Titel

Diergebruik als traditie

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 11 August, 2011)

Samenvatting

Traditie vormt geen goede maatstaf voor de morele aanvaardbaarheid van een bepaalde praktijk.


Tekst


Diergebruik als traditie

door Titus Rivas

Mensen uiten allerlei schijnbaar rationele argumenten om hun gebruik van dieren te legitimeren. Onlangs hoorde ik iemand weer zo'n drogreden verkondigen. Een jonge vrouw zei ongeveer het volgende: "Mensen jagen al eeuwenlang op dieren, dus wie zijn wij dan om dat helemaal af te schaffen?". Op een vergelijkbare manier voeren liefhebbers van stierengevechten vaak aan dat deze bloedige spektakels een oeroude kunst vormen, verwant aan de Romeinse circusspelen. Zo staan sommige koks er ook op alleen authentieke - d.w.z. dierlijke - ingrediënten te gebruiken voor de bereiding van traditionele gerechten. En bepaalde couturiers halen hun neus op voor kunstbont omdat het gebruik daarvan niet strookt met eerbiedwaardige gewoonten. Het argument dat je een oude traditie hoe dan ook moet respecteren, zelfs al gaat zij tegen de belangen van levende wezens in, wordt overigens niet alleen ingezet om diergebruik voor menselijke doeleinden te legitimeren. Ook traditionele misstanden waar mensen het slachtoffer van worden, zijn op deze manier vergoelijkt. Zo proberen niet-westerse dictaturen schendingen van de mensenrechten te rechtvaardigen door te wijzen op een inheemse ondemocratische traditie. Humanistische protesten tegen structureel geweld, onderdrukking en onrecht worden gepareerd door ze te betitelen als ongewenste vormen van moreel imperialisme. In dit artikel kijk ik eerst of diergebruik werkelijk traditioneel is en vervolgens wat dit moreel gezien zou moeten impliceren.

De mens als jager
De moderne mens bestaat als soort al honderdduizenden jaren. Men neemt over het algemeen aan dat hij pas in de afgelopen millennia in permanente dorpen en steden is gaan wonen. Daarvoor trok men van de ene plek naar de andere als nomadische jager-verzamelaar. Het vlees van gevangen landdieren of vissen vormde een belangrijke eiwitbron. Deze werd aangevuld met plantaardige voedingsbronnen, die men in het wild verzamelde. Het is volgens mij onloochenbaar dat de mensensoort begonnen is als een grotendeels carnivore soort, die voor zijn bestaan afhankelijk was van de jacht. Zogeheten natuurvolkeren, zoals bijvoorbeeld bepaalde Native Americans of de Inuït, leven wat dat betreft ook nu nog zoals onze voorouders. We stammen af van 'roof-mensen' net zoals honden afstammen van wolven.Het heeft volgens mij weinig zin om te beweren dat onze collectieve jagersgeschiedenis géén 'natuurverschijnsel' is. Van onze naaste verwanten, de chimpansees, is het bijvoorbeeld ook bekend dat zij jagen op verschillende diersoorten voor het vlees. Bovendien zijn we fysiologisch gezien typische omnivoren. Er zijn zelfs redenen om aan te nemen dat belangrijke kenmerken van de mensensoort, zoals taal en werktuiggebruik, mede ontstaan zijn dankzij de jacht. Maar zelfs als het bij de jagende mens niet om een natuurverschijnsel zou gaan, dan gaat het in ieder geval wel om een menselijke traditie van honderden millennia. Het is overigens opmerkelijk dat velen veel minder moeite hebben met jagende natuurvolkeren dan met plezierjagers. Terwijl het heel aannemelijk is dat alle westerse jacht- en vistradities uiteindelijk geworteld zijn in de oeroude tradities van de jagende mens. Ten onrechte worden de jachttradities van natuurvolkeren daarbij voorgesteld als toonbeelden van wijsheid, respect en natuurbehoud. Het is bijvoorbeeld bekend dat prairie- indianenstammen hele kuddes bizons voor hun eigen gemak over de rand van een ravijn heen joegen, waardoor er veel meer dieren te pletter vielen dan ze ooit konden gebruiken. Pygmeeën zijn, blijkens een Engelse tv-documentaire, absoluut niet geïnteresseerd in de beleving van een verwonde prooi en laten het dier onnodig lang lijden alvorens het te doden. En er zijn millennia-oude berengevechten bekend, waarin beren al even wreed gekweld werden door natuurvolkeren als nu nog steeds in arena's met stieren gebeurt. Dit zijn slechts drie willekeurige voorbeelden. Ook wat betreft diergebruik is er dus helemaal niet eenduidig sprake van 'edele wilden'. We kunnen er niet om heen: mensen hebben een oeroude jachttraditie en mensen zijn vanaf het begin vaak onnodig wreed en meedogenloos geweest tegenover de dieren die ze gebruiken. Er is geen sprake van een oorspronkelijke 'nobele', diervriendelijke jachttraditie, die pas heel recent geschonden zou zijn. Mensen zijn met andere woorden vanaf het begin speciësistisch geweest.

De veeteelt
Iets dergelijks zien we zodra mensen zich op een vaste plek gaan vestigen, gewassen gaan verbouwen en dieren domesticeren. De stap om dieren te temmen als huisdieren en landbouwhuisdieren werd vanzelfsprekend ingegeven door de ervaringen die mensen als jagers hadden opgedaan met diergebruik. Door de jacht wist de mens dat dieren bruikbaar waren als bron van vlees, eieren, honing, huiden, leer en gebruiksvoorwerpen. Na de handige domesticatie van prooidieren zoals runderen, schapen, lama's en geiten kwam men op het idee om ook de melk en de wol van deze dieren te gaan gebruiken. Vanaf het begin werden dieren niet alleen gebruikt voor de noodzakelijke portie eiwitten en dergelijke, maar ook gezien als lekkernij. Veel diersoorten werden al door de jagende mens primair gevangen vanwege hun culinaire waarde en niet omdat dat strikt nodig was voor het menselijk overleven. Dit wordt ook weerspiegeld in het verschijnsel van de dierenoffers, die onlosmakelijk aan de veeteelt verbonden waren in de grote westerse en oosterse beschavingen. Bij een offer van voedingsmiddelen gaat het immers juist om de aangename smaak of geur, net als bij plantaardige reukoffers (wierook).
De moderne bio-industrie is in die zin geen breuk met de traditie maar juist een efficiënte voortzetting daarvan, die wortelt in de oeroude, traditionele visie op dieren als wandelende gebruiksvoorwerpen. Weliswaar namen natuurvolkeren doorgaans aan dat hun prooien bezield waren, maar dit vormde meestal geen beletsel om ze desondanks te doden voor eigen gebruik. Net zomin als het concept van een menselijke ziel een beletsel vormde om menselijke slachtoffers te maken in een expansieoorlog, voor het brengen van mensenoffers of bij kannibalisme. Ik ben zelf van vaderskant een nakomeling van een Spaanse boerenfamilie, die nog maar twee generaties geleden onder praktisch middeleeuwse omstandigheden in haar eigen levensonderhoud voorzag. Daarom heb ik tijdens vakanties van dichtbij gezien hoe beroerd zo'n familie traditioneel met haar dieren omsprong. Ik zal de lezer de details daarvan besparen. Er bestaat net als in het geval van de jacht zeker een onterechte romantisering van de traditionele veeteelt.

Zowel jacht als veeteelt (en diergebruik in het algemeen) zijn zeer traditionele verschijnselen. Maar wat impliceert dit nu eigenlijk?

Traditie als morele maatstaf
Wij mensen hebben andere dieren waarschijnlijk vanaf het eerste begin dat we als soort bestonden, gebruikt voor onze eigen doeleinden. Maar dit geldt ook voor de omgang met andere mensen. Vanaf het eerste begin hebben mensen over elkaar geheerst. Het is een onhoudbare mythe dat blanke mannen de eerste mensen waren die oorlog voerden, plunderden, brand stichtten, slaven hielden, vrouwen verkrachtten, mensenvlees aten, kinderen misbruikten, of werklieden uitbuitten. Al deze verschijnselen komen ook structureel voor onder natuurvolkeren en bij de grote niet-westerse beschavingen. Er bestaan dus zeer veel 'rijke' tradities van onmenselijkheid jegens medemensen. Als iemand meent dat diergebruik vanwege het traditionele karakter behouden moet blijven, moet hij of zij dat ook vinden van het gebruiken van mensen. Zoals niet-westerse dictators expliciet benadrukken, is het dan kwalijk als eeuwenoude tradities van uitbuiting en onderdrukking van medemensen opeens doorbroken en afgeschaft worden. Helaas zijn er echt lieden die het hier vanuit het zogeheten culturele relativisme mee eens zijn. Dit is een stroming die stelt dat geen enkele cultuur superieur is aan een andere cultuur of delen daarvan. Een westerse humanist mag volgens deze stroming daarom geen absolute morele oordelen vellen over een andere culturele traditie. Aanhangers hiervan moeten in ieder geval consequent zijn. Als zij tegen de afschaffing van tradities zijn waarbij dieren systematisch worden gekweld of uitgebuit, dan moeten zij ook tegen de afschaffing van vergelijkbare tradities zijn die mensen treffen. Het gaat namelijk in beide gevallen om tradities als maatstaf. Om dan te zeggen dat het in het ene geval om mensen gaat en in het andere geval om dieren verheldert niets. Want daarmee erken je dat er nog andere morele maatstaven een rol moeten spelen dan alleen de vraag of een verschijnsel traditioneel is. Morele maatstaven die belangrijker zouden zijn dan respect voor tradities, zoals het principe 'andere mensen geen kwaad doen'. Aangeven dat bepaalde handelingen traditioneel zijn in een bepaalde cultuur, zegt nog niets over de morele waarde van die handelingen. Dat geldt voor de slavernij, voor de jacht, voor zuivelproductie en voor uitbuiting. Misschien kunnen we daarom de eerstvolgende keer dat iemand treurt om de teloorgang van speciësistische tradities, maar het beste verwijzen naar de 'tragische' afschaffing van traditionele gladiatorenspelen, openbare executies, slavenhandel, kinderarbeid, vrouwenbesnijdenis of één van die andere schitterende gebruiken waarvan medemensen al zoveel respectabele millennia lang het slachtoffer worden.
Of zoals Nobelprijswinnaar Isaac Bashevis Singer het formuleerde: People often say that humans have always eaten animals, as if this is a justification for continuing the practice. According to this logic, we should not try to prevent people from murdering other people, since this has also been done since the earliest of times.

Dit artikel verscheen eerder in Gezond Idee!, nummer 49, blz. 22-23, 2000/2001.

Contact: titusrivas@hotmail.com