Titel

Kunnen vissen lijden?

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 31 March, 2011)

Samenvatting

Boekbespreking van Do fish feel pain? van Victoria Braithwaite door Titus Rivas.


Tekst

 
Boekbespreking

Victoria Braithwaite. Do fish feel pain? Oxford University Press, 2010. ISBN 978-0-19-955120-0.

Veel mensen zien vissen als primitieve, bijna geestloze wezens die heel ver van ons afstaan. Zij geloven soms niet eens dat vissen kunnen lijden. Een van de voornaamste onderzoekers op dit gebied, de Amerikaanse biologe Victoria Braithwaite, kan hier wel begrip voor opbrengen. Zij maakt onderdeel uit van een Amerikaans team dat in 2003 veel publiciteit kreeg door pijnexperimenten met forellen. In Do fish feel pain? biedt ze een overzicht van het wetenschappelijk bewijsmateriaal voor gevoelens van pijn bij vissen. Om te beginnen heeft men vastgesteld dat vissen receptoren hebben waarmee ze pijn kunnen waarnemen (nociceptie) en dat er ook echt neurologische activering plaatsvindt als die worden gestimuleerd door pijnprikkels. Verder reageren vissen goed op pijnstillers, wat opnieuw bevestigt dat ze een systeem bezitten dat in diverse opzichten overeenkomt met dat van zoogdieren. (Overigens blijken pijnreceptoren al bij ongewervelde dieren voor te komen.) Een nog belangrijker onderzoeksresultaat luidt dat het gedrag van vissen verstoord wordt wanneer men hun lichaam beschadigt. Ze kunnen bijvoorbeeld minder goed handelingen verrichten waar ze hun bewuste aandacht bij nodig lijken te hebben. Braithwaite weerlegt het gangbare argument dat het bij deze diersoorten niet om echte pijn kan gaan, omdat mensen bij pijngevoelens activiteit vertonen in hun neocortex, en deze structuur ontbreekt in het vissenbrein. Het is bekend dat functies van oude hersendelen in de loop van de evolutie overgenomen zijn door nieuwere structuren.
Overigens is er theoretisch gezien wel wat af te dingen op haar bespreking van algemenere vraagstukken rond subjectieve gevoelens en bewustzijn. Maar ze staat hier in ieder geval een stuk rationeler tegenover dan collega's die geloven dat vissen helemaal geen gevoel hebben. Ook op het gebied van cognitieve processen van vissen rond denken en herinnering toont Braithwaite aan dat vissen behoorlijk worden onderschat.
De auteur stelt dat er voldoende aanwijzingen zijn om ervan uit te gaan dat vissenleed echt bestaat. Vissen dienen in dit opzicht op één lijn te worden gesteld met zoogdieren en vogels. Dit is op zich een belangrijke conclusie omdat ze getrokken wordt door een relatief conventionele experimentele wetenschapper.

Het onderzoek dat Braithwaite zelf heeft gedaan kan helaas moreel gezien niet helemaal door de beugel. Zij blijkt weliswaar een overtuigd voorstander van het minimaliseren van proefdierenleed, maar helemaal geen pijn veroorzaken is nu eenmaal niet mogelijk bij experimenteel pijnonderzoek. Om die reden beschadigde de onderzoekster onder meer de bek en de huid van forellen. Bovendien heeft ze voor haar onderzoek een aantal vissen gedood om hun zintuigen en zenuwstelsel te bestuderen. Hoewel ze dit niet vermeldt, zal ze waarschijnlijk ook alle gebruikte dieren hebben afgemaakt na afloop van de experimenten, aangezien dit nu eenmaal vaak gebeurt. Wat mij evenmin kan bekoren is het feit dat Braithwaite zelf nog steeds vis eet en ook geen principiële bezwaren uit tegen het industrieel kweken van vissen voor de consumptie. Ze keert zich zelfs niet ondubbelzinnig tegen de hengelsport. Het gaat haar op de eerste plaats om het beperken van leed binnen bestaande praktijken en niet om het afschaffen van die praktijken zelf. Hier en daar is het boek echt stuitend. Zoals wanneer Braithwaite beschrijft hoe Spaanse collega's van haar 'nauwgezet' specifieke delen van de hersenen van vissen verwijderden om te kijken wat daar het effect van zou zijn. Of wanneer ze stelt dat het vanuit het oogpunt van vissenwelzijn beter kan zijn om gevangen dieren bij het sportvissen niet terug te zetten maar direct te doden. Ze benadrukt zelfs dat de hengelsport positieve gevolgen heeft zoals zorg voor de kwaliteit van het water in beken of rivieren en een vergroting van de belangstelling bij jongeren voor de natuur. Binnen dit kader staat ze achter onderzoek waarbij de precieze schade van bijvoorbeeld verschillende vishaken wordt getest. Toch lijkt het mij van belang dat veganisten de informatie uit dit boek niet taboe verklaren. Belangrijke wetenschappelijke conclusies overnemen wil nog niet zeggen dat men instemt met de concrete wijze waarop die tot stand zijn gekomen.

Titus Rivas

Deze boekbespreking werd geplaats in V, Vegan Magazine, lente 2011, nr. 88, blz. 30.

Contact: titusrivas@hotmail.com