Titel

Nederlandse gevallen van reïncarnatie rond het millennium

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 5 April, 2006)

Samenvatting

Een overzicht van enkele Nederlandse gevallen van mogelijke herinneringen aan een vorig leven, bestudeerd rond 2000 door Stichting Athanasia.


Tekst


Nederlandse gevallen van reïncarnatie rond het millennium

door Titus Rivas

Na de publicatie van mijn boek Parapsychologisch onderzoek naar reïncarnatie en leven na de dood in 2000 heeft stichting Athanasia een aantal nieuwe gevallen van vermoedelijke herinneringen aan vorige levens ontdekt. De zeven voornaamste (grotendeels) afgeronde gevallen worden hieronder behandeld.
Zoals ik in mijn vorige boek heb gesteld, is het van het grootste belang dat er ook in het westen zoveel mogelijk reïncarnatiegevallen onder jonge kinderen worden opgespoord en bestudeerd. Vanzelfsprekend ben ik niet de enige of de eerste dit verkondigd heeft. Ook is mijn team niet het enige dat dit punt prominent op zijn agenda heeft gezet. Het is namelijk een belangrijk wetenschapstheoretisch principe dat men onderzoekt hoe universeel een bepaald verschijnsel optreedt en in welke variaties het voorkomt. Daarom vormt dit ook een constant onderdeel van het onderzoeksprogramma van dr. Ian Stevenson en zijn internationale netwerk. Het is niet voor niets dat hij al verschillende malen op dit thema is ingegaan en binnenkort een boek hoopt te publiceren over Europese gevallen.
Mary Rose Barrington heeft zeer onlangs een interessant artikel doen verschijnen over het geval Jenny Cockell dat laat zien hoe actueel Engels reïncarnatieonderzoek is. In Duitsland is Dieter Hassler actief.
Sceptici schijnen het belang van (ook onverifieerbare) spontane westerse gevallen met dezelfde grondstructuur als de paranormale gevallen van Ian Stevenson en anderen niet te begrijpen of niet te willen begrijpen. Het gaat met andere woorden om een gebrek aan wetenschapstheoretische of methodologische scholing bij deze lieden of anders om een dogmatische, in feite (verkapt) fundamenteel anti-wetenschappelijke houding zodra het over ‘afwijkende’ zaken gaat of natuurlijk allebei.
Sceptici concentreren zich per definitie op zwakkere gevallen, op eventuele (over het algemeen weinig tot zelfs helemaal niet relevante) slordigheden in de rapportage of op minder sterke aspecten van zeer bewijskrachtige gevallen. Ze hopen zo waarschijnlijk ook de overeenkomsten tussen westerse gevallen en de paranormale gevallen buiten het Westen effectief te verdonkeremanen. Echte insiders en open geesten zullen hierdoor niet van hun stuk worden gebracht, maar het is al erg genoeg als er foutieve informatie over het reïncarnatieonderzoek wordt verspreid. Een voorbeeld van de sceptische houding is te vinden bij een recensie van de hand van scepticus Rob Nanninga van mijn boek Parapsychologisch onderzoek naar reïncarnatie en leven na de dood. Na te hebben ingestemd met psychologische interpretaties van enkele fantasiegevallen die ik heb onderzocht, probeert hij vervolgens op een vijandige manier af te rekenen met gevallen die ik opvat als aanwijzingen voor authentieke herinneringen aan vorige levens. Nanninga richt zich vanzelfsprekend op de meest discutabele aspecten van mijn reconstructies (overigens zonder de achtergronden daarvan juist te vermelden) en hij spreekt de hoop uit dat mijn boek niet als serieuze bijdrage tot de parapsychologie zal worden ontvangen. Hij ging in zijn recensie zover dat hij me woordelijk krankzinnig noemde en nam dit zelfs niet terug nadat ik in een online repliek de voornaamste kritiekpunten effectief weerlegd had en, wat nog belangrijker is, had aangetoond hoe misleidend zijn weergave van mijn redeneringen i.h.a. was. Ik ben voor Nanninga kennelijk nog steeds net zo krankzinnig (of misschien zelfs nóg krankzinniger) als voordat ik mijn respons op zijn boekbespreking had geschreven. Tenzij ik op zoek zou zijn naar een dergelijke 'therapeut' vormt dit alles m.i. geen bijster vruchtbare basis voor een respectvolle dialoog.
Inmiddels heb ik dan ook het laatste restje illusie achter me gelaten dat er ooit werkelijk een rationele discussie kan worden gevoerd met mensen met een dergelijke instelling, al hun pogingen zichzelf als de poortwachters van de wetenschap voor te stellen ten spijt.

Gevallen onderzocht door Athanasia
In deze periode hebben we niet alleen Nederlandse gevallen onderzocht maar via Internet ook enkele Amerikaanse gevallen, waaronder dat van een meisje Bielka genaamd die zich een vorig leven meende te herinneren als Duitse jodin (haar achternaam Frauman[n] heb ik terug kunnen vinden in online lijsten van Pools-joodse slachtoffers van de Holocaust). Verder zijn er nog enkele vage uitspraken geweest, waaronder van een kleinkind dat wist dat oma vroeger een blauwe auto had gehad, terwijl dat alleen gold voor een periode voor de geboorte van het kind. Hieronder presenteer ik echter alleen recente Nederlandse gevallen die sterk overeen lijken te komen met het patroon van de Cases of the Reincarnation Type van Ian Stevenson.

Geval uit Hengelo
Begin 2002 sprak ik ene Marjan tijdens een beurs in Enschede. Ze vertelde me dat haar zoon toen hij jonger was herinneringen had een vorig leven. Ik verzocht haar me de essentie van een en ander schriftelijk toe te sturen, wat ze op 15 maart 2002 deed. De voornaamste passage uit haar brief luidt: "Uit uw briefje begreep ik dat u graag wilde weten over de ervaringen die ik over mijn jongste zoontje heb. Toen mijn zoontje rond de 3 jaar oud was, sprak hij wel eens over zijn andere moeder en zijn zus Sjoerdje. Je kunt denken veel fantasie, maar de naam Sjoerdje komt heden ten dage niet meer voor. Bovendien sprak hij over een ster die ze op moesten hebben. We zijn niet joods en een jodenster is bij ons geen gespreksonderwerp in huis.
Opvallend was dat hij ook veel kennis van de Engelse taal had. Hij volgde films in die taal en kon tot in perfectie navertellen waar het over ging. Tot ruim 6 jaar is hij waanzinnig ‘geplaagd’ in zijn slaap. Elke nacht werd hij gillend van angst wakker, soms herkende hij mij niet eens meer. (...) hij heeft 't allemaal weggestopt en ik respecteer dat, we moeten ons toch in de eerste plaats staande houden in deze maatschappij, niet waar?".
Zij voegde hier op 22 april 2002 (nadat ik haar om nog meer details verzocht had) aan toe: "Hij zei: ‘Toen ik nog bij mijn andere moeder woonde...?’ Ik werd getroffen door dat andere moeder, daarom heb ik dat onthouden niet wat het was. Ik antwoordde: ‘Je andere moeder?’ ‘Sjoerdje, woonde daar ook.’ ‘Wie was Sjoerdje dan?’ ‘Een zusje.’ Met een blik [van] wat een domme vragen, dat weet je toch wel?
Vervolgens vertelde hij iets over een speld die iedereen opmoest, ik begreep in de vorm van een ster.
Hij noemde geen andere mensen.
Verdere details waren er volgens mij niet.
Hij sprak daar rond zijn derde over, misschien wel eerder ook, maar mijn kinderen waren niet zo sterk met taal, dus heb ik nooit eerder zoiets begrepen.
Hij sprak er alleen met mij over, het was gewoon een keertje tussen neus en lippen door, volgens mij werd hij op de een of andere manier getrikkert [sic].
Hij vertoonde geen enkele bijzondere emotie of verlangen, hij had net zo goed kunnen zeggen dat hij op de peuterspeelzaal in de zandbak had gespeeld, zo'n toon ongeveer.
Over zijn nachtmerries zei hij altijd dat het monsters waren, grote gekleurde monsters.
Hij werd altijd gillend wakker en het duurde dan zeker een kwartier voor hij weer in het heden zat.
Hij herkende niemand. Hij reageerde het best op mij, maar het kostte heel wat rustig praten voor hij weer rustig werd. We moesten in ieder geval uit zijn kamer. We liepen het meest met hem op de arm rond en maar praten op een rustige toon. Hij riep dan, ik wil naar mamma, terwijl ik hem al op de arm had. Hij was dan zo verdrietig, heel zielig."
Navraag leert dat de naam Sjoerdje wel degelijk voorkomt en wel in Friesland. Het is een vrouwennaam, afgeleid van Sjoerd. Drs. Pieter van Wezel heeft getracht uit te vissen of de naam wellicht voorkwam onder geregistreerde Friese joden die slachtoffer werden van de Shoah. Hij heeft hiertoe het boek ‘In Memoriam’ dat alle geregistreerde namen van Nederlandse joodse slachtoffers vermeldt doorgespit. Van Wezel stelde vast dat de voornaam Sjoerdje er niet in voorkomt, maar wel andere Fries aandoende voornamen eindigend op –je. Ook vond hij twee namen die fonetisch lijken op Sjoerdje:
- Menko, Sjudie. Geboren 31-7-1875 te Stad- Delden. Overleden 2-4-1943 te Sobibor (blz. 497).
- Polak-de Jong, Sjudie. Geboren 20-11-1878 te Wateringen. Overleden 20-3-1943 te Sobibor (blz. 582).
Beide ‘Sjudies’ hadden mogelijk broers of zussen, gezien de vermelding van achternaamgenoten die enkele jaren voor of na hen in dezelfde plaats geboren werden. Deze zijn omgekomen in Sobibor of Auschwitz.
Door de klassieke leeftijd (3 jaar) waarop de jongen over zijn herinneringen begon, de jodenster, de vroege nachtmerries en de vergetelheid of verdringing op latere leeftijd, kunnen we er zeker van zijn dat dit geval past in de transculturele categorie van vermoedelijke herinneringen aan vorige levens bij jonge kinderen. Opmerkelijk daarbij is dat de jongen niet de enige is die waarschijnlijk authentieke herinneringen heeft aan een leven tijdens de Holocaust. Mijn eigen geval van het joodse meisje S., beschreven in mijn boek uit 2000 en de bekende gevallen van Rabbijn Yonassan Gershom horen in feite in dezelfde hoek thuis.

Geval van déjà vu uit Houten
B. Koot uit Houten stuurde me begin 2002 de volgende ervaring met déjà vu:
"In 1968 (ik was toen 17 of 18) was ik voor het eerst van mijn leven met familie op vakantie in het Sauerland (in de buurt van Willingen). Toen wij met de auto in de buurt van de Diemelsee kwamen begon de omgeving mij vertrouwd voor te komen. Vanaf een bepaald punt langs de Diemelsee was de weg mij volledig bekend. Zo wist ik van tevoren dat er op een gegeven moment een rechter zijweg weg zou komen, die over de stuwdam zou leiden en dat daar een richtingaanwijzer naar een plaats Adorf zou staan. Alle bijzonderheden die ik tevoren over een stuk weg van tenminste 2 a 3 km wist bleken te kloppen. Hierbij moet ik nog aantekenen dat ik zelfs nog nooit een kaart van de omgeving had gezien."
Dit geval is vergelijkbaar met dat van Fien K. en van de Ponte Vecchio te Florence, die ik beide heb vermeld in Parapsychologisch onderzoek naar reïncarnatie en leven na de dood. Er vanuit gaande dat het authentiek is, is het inderdaad op te vatten als een herkenning van een weg, die de persoon in kwestie had gekend in een vorig leven

Geval binnen dezelfde familie uit een dorp bij Arnhem
Met Vera Molenaar (pseudoniem) had ik op 17 maart 2002 een gesprek tijdens een beurs bij Arnhem. Naar aanleiding daarvan kreeg ik de volgende brief van haar:
"Mijn kind sprak alleen in verband met mijn ouderlijk huis, waar hij gewoon had ‘toen’, meer zei hij er niet over. Maar er woonde toen geen familie meer in dat huis, hij is er dus nooit geweest. Ik woonde daar als kind, samen met mijn ouders en twee broers en een zus.
Mijn jongste broer is verongelukt toen hij 21 jaar was, dit is al 25 jaar geleden.
Wij hebben onze zoon, nu tien jaar, zijn naam gegeven omdat wij altijd hadden gezegd: Als wij ooit een zoon krijgen noemen we hem Rudi [naar de overleden broer].
Vanaf dat hij kon praten tot een jaar of drie sprak hij over het huis. Altijd als we er voorbij reden.
Daar was meestal niemand bij. Hij zei alleen maar dat hij daar ‘toen’ woonde, verder niks.
Ik heb er ook nooit moeilijk over gedaan en gezegd, ja natuurlijk weet ik dat.
Ze [de herinneringen] hebben, geloof ik, geen invloed op het huidige leven van mijn zoon. In mijn geval heb ik altijd gezegd, het zou best kunnen. Waarom niet; er kunnen best bepaalde dingen gebeuren die wij niet weten en [waar we] misschien nooit zullen achterkomen."
Door de klassieke leeftijd is het werkelijk mogelijk dat de overleden broer teruggekeerd is in dezelfde familie, een thema dat onder meer wordt uitgediept door Carol Bowman in haar boek Kinderen uit de hemel.

Geval van bijtwond van tijger
Begin 2002 werd ik via e-mail benaderd door Dhr E.J. Vermeulen uit Alkmaar, 68 jaar oud. Hij schreef me dat hij vanaf zijn tweede beelden had gehad van een vorig leven. Navraag van mijn kant leverde de volgende informatie op:
"Ik heb mijn verhaal tot een paar jaar geleden nooit aan iemand kunnen vertellen tot er hier een predikant op visite kwam en het gesprek kwam op het hiernamaals. Ik heb toen, in het bijzijn van mijn vrouw, voor het allereerst mijn herinnering verteld en zijn antwoord was; er zijn meer mensen die mij dit in vertrouwen verteld hebben.
Ik was als twee jarig jongetje ernstig ziek en het kon hersenvliesontsteking gaan worden. Ik zag gezichten met vier, vijf rijen ogen onder elkaar en [daarom] werd het gordijn dicht gedaan zodat mensen niet meer naar binnen konden kijken, want daar zou het door komen volgens de arts.
Opeens zag ik mij als een kind van zo'n 4 a 5 jaar in het zand spelen. Links van mij was de bosrand en rechts onze ronde hutten. Ik zat voor onze open hut, er was niemand in, toen ik plotseling van achteren door een tijger in mijn nek gegrepen werd en [hij] mij optilde. Ik kon nog gillen, maar vanaf dat moment is er geen herinnering meer. Iemand van het paranormale prikbord vroeg aan mij of ik ook een geboorte litteken in mijn nek had en dat verbaasde mij, want ik heb inderdaad een behoorlijke vlek op mijn achterhoofd zitten.
Dit is echt alles wat ik u vertellen kan zoals ik het in mijn geheugen heb staan."
Later stuurde Dhr. Vermeulen me een met een webcam gemaakte foto, waarop de donkere vlek inderdaad te zien was. (Helaas is deze foto verloren gegaan tijdens een computercrash).
Als we er vanuit gaan dat ook dit geval authentiek is, past het goed in de categorie van de gevallen van moedervlekken die samenhangen met de doodsoorzaak van het vorige leven, zoals beschreven in de recente boeken van Ian Stevenson over dit onderwerp.

Het geval Jojanneke M.
Eind 2002 werden we op een beurs te Nijmegen benaderd door mevrouw M. Ze vertelde ons onder meer dat haar dochter Jojanneke opmerkelijke uitspraken had gedaan. In haar eigen woorden: "Ik had een oom die bij mijn ouders inwoonde hij was vrijgezel en [die] was 55 jaar toen hij leukemie kreeg, stierf, en werd begraven. En als ik dan met de kinderen het kerkhof bezocht ging Jojanneke altijd bij de kindergraven kijken. Ze kon toen helemaal nog niet lezen of schrijven ze zat zelfs nog niet op school. Ik denk dat ze 3 jaar was. Als ik dan aan haar vroeg wat ze daar ging doen kreeg ik altijd als antwoord: ík ben vroeger ook een moeder geweest en mijn kindje ligt hier ergens begraven. Dit zei ze niet een keer maar meerdere keren als wij daar waren, ik heb er nooit veel aandacht aan gegeven.
Is zij nog een keer op die uitspraken teruggekomen?
Ja, regelmatig, als we weer het graf van mijn oom bezochten."
De uitspraken van Jojanneke komen overeen met die van talloze andere peuters en kleuters die zich herinneren dat ze in hun vorige leven kinderen hebben gehad. Een aangrijpend voorbeeld van een westers geval waarin dat ook al aan de orde is, betreft de Engelse Jenny Cockell die zich als kind een leven als Ierse moeder herinnerde en er uiteindelijk in slaagde haar nog levende kinderen te traceren.
Het merkwaardige, ietwat macabere aspect aan dit Nederlandse geval is dat Jojanneke zich niet alleen herinnert dat ze kinderen heeft gehad, maar dat ze ook nog weet dat die kinderen kennelijk al overleden waren voor haar eigen dood.
Los van deze uitspraken heeft Jojanneke niet meer gesproken over een vorig leven, mogelijk doordat haar omgeving haar daar niet toe aanmoedigde.

Het geval van Bo Monsanto
Bo Monsanto past volgens zijn moeder Toinette Loeffen in het profiel van een zogeheten ‘nieuwetijdskind’, zoals ze ons eind 2002 te Nijmegen vertelde. Naar gangbare maatstaven zou hij ten gevolge van een hersenbloeding vlak voor of tijdens de geboorte achter in zijn ontwikkeling of gehandicapt heten. Maar desondanks vertoont Bo wonderlijke inzichten en een gevoeligheid die normaliter niet direct geassocieerd worden met handicaps.
Rond zijn vierde jaar, toen zijn overgrootmoeder Esseline ernstig ziek was, zei Bo in een nacht dat hij zich benauwd voelde plotseling tegen zijn moeder: "Toen ik klein was, mamma, toen ben ik ook een keer dood gegaan. Toen ging ik ook naar de hemel en toen ben ik bij pappa en jou gekomen." Na het overlijden van zijn overgrootoma, toen Bo ongeveer vijf jaar oud was, voegde hij daar onder meer aan toe: "Je gaat dood en wordt weer levend en gaat weer dood. En als je dood gaat, dan zie je het (dat je dood gaat)."
Bo’s moeder vertelt dat ze het aanvankelijk moeilijk had met dergelijke uitspraken omdat ze zelf echt aards georiënteerd was.
Naar aanleiding van haar ervaringen met haar zoon schreef ze een artikel in twee delen voor het blad Kind en Nieuwe Tijd, de nieuwsbrief van de Stichting Nieuwetijdskinderen, getiteld Ons nieuwetijdskind Bo.

Contact: titusrivas@hotmail.com