
- Wickramasekera,]. (1976). Biofeedback, behavior therapy and hypnosis: potentiating the verbal control of behavior for clinicians. Chicago: Nelson-Hall.
- Wilson, I. (1982). Reincarnation? The claims investigated. Harmondsworth: Penguin Books.
- Yates, J. (1980). Biofeedback and the modification of behavior. New York: Plenum.
- Zorab, G. (1980). Home, het krachtigste medium aller tijden. Den Haag: Leopold.

Deel 1 van Intrasomatische parergie

Intrasomatische parergie: theoretische beschouwingen

Contact: titusrivas@hotmail.com

Dit artikel werd gepubliceerd in Tijdschrift voor Parapsychologie, Jaargang 58, 2, oktober 1990, blz. 10-25.

Contact: titusrivas@hotmail.com