Titel

Telepathie tussen familieleden: een kwestie van verwantschap

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 10 April, 2013)

Samenvatting

Van ouders en hun kinderen tot telepathisch contact tussen tweelingen: een opmerkelijk fenomeen. Wat zeggen studies en onderzoeken hierover? Titus Rivas ging op zoek.


Tekst


Telepathie tussen familieleden: een kwestie van verwantschap

door Titus Rivas

Van ouders en hun kinderen tot telepathisch contact tussen tweelingen: een opmerkelijk fenomeen. Wat zeggen studies en onderzoeken hierover? Titus Rivas ging op zoek.
Ik ben nooit zo’n vechtersbaas geweest, maar toch ben ik begin jaren ‘80 van de vorige eeuw bijna een keer in elkaar geslagen. Ik bevond me in een café in het centrum van Nijmegen en wekte ongewild de irritatie van een van de andere bezoekers. De man had te veel gedronken en hij was om de een of andere reden vastbesloten om me flink toe te takelen. Zonder waarschuwing vooraf stompte me hij keihard op mijn borst, sloeg mijn bril kapot en schopte me in mijn buik. Gelukkig had ik nog genoeg tegenwoordigheid van geest om niet terug te knokken. Ik maakte me zo snel mogelijk uit de voeten en rende naar de dichtstbijzijnde telefooncel. Daar bleef ik totdat het gevaar geweken was. Pas toen ik de man niet meer kon zien, kreeg ik onbeheersbare rillingen over mijn hele lichaam en besefte ik wat me overkomen was. De volgende dag vertelde mijn moeder me dat ze een enge droom over me had gehad. In die nachtmerrie werd ik wegens een nierziekte met spoed naar het ziekenhuis gebracht. Ze maakte zich zorgen dat me echt iets overkomen was.
Je moet wel erg fantasieloos zijn om elk verband tussen mijn ervaring en deze droom van mijn moeder te miskennen. Het is overigens niet de enige keer dat we telepathisch contact met elkaar hebben gehad. Heeft zoiets te maken met de ‘bloedband’ tussen naaste familie?

Ouders en kinderen
Telepathische communicatie tussen ouders en kinderen is waarschijnlijk iets heel gewoons. De psychiater en parapsycholoog Berthold Schwartz publiceerde een boek over dit fenomeen, Parent-Child Telepathy, waarin hij honderden mogelijke ervaringen beschrijft. Hoewel een groot deel daarvan alledaagse gebeurtenissen betreft, stelt Schwartz dat gewone verklaringsmodellen zoals lichaamstaal niet voldoen. Het “triviale” karakter van veel ervaringen maakt volgens hem wel dat men geneigd is ze over het hoofd te zien of toe te schrijven aan toeval.
Als een kind de “ontvanger” van geestelijke indrukken is, past het die indrukken onwillekeurig aan de eigen belevingswereld aan. Dit kan vermakelijke maar ook gênante situaties opleveren. Bijvoorbeeld wanneer een kind verboden, onuitgesproken gedachten van een van de ouders opvangt en die op een onnozele manier verwoordt. Ook zonder gedachtelezen kan een kind natuurlijk al regelmatig dingen aanvoelen die niet verbaal geuit worden. Maar het wordt extra pijnlijk als het exact blijkt te weten wat er in het hoofd van een ouder omgaat.
Opvallend is volgens Schwartz dat de indrukken die tot het bewustzijn doordringen, vaak te maken hebben met eigen interesses of belangen. Zo kan het ene kind regelmatig informatie over cadeautjes opvangen terwijl een ander kind vooral indrukken over verhoudingen tussen mensen doorkrijgt.

Telepathie tussen tweelingen
Guy Lyon Playfair schreef een belangrijk boek over telepathische ervaringen van tweelingen. Hij bestudeerde alle beschikbare gevallen en verzamelde zelf ook veel nieuwe casussen. Daarbij komt hij tot de conclusie dat vooral extraverte tweelingen ervaringen met telepathie melden. De ene helft van de tweeling kan bijvoorbeeld het sterke gevoel krijgen dat de ander in gevaar verkeert. Op school kunnen jonge tweelingen soms geestelijk ‘spieken’ bij elkaar tijdens een proefwerk. Er kan ook sprake zijn van lichamelijke gewaarwordingen, bijvoorbeeld een plotseling opkomende scherpe pijn op een plek waar de ander zich op datzelfde moment verwondt.
Tom Bouschard van de Universiteit van Minnesota deed onderzoek naar psychologische overeenkomsten tussen eeneiige tweelingen die gescheiden van elkaar waren opgegroeid. Zulke overeenkomsten pleegt men in verband te brengen met het feit dat de betrokkenen genetisch identiek zijn. Bouschard ontdekte echter dat er ook merkwaardige coïncidenties zijn die geen genetische oorsprong kunnen hebben. In een geval bleek de tweelingen bijvoorbeeld allebei getrouwd met een meisje dat Linda heette en later hertrouwd met ene Betty. Ze hadden tevens beiden een hond die ze Toy hadden genoemd.
De Belgische hoogleraar Robert Vlietinck deed een aantal experimenten met identieke tweelingen voor het programma De Tweelingtest van de Tros. Hij plaatste daarbij een proefpersoon in de torenkamer van een kasteel en de andere in de kelder van dat gebouw. Bij deze laatste legde hij met apparatuur de hartslag, bloeddruk en zweetsecretie vast. De persoon in de toren werd onderworpen aan een paar weerzinwekkende ervaringen. Zoals het leegdrinken van een glas stinkende groene blubber of het schrikken van een gevaarlijk roofdier. Bij de helft van de onderzochte tweelingen bleek er een opmerkelijke reactie op te treden bij degene die in de kelder was geplaatst. Het hart sloeg sneller, de bloeddruk ging omhoog en het zweet brak uit. Volgens Vlietinck moet er hoe dan ook meer aan de hand zijn dan louter toeval.

Genetisch
Sommige mensen schijnen te denken dat de close band tussen sommige familieleden direct voortkomt uit hun bloedverwantschap. Door het delen van genen zou men eerder telepathisch contact met elkaar krijgen. Ik heb zelfs een keer een Koerdische vluchteling gesproken die serieus geloofde dat hij letterlijk via zijn ‘bloed’ kon aanvoelen of iemand bij zijn volk hoorde. Om die reden wees ik iemand aan van wie ik zelf vermoedde dat hij misschien een Koerd zou kunnen zijn. Hij kende de man niet, maar zijn bloed liet hem weten dat het zeker om iemand met een andere etnische afkomst moest gaan. Er zijn ook modernere varianten op deze opvatting. Zoals een theorie (monisme) die ook wordt aangehangen door Pim van Lommel die onlangs aan bod kwam in dit blad. Van Lommel stelt dat onze hersenen een soort ontvangststation van een alomtegenwoordig, non-lokaal bewustzijn vormen. Doordat de breinen van familieleden door hun genetische blauwdruk meer met elkaar overeenkomen, zou er ook eerder contact gemaakt kunnen worden met de geest van familieleden dan met de geest van mensen die geen familie zijn.
Parapsychologisch beschouwd is deze denktrant volgens mij hoe dan ook nogal vreemd. Telepathie, de rechtstreekse communicatie van geest tot geest, is namelijk voor mij bij uitstek een verschijnsel dat aantoont dat de mens niet herleid kan worden tot zijn lichaam. Er is kennelijk iets in ons wat het zuiver fysieke overstijgt. Een theorie die de rol van genen – of, een stuk ouderwetser, het ‘bloed’ – benadrukt, lijkt hier haaks op te staan. Naarmate mensen sterker geloven dat ons gedrag primair door fysieke factoren wordt bepaald, geldt in het algemeen dat telepathie nu eenmaal minder goed verenigbaar is met hun wereldbeeld. Anders dan Van Lommel geloof ik ook niet dat we primair fysieke wezens zijn die telepathisch contact maken met anderen via een ontvangststation in de hersenen, maar geestelijke wezens die tijdelijk een fysiek lichaam bewonen. We hebben in mijn visie dus juist geen brein nodig om telepathisch met elkaar te kunnen communiceren. Telepathisch communicatie is namelijk iets wat inherent bij je geest hoort, ook los van een incarnatie in de stof. Maar ook los van deze overwegingen kunnen we vaststellen dat genetische verwantschap geen voorwaarde vormt voor een sterke telepathische band. Denk maar aan telepathisch contact tussen partners of vrienden. Of aan een telepathische band met een geliefd huisdier. Zelfs in het geval van telepathie met familieleden blijkt genetische verwantschap geen permanente voorwaarde. Ik bedoel met deze raadselachtige uitspraak dat er ook goede casussen van telepathische communicatie met overleden familieleden zijn. Er is daarbij weliswaar sprake van een ‘familieband’ die ook na de dood intact blijft. Maar de genetische, lichamelijke verwantschap gaat natuurlijk verloren na het overlijden, omdat de ziel daarbij het lichaam immers definitief verlaat.

Geestelijke verwantschap
Om telepathisch contact met iemand te krijgen hoef je waarschijnlijk niet altijd een diepe verbondenheid met hem of haar te voelen. Maar het is wel te verwachten dat een sterke gevoelsband telepathie in de hand werkt. Op zich ligt dit al besloten in het concept telepathie zelf. Het gaat immers om geestelijk contact buiten de zintuigen om. Daarom mag je verwachten dat dit contact wordt vergemakkelijkt als er een persoonlijke, emotionele band bestaat. Sommigen voelen zo’n type band alleen met hun partner of naaste familie, terwijl anderen zich sterker verbonden voelen met bepaalde vrienden of met huisdieren.
Wat telt is de individuele band, niet de genen. Zoiets doet niets af aan reëel bestaande individuele banden met familieleden. Los van zulke banden relativeert het echter wel de meerwaarde van biologische familie voor persoonlijke verbondenheid.

Meer lezen:
Laan, C. van der (2007), ‘Identieke tweelingen telepathisch verbonden’, De Stentor van woensdag 7 januari; Playfair, G.L. (2004), ‘Tweeling-telepathie’, Deventer, Ankh-Hermes; Schwartz, B.E. (1971), ‘Parent-Child Telepathy: A Study of the Telepathy of Everyday Life’ New York, Garrett Publications; Sheldrake, R. (1999), ‘Honden weten wanneer hun baas thuiskomt’, Kosmos Z&K; Stevenson, I. (1970), ‘Telepathic Impressions’, Charlottesville, University Press of Virginia.

Dit artikel werd in 2012 gepubliceerd in een tijdschrift en in 2013 op txtxs.nl gezet.

Contact: titusrivas@hotmail.com