Titel

Actief op zoek naar postuum contact

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 15 April, 2006)

Samenvatting

Er zijn goede empirische aanwijzingen voor spontane contacten met overledenen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat mensen daar ook actief naar op zoek gaan. In dit artikel een overzicht en evaluatie.


Tekst

Actief op zoek naar postuum contact

Bill en Judy Guggenheim schreven enkele jaren geleden een boek over spontaan contact met overledenen oftewel After-Death Communication (ADC), in het Nederlands ook wel aangeduid als 'postuum contact'. Heel veel nabestaanden blijken op de een of andere manier de aanwezigheid van hun gestorven geliefden te ervaren en zijn daarbij in staat om hun boodschappen op te vangen. Hierbij is duidelijk meer aan de hand dan hallucinaties ingegeven door een moeizaam rouwproces. Er bestaan namelijk gevallen waarin de persoon in kwestie informatie 'doorkrijgt' die inderdaad overeen blijkt te komen met tot dan toe onbekende feiten. Zo is er het verhaal van ene Denise uit Florida. Ongeveer negen maanden na de dood van haar man Louis kreeg zij een droom waarin ze met hem in gesprek was. Hij vertelde haar dat zijn goede vriend Pater Antonio bij hem was. De volgende dag kreeg zij een telefoontje dat de pater diezelfde nacht overleden was.
Postuum contact is naar alle waarschijnlijkheid een troostrijke, ontroerende realiteit die veel meer bekendheid verdient. Het is dan ook niet verwonderlijk dat mensen er ook op allerlei manieren actief naar op zoek gaan.

Telepathisch contact
De meest afwachtende vorm van het zoeken naar postuum contact bestaat uit het aannemen van een ontvankelijke houding. Je vraagt daarbij niet zozeer om contact, maar staat er alleen voor open. Als je ingevingen of dromen van overledenen krijgt, verwijs je die niet bij voorbaat naar het rijk der fabelen. Velen zijn echter niet tevreden over deze techniek, omdat je het initiatief volledig bij de overledene legt.
Al iets actiever is de oude methode van het zogeheten psychomanteum dat door Raymond Moody weer meer bekendheid heeft gekregen. Daarbij probeert men door middel van hulpmiddelen zoals een spiegel in een verduisterde kamer, doelbewust in een veranderde bewustzijnstoestand te raken en daardoor beelden en boodschappen op te roepen van overledenen.
Weer een stap verder gaat het inschakelen van een paragnost of helderziende, zoals de bekende Amerikaan James van Praagh, die actief telepathisch contact probeert te leggen met iemand die gestorven is. Vaak gaat dit gepaard met het vasthouden van een voorwerp dat verbonden is aan de overledene en dan spreken we van psychometrie. De Amerikaanse psycholoog Dr. Gary E. Schwartz doet al jaren intensief onderzoek naar de prestaties van mediums.
In het verlengde van paragnostische indrukken, maken sommigen gebruik van spiritistische seances met behulp van onwillekeurige spierbewegingen, o.a. door middel van pendelen, automatisch schrift of tekenen, maar bijvoorbeeld ook in de vorm van glaasje draaien. De gedachte hierachter is dat overledenen het motorische apparaat van de aanwezigen psychokinetisch beïnvloeden en zo bepaalde boodschappen kunnen overbrengen. Er wordt van oudsher terecht gewaarschuwd voor mogelijke negatieve gevolgen van dit soort praktijken. Vooral jongeren beschouwen zo’n sessie vooral als een leuk en spannend tijdverdrijf en ze beseffen niet dat er allerlei onbewuste psychologische processen losgemaakt kunnen worden die zich tegen de deelnemers kunnen keren. Dit kan leiden tot griezelige poltergeistachtige ervaringen en in het ergste geval zelfs psychiatrische klachten.
Nog een stap verder gaat het zogeheten trance mediumschap. Hierbij brengt een medium zichzelf in een diepe trance om zo tijdelijk als communicatiekanaal te dienen voor overleden geesten. Het verschijnsel kwam al voor bij natuurvolkeren en tegenwoordig is vooral de variant van het zogeheten channelen populair. Bij channeling gaat het vooral om het doorkrijgen van verheffende leringen of voorspellingen van hogere spirituele wezens. Ook dit kan riskant zijn, omdat moeilijk vaststelbaar is of de wezens wel echt zo hoogstaand zijn als ze beweren. Het ligt zelfs voor de hand dat veel gechannelde entiteiten in feite bestaan uit onbewuste subpersoonlijkheden van het medium zelf. Vooral als channeling mensen zonder goede reden inperkt worden in hun vrijheid kan het tot problemen leiden. Meestal lijken de gechannelde boodschappen echter onschuldig, en ze kunnen voor sommigen echt inspirerend zijn.
Bij mediumschap kunnen ook allerlei fysieke verschijnselen optreden, zoals een onverklaarbare 'tafeldans', klopgeluiden of een vliegende harmonica waarop een deuntje gespeeld wordt. Nog verder gaan materialisaties van voorwerpen, lichaamsdelen of zelfs hele lichamen van overledenen. Dit is een controversieel onderwerp, omgeven met beschuldigingen van bedrog en schandalen, maar er is wel enig bewijsmateriaal voor, bijvoorbeeld in het geval van het bekende medium Daniel Dunglas Home.

Instrumentele transcommunicatie
Mensen zoeken niet alleen geestelijk contact met overledenen, maar ook via elektrische of elektronische apparaten, zoals cassetterecorders, videorecorders of computers. Dit fenomeen staat bekend als instrumentele transcommunicatie (soms afgekort tot transcommunicatie) en net als bij mediumschap zouden er zowel gewone overledenen als hogere geesten bij doorkomen. Er is door derden overigens naar verhouding minder serieus onderzoek naar dit verschijnsel gedaan dan naar traditionele seances. Wel hebben parapsychologen zich reeds grondig gebogen over zogeheten bandstemmen naar aanleiding van het werk van onder meer Friedrich Jürgenson en Konstantin Raudive.

Morele bezwaren
Vooral in christelijke kringen leven zwaarwegende morele bezwaren tegen het oproepen van geesten. Er bestaan namelijk bijbelteksten waarin een duidelijk verbod op spiritisme zou doorklinken. Mensen zouden zich er domweg verre van moeten houden. Seances zouden vooral neerkomen op het ongewild oproepen van kwade, demonische geesten. Natuurlijk dient deze mening te worden gerespecteerd en het zoeken naar contact met overledenen is zoals gezegd ook niet zonder (vooral psychologische) risico’s. Maar toch leiden de meeste pogingen op dit gebied voor zover bekend niet tot psychische klachten.
Een ander bezwaar tegen actief streven naar postuum contact luidt dat dit in feite neer zou komen op necromantie, een vorm van zwarte magie waarmee men macht krijgt over overledenen. Dit is echter erg kort door de bocht, omdat men de overledene doorgaans niet dwingt tot contact.

Succesvolle pogingen
Onderzoek naar spiritistische verschijnselen stond aan de wieg van de serieuze parapsychologie in de 19e eeuw. Hoewel er nog steeds skeptici zijn, werd al snel duidelijk dat er bij seances in ieder geval meer aan de hand was dan banaal bedrog. Er gebeurden dingen die niet normaal verklaard konden worden door wat er bekend was uit de psychologie of natuurwetenschappen. Ongeveer in dezelfde periode werd duidelijk dat de menselijke geest naast het bewustzijn ook allerlei onbewuste processen omvat. Een groot aantal manifestaties die aan overledenen werden toegeschreven konden eigenlijk nog gemakkelijker door onbewuste processen van de aanzitters worden verklaard. Die waren immers heel gemotiveerd om contact te leggen en het is daarom denkbaar dat ze onwillekeurig zelf de fysieke verschijnselen en paranormale uitspraken veroorzaakten via hun eigen sluimerende paranormale (psychokinetische of buitenzintuiglijke) vermogens. Zelfs aanhangers van de mogelijkheid van actief postuum contact gaven daarom na enige tijd toe dat waarschijnlijk niet alle boodschappen echt afkomstig waren van 'de andere kant'.

Als je rekening houdt met de onbewuste verlangens van mensen die willen communiceren met hun geliefden, lijkt het erg moeilijk om ondubbelzinnig bewijsmateriaal te vinden voor geslaagde pogingen. Toch zijn er uitzonderingen bekend waarbij de betrokkenen weliswaar uit waren op contact met bepaalde overledenen, maar niet met de specifieke overledene die daadwerkelijk doorkwam. Het gaat dan meestal om overledenen die bij niemand van de aanwezigen bekend zijn, maar van wie wel vastgesteld kan worden dat ze echt bestaan hebben. Het fenomeen heet ‘toevallige aanwippers’, maar is bekender onder zijn Engelse naam drop-in communicators. Zonder dat iemand daar op uit was, dient de overledene zich aan en verstrekt daarbij voldoende verifieerbare informatie.
Eigenlijk zijn drop-in communicators alleen echt bewijskrachtig als de betrokkenen niet uit zijn op het leveren van indrukwekkende bewijzen voor communicatie met overledenen. Dat betekent dus ook dat het weinig zin heeft om actief te streven naar het opwekken van drop-in communicators. De Britse onderzoeker Dr. Alan Gauld bestudeerde echter spontane gevallen van drop-in communicators en slaagde erin om hun identiteit vast te stellen aan de hand van archiefonderzoek. Ian Stevenson en Erlendur Haraldsson onderzochten al even sterke gevallen in IJsland. Het zou mooi zijn als er nog veel meer van zulke gevallen verzameld zouden worden. Andere soorten interessant bewijsmateriaal betreffen nog:
- Vaardigheden van overledenen die niet overeenkomen met wat het medium zelf kan. Bijvoorbeeld het vloeiend spreken van een vreemde taal (xenoglossie).
- Zogeheten kruiscorrespondenties. Hierbij zouden overledenen hun boodschappen doelbewust verdelen over verschillende mediums. De boodschappen worden pas begrijpelijk wanneer de fragmenten als een puzzel met elkaar in verband zijn gebracht.
Het optreden van fysieke verschijnselen legt trouwens geen gewicht in de schaal als je wilt weten waar de fenomenen vandaan komen. Het gaat er immers om wie de verschijnselen veroorzaakt, en niet slechts hoe indrukwekkend ze zijn.

Toekomstig onderzoek
Uit spontane gevallen blijkt dat het naar alle waarschijnlijkheid echt mogelijk is om contact te hebben met overledenen. Dat is een belangrijke voorwaarde voor het actief zoeken naar zulk contact. Aangezien veel resultaten op dit gebied verklaard kunnen worden door inwerkingen van onbewuste processen van de deelnemers zelf, is het van belang dat het onderzoek op dit gebied zich voortaan volledig concentreert op gevallen waarbij genoemde verklaring op zijn minst erg onaannemelijk is.

Literatuur
– Bosga, D. (1986). Een broertje dood aan spiritisme. Deventer: Ankh-Hermes.
– Braude, S.E. (2003). Immortal remains: the evidence for life after death. Rowman & Littlefield Publishers.
– Gauld, A. (1982). Mediumship and survival: a century of investigations. Londen: Paladin. – Guggenheim, B., & J. (1997). Tekenen van geluk: signalen uit de hemel. Utrecht: Het Spectrum.
– Jürgenson, F. (1976). Gesprek met de doden: kommunikatie met paranormale stemmen. Bussum: Fidessa.
– Klimo, J. (1989). Channeling: een onderzoek naar het ontvangen van mededelingen uit paranormale bronnen. Den Haag: Mirananda.
– Laverman, A. (1997). Stemmen. Holmsterland.
– Moody, R.A. (1993) met Paul Perry, Visionary Encounters with Departed Loved Ones. New York: Ballantine Books.
– Raudive, K. (1975). Paranormale stemmen: gesprekken met overledenen via de geluidsband. Bussum: Fidessa.
– Rivas, T. (2003). Uit het leven gegrepen: beschouwingen over een leven na de dood. Delft: Koopman & Kraaijenbrink.
– Rivas, T. (2004). Encyclopedie van de Parapsychologie van A tot Z. Rijswijk: Elmar. – Schwartz, G.E. (2002). The Afterlife Experiments. Atria
– Senkowski, E. (1995). Instrumentelle Transkommunikation. Fischer Verlag.
– Tenhaeff, W.H.C. (1965). Het spiritisme. Den Haag: Leopold.

Dit artikel werd namens Stichting Athanasia in 2005 gepubliceerd in Paraview, jaargang 9, nummer 2, 18-19.

Contact: titusrivas@hotmail.com