Titel

De (bijna-)dood ontrafeld in het licht van de Fibonacci-code (recensie)

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 2 October, 2013)

Samenvatting

Boekbespreking door Titus Rivas van het boek De (bijna-)dood ontrafeld in het licht van de Fibonacci-code van Maureen Venselaar.


Tekst


Boekbespreking
Maureen Venselaar. De (bijna-)dood ontrafeld in het licht van de Fibonacci-code. Uitgeverij Akasha, 2011. ISBN 978-94=6015-042-5.

Buitengewone ervaringen staan van oudsher centraal in veel religieuze en levensbeschouwelijke tradities. Dat is niet zo verwonderlijk omdat zulke ervaringen belangrijke implicaties kunnen hebben voor ons wereldbeeld. Nu BDE's de laatste jaren steeds bekender worden ligt het voor de hand dat er ook meer pogingen worden gedaan bijna-doodervaringen in te passen in een ruimer wereldbeeld. Sommigen zijn daarin ambitieuzer dan anderen. Een recent voorbeeld is Maureen Venselaar, een Nederlandse auteur die een samenhangende visie op bijna-doodervaringen wil geven waarbij inzichten uit de natuurwetenschap en de “metafysica” met elkaar verenigd zouden worden. De term metafysica verwijst daarbij niet naar het wijsgerige vakgebied, maar naar “kennis over een onstoffelijke werkelijkheid”.
De auteur kan in ieder geval aardig schrijven en geeft blijk van een zeer grondige literatuurstudie. Bovendien legt zij hoe dan ook een grote vindingrijkheid en originaliteit aan de dag. Zo meent ze in alle ernst dat we pas een fijnstoffelijk “astraal” lichaam krijgen tijdens een hartstilstand en dat de vorm hiervan samenhangt met de hoeveelheid vrijkomende fotonen (sic). Volgens mij is er geen overtuigend bewijsmateriaal voor deze voorstelling van zaken, maar de gedachte is zeker origineel. Tot mijn verbazing blijkt ook de verwijzing naar de zogeheten Fibonacci-code niet slechts nageprate onzin, omdat er BDE's zijn waarin een trechtervormig verschijnsel wordt genoemd dat hiermee (enigszins) lijkt samen te hangen. (De vraag is of dit gegeven werkelijk zo belangrijk is als ze denkt, maar dat is iets anders).
Venselaar is overigens intelligent genoeg om zelf te beseffen dat er ook wel het een en ander aan te merken valt op haar boek. Hier enkele punten :
- Volgens Venselaar zouden natuurwetenschappers geen scherp onderscheid meer maken tussen fysica en “metafysica”. In werkelijkheid erkent slechts een minderheid van de natuurwetenschappers openlijk dat er meer is dan de stoffelijke realiteit.
- De auteur hanteert het bekende hermetische correspondentie-principe uit de esoterische traditie dat men voor elk fenomeen in de mens (microkosmos) een parallel zou kunnen vinden in het universum (macrokosmos). Dit principe heeft echter geen rationele fundering en stamt in feite uit een tijdperk waarin men de mens als middelpunt van de schepping beschouwde. Het is daarom nogal gewaagd om er in 2011 nog zomaar van uit te gaan. Helaas is het grootste deel van het boek op deze dubieuze denktrant gestoeld. Allerlei conclusies berusten niet op rationele gevolgtrekkingen maar op veronderstelde, zuiver speculatieve analogieën die alleen van belang zijn als men gelooft in een feilloze hermetische correspondentie. Een absurde consequentie hiervan is dat Venselaar praktisch in alle gevallen de voorkeur geeft aan een letterlijke interpretatie van aspecten van BDE's en symbolische interpretaties systematisch negeert.
- Venselaar beweert tien nieuwe kenmerken van BDE's voor het voetlicht te brengen, alsof andere auteurs hier geen oog voor zouden hebben. Bijvoorbeeld het zien van een blauw/groene en roze/rode draad of knop. Het blijken echter bepaald geen doorsnee kenmerken te zijn, zodat het niet zo verbazingwekkend is als ze niet in algemene modellen zijn opgenomen.
- Ze blijkt nauwelijks op de hoogte van het serieuze bewijsmateriaal voor reïncarnatie in de vorm van paranormale herinneringen van jonge kinderen, zoals onderzocht door dr. Ian Stevenson. De paar bladzijden die ze eraan wijdt bevatten in elk geval grote misvattingen. Dit verklaart waarom het onderwerp geen rol van betekenis speelt in haar theorie.
- Ook ervaringen met communicatie met overledenen blijken onvoldoende bestudeerd te zijn door de auteur, waardoor ze ervan overtuigd is dat hier bijna geen bewijsmateriaal voor bestaat.
- Ronduit onverantwoord is haar ongenuanceerde behandeling van het onderwerp zelfdoding. Ze lijkt dit in alle gevallen af te wijzen omdat het volgens BDE-ers per definitie zou neerkomen op autodestructief gedrag. Alsof dit ook zomaar zou gelden voor mensen die zichzelf juist willen bevrijden van zinloos lichamelijk lijden of anderen willen beschermen tegen verraad tijdens een verhoor. Gelukkig laat ze zich genuanceerder uit over het thema orgaandonatie.
- Venselaar gaat uit van een bizarre combinatie van een langdurig individueel voortbestaan na de dood met een uiteindelijke uitdoving van het individuele bewustzijn doordat dit vrijwillig op zou gaan in een goddelijke alziel. Niet alleen is dit mijns inziens volkomen uit de lucht gegrepen, maar het staat ook haaks op haar pretentie een positieve boodschap te bieden. Voor de auteur is er namelijk echt sprake van een vernietiging in plaats van een vereniging met behoud van individualiteit. In feite betekent dit dat Venselaar tegen aardse suïcide is, maar voor een “metafysische” suïcide. Waar is de waarde van de hermetische correspondentie gebleven in dit geval?

Titus Rivas

Deze recensie werd geplaatst in Terugkeer.