Titel

Gestoorde psychiatrie op zoek naar genezing

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 24 April, 2016)

Samenvatting

Beknopt artikel over misstanden en vernieuwing in de psychiatrie van Titus Rivas en Anny Dirven.


Tekst


Gestoorde psychiatrie op zoek naar genezing

door Titus Rivas en Anny Dirven

“Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg” wordt beschouwd als een typisch Nederlandse uitdrukking. In feite lijkt het een nogal intolerante zegswijze die mensen waarschuwt niet af te wijken van gemiddeld, 'normaal' gedrag. Het roept een bekrompen sfeer op waarbinnen eigenheid, authenticiteit en creativiteit worden afgewezen. Dicht bij 'gewoon (normaal) doen' ligt 'normaal zijn'. Met 'normaal zijn' wordt dan doorgaans bedoeld dat je niet abnormaal oftewel 'gek' bent, maar geestelijk gezond.

'Abnormaal zijn' staat natuurlijk niet bovenaan het verlanglijstje van de meeste mensen. Het betekent dat je een of andere aangeboren geestelijke beperking of handicap hebt en meer dan gemiddeld afhankelijk bent van de hulp en zorg van anderen. Bovendien kun je anno 2016 helaas nog steeds rekenen op onbegrip, discriminatie en stigmatisering.
Het ligt daarom voor de hand dat psychiaters heel voorzichtig moeten zijn bij het vaststellen van mogelijke geestelijke stoornissen. Men zou bovendien verwachten dat het aantal mensen met een officiële psychiatrische diagnose in de loop der jaren is afgenomen. Er komt namelijk steeds meer wetenschappelijke kennis van de menselijke geest en de 'natuurlijke' variaties daarbinnen. Van ziekte mag men alleen spreken als zo'n variatie zelf (en dus niet de reacties daarop) enorm belemmerend uitpakt voor iemands leven en zijn welzijn structureel aantast. Wanneer daar geen sprake van is, hoort een afwijking van het gemiddelde gewoon als geestelijk gezond te worden aangemerkt.
Van daaruit zou je dus denken dat psychiaters minder gauw zullen besluiten tot een diagnose en de meeste mensen geestelijk gezond zullen verklaren. Vanzelfsprekend kan iemand dan nog steeds allerlei psychologische problemen hebben, maar zonder dat die meteen in verband worden gebracht met een onderliggende psychiatrische stoornis.
Helaas blijkt deze verwachting niet uit te komen. Er schijnen zelfs nooit eerder zoveel stoornissen te zijn opgenomen in het officiële handboek van de gevestigde psychiatrie, de zogeheten DSM. En er zijn ook nooit eerder zulke grote aantallen patiënten geweest, waaronder veel jonge kinderen. Daarbij lijken bepaalde soorten psychische aandoeningen extra 'in de mode' te zijn, zoals bijvoorbeeld diverse stoornissen binnen het 'autisme spectrum '. Allerlei introverte of verlegen beroemdheden uit het verleden krijgen tegenwoordig als het ware met terugwerkende kracht het etiket 'Asperger-syndroom' opgeplakt. Dit is een 'hoog-functionerende' vorm van autisme waarbij iemand ondanks een opvallende sociale handicap en een verondersteld gebrek aan empathie toch heel intelligent en creatief kan zijn. Meestal gaat het helemaal niet om een grondige analyse van iemands gedrag, maar om oppervlakkige associaties die vooral gericht lijken op het aansluiten bij een psychiatrische rage.

Ironisch genoeg stellen bepaalde deskundigen juist dat het autisme spectrum veel te ruim wordt gedefinieerd, zodat er opeens wel erg veel autisten bij gekomen lijken te zijn. Door dit soort dubieuze praktijken menen sommige critici dat de gevestigde psychiatrie weinig meer dan een invloedrijke pseudowetenschap is.
Iets dergelijks kan men ook zien bij officiële diagnostische onderzoeken waarbij men te weinig let op wat er allemaal tégen bepaalde diagnosen pleit. Alsof reeds van tevoren vaststaat wat de uitkomst dient te zijn, ongeacht de testresultaten en uitkomsten van persoonlijke gesprekken.

Daarnaast worden ook mensen met een speciale begaafdheid, zoals hoogbegaafden, hoog-sensitieven en paranormaal begaafden nogal eens aangezien voor psychiatrische patiënten. Extra schrijnend is het wanneer ook zogeheten 'nieuwetijdskinderen' de dupe worden van deze onjuiste inschatting en daardoor zelfs een tijdlang worden opgenomen in een inrichting.
Zuiver het gegeven dat zulke individuen afwijken van de 'normale' populatie kan deskundigen er soms al van overtuigen dat ze een psychiatrische stoornis moeten hebben. Paranormale indrukken worden dan bijvoorbeeld aangezien voor hallucinaties die voort zouden komen uit een psychose. Dit hangt samen met het wereldbeeld dat de reguliere psychiatrie hanteert; een materialistisch wereldbeeld waarin schijnbaar paranormale ervaringen nooit écht paranormaal kunnen zijn.

Medicalisering en verzet
Het psychiatrische handboek DSM gaat uit van talloze stoornissen die voor een groot deel te maken zouden hebben met een aangeboren tekort in de hersenen. Bij sommige veronderstelde stoornissen zou er bijvoorbeeld sprake zijn van een afwijkende verwerking van zintuiglijke prikkels. Bij andere stoornissen zou er sprake zijn van een gebrek aan evenwicht in de chemische huishouding van het brein, die bijvoorbeeld zou leiden tot depressies of manische episodes. Et cetera.
Doorgaans stelt men dat aangeboren stoornissen in wezen ongeneeslijk zijn en dat mensen door middel van zogeheten psycho-educatie kunnen leren om zo goed mogelijk met hun 'beperking' om te gaan. Vaak krijgt men ook chronisch medicatie voorgeschreven om lastige symptomen te onderdrukken.

Nu willen critici nog wel aannemen dat er inderdaad neurologische afwijkingen kunnen zijn die invloed kunnen hebben op het psychisch functioneren. Dit wil echter zeker niet zeggen dat de meeste mensen met geestelijke klachten 'dus' ook een psychiatrische stoornis hebben waar ze nooit meer van af kunnen komen. De meeste variaties in menselijk gedrag dienen als neutraal en daarmee gezond te worden gezien. Geestelijke klachten vormen zo ook in de meeste gevallen een op zichzelf gezonde reactie op problemen of nare ervaringen die iemand in zijn leven tegenkomt.

Critici stellen dan ook dat de psychiatrie zich veel meer zou moeten oriënteren op de psychologie, de sociale wetenschappen en de geesteswetenschappen. Veel psychische problemen hebben bijvoorbeeld te maken met een gebrek aan zingeving. De filosofie kan bovendien duidelijk maken dat concepten als geestelijke gezondheid en ziekte normatief zijn en dus helemaal niet vanzelfsprekend. Tot in de jaren 70 van de vorige eeuw werd homoseksualiteit bijvoorbeeld nog vrij algemeen als een psychiatrische stoornis beschouwd. Dit geeft aan dat er sindsdien grote levensbeschouwelijke veranderingen hebben plaatsgevonden, waardoor men heel anders over psychoseksuele gezondheid is gaan denken. Psychiatrie is dus geen waardevrije natuurwetenschap en dient voldoende gemonitord te worden door kritische, onafhankelijke denkers.

De parapsychologie kan eveneens van groot belang zijn voor de psychiatrie, omdat zij aantoont dat bepaalde ervaringen die meestal als hallucinaties worden afgedaan wel degelijk te maken kunnen hebben met de realiteit. Bovendien wijst serieus parapsychologisch reïncarnatieonderzoek uit dat psychische klachten bij jonge kinderen niet voort hoeven te komen uit een verstoring van hersenprocessen, maar daadwerkelijk uit een vorig leven kunnen stammen.

Ongeneeslijke psychiatrische stoornissen
De gevestigde psychiatrie gaat zoals gezegd uit van een medisch model, met grotendeels ongeneeslijke stoornissen die direct samenhangen met het neurologisch functioneren van het brein. Op zich is het niet problematisch dat men aanneemt dat beperkingen van iemands hersenen het psychisch functioneren kunnen beïnvloeden. We weten dat dit inderdaad het geval kan zijn bij hersenziekten als Alzheimer en bij de verstandelijke beperkingen die gerelateerd zijn aan het Down-syndroom.
Het wordt echter wel kwalijk als men vanuit een regulier materialistisch wereldbeeld stelt dat het psychisch functioneren een feite een ander woord is voor het functioneren van het brein. Psyche en hersenen zijn in werkelijkheid namelijk twee grootheden die met elkaar in wisselwerking staan zonder dat men ze tot elkaar kan herleiden. Als er iets mis is met de psyche is er niet meteen ook sprake van een stoornis in de hersenen. En vice versa: als het brein afwijkend functioneert of bepaalde onderdelen mist, betekent dit niet automatisch dat de psyche ook 'abnormaal' moet zijn.

Dit heeft tevens consequenties voor de mate waarin een (veronderstelde) psychiatrische stoornis geneeslijk kan zijn. Van schizofrenie neemt men bijvoorbeeld vrij algemeen aan dat het om een ongeneeslijke ziekte gaat. Het verhaal van patiënten die niet in deze voorstelling van zaken passen doordat ze helemaal herstellen wordt te weinig gebruikt om dit sombere beeld bij te stellen. Dit geldt nog sterker voor het verschijnsel terminale helderheid bij stervende patiënten die kort tevoren nog aan een 'ongeneeslijke' stoornis leden. Aangezien dit fenomeen niet strookt met de gelijkstelling van hersenen en geest, wordt het bestaan ervan doorgaans ontkend.
Een nieuwe psychiatrie die de ziel zou erkennen als onherleidbare grootheid zou daarentegen gewoon mogen aannemen dat de psyche rond het moment waarop ze het brein verlaat haar gezondheid kan herwinnen. Binnen zo'n perspectief kunnen definitief ongeneeslijke stoornissen niet eens bestaan!

Een ander type psychiatrie
Veel patiënten en hun achterban zijn erg ontevreden over de reguliere psychiatrie. Dit geldt gelukkig ook voor enkele vooraanstaande psychiaters. In Nederland zijn dit bijvoorbeeld Jim van Os, Marius Romme en Sandra Escher. Zij stellen dat hallucinaties zoals het horen van stemmen wijzen op een psychische overbelasting en niet berusten op de (vermeende) stoornis schizofrenie.
Op een website van GGz-nieuws lezen we over Van Os o.a.: “Schizofrenie is een wanhopig makende diagnose – terwijl we inmiddels weten dat 4 van de 5 mensen met een psychose gewoon kunnen herstellen. Omdat een psychose meestal een psychische oorzaak heeft, en geen biomedische, helpen inzicht en therapie de kern van het probleem oplossen. Mits patiënten dat dan wel te horen krijgen – de geestelijke gezondheidszorg en de maatschappij lopen hopeloos achter op de wetenschap.”
Van Os is ook een van de initiatiefnemers van het Pamflet De Nieuwe GGz, samen met bijvoorbeeld Bram Bakker en Jacques van Lankveld.

Psycholoog Tom van Wel, werkzaam in de GGz, pleit ervoor anders om te gaan met het diagnosticeren en patiënten serieuzer te nemen. Hij schrijft hier onder meer over: “Voor de hulpverlener is niet zomaar te snappen dat de cliënt zijn eigen mening erop na houdt. Want als hulpverlener heb je daar toch voor gestudeerd. En je hebt toch goede bedoelingen om de cliënt te helpen. Waarom volgt de cliënt jouw visie dan niet? Daarvoor moet je als hulpverlener een verklaring hebben. En die is er ook, te weten: de cliënt heeft het mis! En dat is niet zo raar, want de cliënt heeft immers een psychische stoornis. En deze stoornis gaat gepaard met een speciaal symptoom, te weten: gebrek aan ziekte-inzicht [...] Deze afstand, met alle bijbehorende stigma’s, beschadigt het vertrouwen in de cliënt om er zelf een weg mee te vinden. En kan het zelfvertrouwen aantasten. En is daarmee dus herstel-ondermijnend. . [...] De eerste taak van hulpverleners is aansluiten bij de ander. Deze ander kan klachten hebben en erg lijden. Om aan te sluiten gaat het in de eerste plaats om goed te luisteren en je te verplaatsen in de ander. Contact maken. . […] En niet meer spreken van gebrek aan ziekte-inzicht maar naar onszelf als hulpverleners kijken. Als ik merk dat de cliënt heel anders tegen zijn klachten aankijkt dan ik, dan stel ik vast dat ikzelf een gebrek heb aan aansluitingsvermogen.”

De gevestigde psychiatrie is materialistisch gericht en meet zichzelf een natuurwetenschappelijke, medische status aan die zij helemaal niet verdient. Dit heeft allerlei zeer kwalijke gevolgen voor mensen die een beroep op haar doen. Geestelijke gezondheidszorg moet gericht zijn op 'empowerment' van mensen, en hun helpen om meer grip en regie over het eigen leven te krijgen. In feite is de psychiatrie tegenwoordig vaak nog een bron van extra problemen, onnodige complicaties en veel te stellige, stigmatiserende diagnoses. Gelukkig is ook haar gestoordheid uiteindelijk nog te verhelpen.

Literatuur
– Dehue, T. (2008). De depressie-epidemie: Over de plicht het lot in eigen hand te nemen. Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij Augustus.
– Escher, S. (2009). Kinderen die stemmen horen. Wat je moet weten en wat je kunt doen. Bemelen: Stichting Leven met Stemmen.
– Geritsma, T., & Rivas, T. (2007). Gek Genoeg Gewoon: Een andere visie op stemmen horen en beelden zien. Deventer: Ankh-Hermes.
– Nahm, M. (2012). Wenn die Dunkelheit ein Ende findet: Terminale Geistesklahrheit und andere Phänomene in Todesnähe. Amerang: Crotona Verlag.
– Os, J.J. Van. (2015). Persoonlijke diagnostiek in een nieuwe GGZ : de DSM-5 voorbij! Leusden: Diagnosis Uitgevers.
– Rivas, T. (1993). De mysterieuze relatie tussen hersenen en geest. Prana, 78, 69-74.
– Romme, M., (2012). Leven met stemmen: 50 verhalen over herstel. Bemelen: Stichting Leven met Stemmen.
– Swaab, D. (2015). Wij zijn ons brein: van baarmoeder tot Alzheimer. Amsterdam: Olympus.
– Wasserman, M. Boodschappen van HOOP : OVERleven in de psychiatrie. Heerlen: Maurice Wasserman.
– Wel, T. van (2015). Herstelondermijnende ggz-taal.

Dit artikel werd gepubliceerd in Paraview, jaargang 19, februari 2016, blz. 12-15.

Contact: titusrivas@hotmail.com