Titel

Bestaat er een dierlijke ziel?

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 13 August, 2011)

Samenvatting

Artikel van Titus Rivas voor Gezond Idee! over de vraag of dieren een ziel hebben.


Tekst


Bestaat er een dierlijke ziel?

In de westerse traditie heeft men van oudsher weinig interesse getoond voor het innerlijk leven van dieren (voetnoot 1). Nog veel minder aandacht is er doorgaans geweest voor psychische vermogens die zouden aantonen dat dieren net als mensen primair geestelijke wezens zijn. Het parapsychologisch onderzoek onder mensen wordt al genoeg gemarginaliseerd binnen de wetenschappelijke gemeenschap (voetnoot 2) en dit geldt dubbel voor zulk onderzoek onder dieren. Als sommige lezers dit essay controversieel of zelfs te controversieel vinden, toont dat het voorgaande voor mij alleen maar des te sterker aan. Dit weerhoudt me er echter niet van de vraag te stellen: bestaat er een dierlijke ziel die de lichamelijke beperkingen overstijgt en zo ja, wat impliceert dat voor onze dierethiek?

De cartesiaanse traditie
De zeventiende-eeuwse Franse denker René Descartes oftewel 'Cartesius' zag dieren als een soort machines. Hun gedrag werd volgens hem zuiver veroorzaakt door fysiologische processen. Zelfs als een dier tekenen vertoonde dat het pijn leed, bijvoorbeeld door te gillen als een onderzoeker dat dier opensneed, was dit volgens Descartes niet meer dan een fysiologische reactie. Het dier leek inderdaad pijn te vertonen, maar dat was volgens hem dus maar schijn. Mensen waren daarentegen volgens Descartes, net als voor bijvoorbeeld Plato, wel degelijk zielen in fysieke lichamen die de lichamelijke dood overleven. In de tijd van Descartes bestonden er al voorlopers van onze robots, de zogeheten 'automaten', apparaatjes die konden bewegen op basis van een soort primitieve programma's. De cartesiaanse traditie gebruikte dit fenomeen als model voor het gedrag van dieren. Met dien verstande dat automaten natuurlijk geprogrammeerd waren door mensen en dieren door de Natuur of God. In beide gevallen was er volgens Cartesius echter geen bewustzijn nodig om het gedrag te verklaren. De vanzelfsprekende aanname van de meeste mensen dat dieren net als zij zelf gevoelens, emoties, verlangens en gedachten hebben, werd door de cartesianen naar het rijk der fabelen en bakerpraatjes verwezen. Ze zagen het als een soort primitief 'animisme', d.w.z. het toeschrijven van een geest of ziel aan onbezielde fenomenen. Het verschil tussen dieren en planten was voor de cartesianen niet langer (zoals in de Middeleeuwen) dat dieren gevoelens hadden en planten niet, maar dat dieren zichzelf voortbewogen. Cartesianen huldigden met andere woorden een materialistische opvatting van dieren. Sommigen gingen nog verder in hun materialisme en pasten het (in tegenstelling tot Cartesius zelf) ook toe op mensen. Zo ontstonden er verscheidene materialistische mensbeelden en in de psychologie uiteindelijk ook het zogeheten 'behaviorisme', d.w.z. de opvatting dat psychologen zich uitsluitend moeten bezighouden met gedrag en nooit met innerlijke beleving. Het behaviorisme wordt in de humane psychologie bijna algemeen als achterhaald beschouwd, maar het materialisme lijkt voor velen, zeker als het om dieren gaat, nog steeds onbetwijfelbaar, ook binnen de zogeheten cognitieve psychologie. Dit is de belangrijkste reden waarom de parapsychologie nog steeds een marginale positie inneemt binnen de psychologie en grotendeels wordt genegeerd, ondanks de over het algemeen hoge kwaliteit van het parapsychologisch onderzoek.

Parapsychologie en dieren
Toch kent de parapsychologie voor een belangrijk deel ook een neo-cartesiaanse traditie, die meer ruimte biedt voor een beeld van dieren als zielen in fysieke lichamen dan de oude cartesianen deden. Helaas betekent dit niet dat alle parapsychologen uitgaan van dierlijke zielen. Sommigen van hen vertonen daarin soms een redeneertrant die lijkt op die van Descartes. Als er paranormale fenomenen rond dieren worden waargenomen, die niet of nauwelijks langs normale weg of door toeval verklaard kunnen worden, proberen zij die toe te schrijven aan paranormale invloeden van mensen op die dieren. Zo stelt men bijvoorbeeld dat een teefje dat telepathisch lijkt te reageren op de dood van haar baasje, hier niet echt telepathisch op reageert, maar (voetnoot 3) in plaats daarvan door middel van een vorm van psychokinese van de kant van het baasje wordt aangezet tot vreemd gedrag. Met deze zeer vergezochte theorie zou je zelfs nog uit kunnen gaan van het oude beeld van dieren als automaten. John L. Randall (voetnoot 4) gaat zover dat hij de theorie in kwestie ziet als 'zuiniger' en 'eenvoudiger' dan de theorie dat dieren in feite net als mensen zielen zijn met paranormale vermogens zoals telepathie. Dit betekent in feite dat hij het aannemelijk acht dat dieren als psychische wezens fundamenteel verschillen van mensen. Als wij mensen inderdaad paranormale vermogens ('PSI') bezitten, dan is het juist zeer onwaarschijnlijk dat dit alleen voor onze mensensoort geldt. Het is dan ook helemaal niet zuiniger om mensen en dieren als totaal verschillend te beschouwen op dit punt, maar het maakt ons idee van verschillen tussen mensen en dieren juist onnodig ingewikkeld (voetnoot 5 en 6).

Experimenten
Er zijn in verhouding nog maar weinig parapsychologische experimenten met dieren uitgevoerd. Eigenlijk is dit maar goed ook zolang bepaalde parapsychologen daarbij dingen met proefdieren (voetnoot 7) uithalen die zeker niet door de beugel kunnen. Onderzoekers hebben bijvoorbeeld getest of dieren door middel van helderziendheid of precognitie (voorschouw) konden aanvoelen hoe ze een schok konden vermijden. Ook hebben ze bijvoorbeeld onderzocht of kuikens een lamp (nodig voor de warmte waar ze afhankelijk van zijn) konden beïnvloeden door psychokinese. In dit soort experimenten gebruikte men met andere woorden onaangename stimuli om vast te stellen of dieren een 'paranormale' interactie konden aangaan met hun omgeving, een wisselwerking dus waarbij ze kennelijk geen gebruik maakten van hun lichaam. Gelukkig zijn er binnen de parapsychologische wereld terecht protesten gekomen tegen dit soort experimenten (voetnoot 8), hoe klein hun aantal relatief gezien ook is. Overigens zijn niet alle parapsychologische experimenten met dieren immoreel (voetnoot 9). Zo heeft de bekende, controversiële bioloog Rupert Sheldrake sympathieke en onschadelijke proeven gedaan met huisdieren die via telepathie konden vaststellen wanneer hun baasje of vrouwtje thuiskwam. Daarbij werden alle normale bronnen van informatie systematisch uitgesloten en het is (in weerwil van de opvatting van iemand als Randall) volgens mij onvoorstelbaar dat de hoge score van de betrokken huisdieren verklaard zou moeten worden door psychokinese van de kant van mensen. In plaats daarvan lijken deze proeven ondubbelzinnig aan te tonen dat in ieder geval zoogdieren en vogels de beschikking hebben over 'paranormale' vermogens zoals telepathie en helderziendheid. Men heeft overigens ook dieren getest op hun reacties in huizen waarin het zou spoken en geconstateerd dat verschillende diersoorten daarbij waarschijnlijk ook in verschillende mate gevoelig zijn voor mogelijke paranormale verschijnselen in dergelijke huizen.

Naturalistisch onderzoek
Niet alle fenomenen laten zich even goed experimenteel onderzoeken, en dit geldt zeker als een verschijnsel alleen spontaan, onder natuurlijke omstandigheden kan optreden. Bovendien zijn bepaalde fenomenen in principe misschien wel experimenteel te onderzoeken, maar dan alleen als men elke ethiek overboord wil gooien. Dit zijn in het algemeen kwesties die te maken hebben met een leven na de dood en aanverwanten. We mogen, zoals Sheldrake opmerkt, natuurlijk niemand doden om te kijken of zijn of haar hond daar op afstand, buiten de normale zintuigen om, op reageert. En we kunnen ethisch gezien evenmin een dier in een toestand van klinische dood brengen om te kijken (voetnoot 10) of het bij reanimatie in een toestand van extase verkeert. Bij dit soort fenomenen zijn we net als bij andere wetenschappen zoals de antropologie of archeologie aangewezen op zogeheten 'naturalistisch' onderzoek. Dit bestaat uit het nauwkeurig observeren en reconstrueren van gegevens, het opstellen van hypothesen aan de hand daarvan, en het toetsen van die hypothesen aan nieuwe observaties in de natuurlijke situatie.De bekende Amerikaanse parapsycholoog J.B. Rhine heeft in dit verband reeds aandacht besteed aan mogelijke 'paranormale' factoren bij verschijnselen als de vogeltrek of het terugvinden van de til bij duiven. Dit is overigens veel recenter opnieuw gedaan door Rupert Sheldrake. In Nederland kennen we wat naturalistisch onderzoek betreft met name Focco Huisman (voetnoot 11), die veel spontane ervaringen van dieren heeft verzameld, bijvoorbeeld in verband met verschijningen van dieren na hun dood. Het naturalistische onderzoek toont misschien nog directer dan de experimenten aan dat dieren werkelijk primair als geestelijke wezens moeten worden gezien. Zij hebben inderdaad net als mensen vermogens die hun lichamelijke beperkingen overstijgen en blijven ook na hun dood in leven als geestelijke wezens.

Implicaties
Heeft het voorgaande nu ook nog implicaties voor onze morele houding tegenover dieren? Niet als het gaat om de paranormale vermogens als zodanig. In de ethiek gaat het er immers niet om of dieren bepaalde bijzondere vermogens hebben die niet direct verband houden met hun vermogen om te lijden of gelukkig te zijn. Dit geldt voor de mate waarin er sprake is van intelligentie bij dieren en dus ook voor de mate waarin ze eventueel 'paranormaal begaafd' zijn. Iets anders is echter wel van belang in dit verband. Volgens mij toont het parapsychologisch onderzoek onder dieren indirect (als het gaat om paranormale vermogens) of direct (in het geval van dierlijke verschijningen, e.d.) aan dat ze hun dood geestelijk zullen overleven. Dit heeft lieden in mijn naaste omgeving al verleid tot uitspraken als: "Als je uitgaat van een onsterfelijke dierlijke ziel, waarom zou je er dan nog moeite mee hebben als ze pijnloos worden geslacht? Ze leven daarna toch gewoon verder als geesten!". Volgens mij zou dit dan echter net zo goed van toepassing zijn op mensen, en ik geloof niet dat iemand die zoiets zegt het daar gauw mee eens zou zijn, zeker als het om de spreker zelf gaat. Een dier doden zonder strikte noodzaak (zoals die er wel is in het geval van euthanasie) blijft hoe dan ook volstrekt immoreel. Of een dier die dood nu geestelijk overleeft of niet. Het lichaam is ook voor een dier het meest persoonlijke materiële 'bezit' en biedt hem de mogelijkheid te leven in deze materiële wereld. Een dier hiervan beroven betekent dus de ergste vorm van diefstal. Bovendien leert het parapsychologisch onderzoek naar mensen (vooral jonge kinderen) die zich een vorig leven herinneren dat juist levens die gewelddadig of veel te vroeg beëindigd worden kunnen leiden tot trauma's die doorwerken in het huidige leven (voetnoot 12). Iets dergelijks geldt voor verschijningen en plaatsgebonden 'poltergeist'-verschijnselen die vaak gekoppeld zijn aan gruwelijke moorden, e.d. Het is volgens mij zeker te verwachten dat ook dierlijke zielen getraumatiseerd kunnen worden als zij worden vermoord. Algemener betekent een theorie waarbinnen men uitgaat van dierlijke zielen echter een zeer wenselijk radicaal alternatief voor de theorie van dieren als automaten of biologische robots. Het geeft dieren iets terug van hun oorspronkelijke waardigheid die zeker in het westen al eeuwenlang met voeten is getreden.

Voetnoten
1. Rivas, E. & Rivas, T. (1991). Bewustzijn bij dieren. Antropologische Verkenningen, 10, 2, 32-40. Rivas, T. (1997) Hebben dieren een bewustzijn? Psychologie, juli/augustus, 22-25.
2. Richard S. Broughton. (1995). Parapsychologie: een wetenschap in beweging. Deventer: Ankh-Hermes.
3. Onder 'psychokinese' of 'telekinese' verstaat men doorgaans de beïnvloeding van de materie door middel van een soort geesteskracht die geen gebruik maakt van de motoriek. Hier bedoelt men er zo'n invloed op het brein van het betrokken dier mee.
4. John R. Randall (1998). Animal PSI revisited. The Paranormal Review, 6, 12-15.
5. Titus Rivas. (1999). A question of parsimony: Animals and PSI. The Paranormal Review, 9, 9-10.
6. Titus Rivas (2003). Geesten met of zonder lichaam. Delft: Koopman & Kraaijenbrink.
7. Zie Bill Schul (1977). The Psychic Power of Animals. Londen: Coronet Books.
8. Een voorbeeld van iemand die tegen dit soort experimenten protesteerde is de zeer bekende parapsycholoog Dr. Ian Stevenson.
9. Rupert Sheldrake is fel tegenstander van immorele proeven met dieren. Zijn baanbrekende werk wordt beschreven in het boek Honden weten wanneer hun baas thuiskomt: Een onderzoek naar de mysterieuze vermogens van dieren, in 1999 in Nederland verschenen bij Kosmos-Z&K.
10. Een pervers experiment dat in deze context bedacht is, omvat het leren van gebarentaal aan mensapen die men vervolgens in een toestand van klinische dood brengt en reanimeert. De mensapen zouden dan door middel van gebarentaal moeten weergeven wat voor een bijna-dood ervaring zij mogelijk hebben gehad.
11. Zie bijvoorbeeld zijn Over het bewustzijn van dieren uit 1998 of Zo praat je met dieren uit 1985, allebei uitgegeven bij Uitgeverij Ankh-Hermes te Deventer.
12. Zie bijvoorbeeld: Ian Stevenson (1997). Reincarnation and Biology (2 volumes). Westport/Londen: Praeger.

Dit artikel verscheen eerder in Gezond Idee!, nummer 42, blz. 24-25, 1998/1999.

Contact: titusrivas@hotmail.com