Titel

Hoofdstuk 2 Buitenzintuiglijke Waarneming

Geplaatst door

Parapsychologische Encyclopedie   (publicatiedatum: 4 October, 2006)

Samenvatting

Hoofdstuk 2 over Buitenzintuiglijke Waarneming oftewel ESP en de vormen van parapsychologisch onderzoek die daarnaar gedaan zijn


Tekst

Hoofdstuk 2. Buitenzintuiglijke waarneming

In de zoölogie wordt al geruime tijd onderzoek verricht naar bijzondere vormen van waarneming bij dieren. Vleermuizen en dolfijnen beschikken bijvoorbeeld over een soort radarsysteem dat geluidsgolven uitzendt en de patronen analyseert die ontstaan nadat die golven worden weerkaatst door objecten in de omgeving. Aan de hand daarvan vormen deze diersoorten innerlijke ‘beelden’ die wij ons nauwelijks kunnen voorstellen. Allerlei insectensoorten kunnen kleuren zien die buiten ons eigen spectrum liggen, en olifanten en wolven kunnen geluiden horen die voor ons onhoorbaar zijn. In de psychologie kennen we daarnaast het concept van de subliminale waarneming, waarbij zwakke of kortstondige prikkels uit de buitenwereld wel geregistreerd worden, maar alleen op onbewust niveau. Reclamemakers maken daar handig gebruik van door subliminale boodschappen te verwerken in commercials, bijvoorbeeld in de vorm van niet bewust waarneembare flitsen van teksten met de strekking koop ons product.

Zowel bij de ‘superzintuigen’ van dieren als bij subliminale waarneming is er sprake van perceptie die plaatsvindt buiten de normale menselijke zintuiglijke waarneming om. In de parapsychologie kennen we een belangrijk begrip dat hier aan lijkt te grenzen: de buitenzintuiglijke waarneming, beter bekend onder de Engelse afkorting ESP (van Extra-Sensory Perception), bedacht door Sir Richard Burton. Toch is er een duidelijk verschil: bij echte ESP draait het niet om nog onbekende fysieke zintuigen of onbewuste verwerking van nauwelijks waarneembare prikkels. ESP staat daarentegen voor een geestelijke, ‘directe’ vorm van waarneming die helemaal geen gebruik maakt van fysieke zintuigen, ook niet op onbewust niveau.

Sommige parapsychologen denken overigens dat ESP in feite toch berust op onbekende zintuigen, al dan niet verbonden aan een fijnstoffelijk lichaam. Een bekend concept is in dit verband het zogeheten derde oog dat zou samenhangen met een chakra (energieknooppunt) in de aura dat zich ter hoogte van het midden van ons voorhoofd bevindt.

Skeptici proberen bewijsmateriaal juist weg te verklaren door het - naast aan bedrog of zelfbedrog - ook toe te schrijven aan subliminale perceptie. Proefpersonen zouden zonder dat te weten langs normale weg onbewust indrukken krijgen die ze vervolgens aanzien voor ESP.

Bepaalde vormen van buitenzintuiglijke waarneming berusten (in elk geval subjectief) op paranormale waarneming van de buitenwereld. Deze vorm van ESP wordt ook wel helderziendheid - een letterlijke vertaling van het Franse woord clairvoyance - genoemd.

Andere vormen betreffen informatie die men per definitie niet rechtstreeks kan waarnemen met de normale zintuigen, namelijk informatie over het innerlijke leven van anderen. Dat wil zeggen: over hun gevoelens, gedachten, verlangens of herinneringen. Deze vormen van buitenzintuiglijke waarneming staan bekend als telepathie, dat letterlijk het ondergaan van andermans roerselen op afstand betekent (tele = ver, pathie = ondergaan). Een verouderde, populaire term voor telepathie is gedachtelezen. Dit woord dekt de lading niet helemaal, omdat het bij telepathie even vaak om gevoelens of herinneringen gaat als om gedachten die een ander op het moment zelf denkt.

Overigens zijn niet alle paranormale indrukken die iemand kan hebben, betrokken op het heden. In bepaalde gevallen gaat het om helderziendheid of telepathie met betrekking tot het verleden, wat bekend staat als terugschouw of retrocognitie (van retro = terug, cognitie = kennen, weten). In andere gevallen hebben de indrukken juist betrekking op de toekomst, waarbij we spreken van voorschouw of precognitie (pre = voor).

Bepaalde parapsychologen beschouwen ESP niet primair als een vorm van waarneming maar als een specifieke manier van het verwerken van informatie. Een term die in dat verband met name in Nederland ingang heeft gevonden is paragnosie, afgeleid van het Griekse gnosis dat kennis betekent.

Spontane ervaringen met ESP

Buitenzintuiglijke waarneming is zeker één van de parapsychologische fenomenen die veel mensen het gemakkelijkste kunnen aanvaarden. Dat komt waarschijnlijk omdat praktisch iedereen zelf wel iets meegemaakt heeft dat sterk op ESP wijst of daar anders wel in zijn of haar naaste omgeving over gehoord heeft. Bijvoorbeeld in de vorm van een ‘onverklaarbare’ droom over een ongeluk, ziekte of sterfgeval die volkomen onverwacht bewaarheid wordt.

Ook voor de parapsychologie als wetenschap zijn dergelijke spontane ervaringen met telepathie en helderziendheid heel belangrijk. Als niemand ooit in het dagelijkse leven paragnostische ervaringen had gehad, was er ook geen reden om het bestaan van ESP aan te nemen. Bovendien is elke wetenschap mede gericht op het begrijpen van verschijnselen zoals ze zich van nature spontaan voordoen.

Er worden al heel lang verhalen verteld over spontane paranormale indrukken. In de Bijbel is er bijvoorbeeld sprake van de voorspellende dromen van Jozef, de zoon van Jacob, waaruit hij terecht afleidt dat hij een hogere positie zal bekleden dan zijn broers en dat deze zich zelfs aan hem zullen onderwerpen. Zijn broers proberen zich mede naar aanleiding van zijn dromen van hem te ontdoen. Door een wonderlijke samenloop van omstandigheden blijkt Jozef vervolgens inderdaad te worden verheven tot onderkoning in Egypte bij wie zijn broers niets vermoedend om voedsel komen bedelen.

De vrouw van Julius Caesar had een gruwelijke nachtmerrie in de nacht voordat hij vermoord werd. De veelzijdige wetenschapper en auteur Emmanuel Swedenborg had een visioen van een verwoestende brand in Stockholm die op datzelfde moment woedde, waardoor dit visioen erg beroemd is geworden.

Een veel recenter geval van spontane ESP stamt uit het boek Evidence for Telepathy van W.H. Salter uit 1934. Een vrouw kreeg het gevoel dat haar broer plotseling ziek was geworden en naar een verpleegtehuis werd gebracht. Het leek wel alsof ze alles voelde wat hij voelde. Enige tijd later bleken alle indrukken die de vrouw had gekregen correct te zijn.

Ook dieren kunnen spontaan telepathische indrukken krijgen. Zo werd de boxer van Ian Fraser Ker uit Westcourt elke keer voordat hij thuiskwam erg opgewonden. Ian moest voor zijn werk ver van huis met het vliegtuig reizen en kwam op onvoorspelbare tijden thuis. Desondanks voelde de hond aan wanneer Ian zijn vrouw zou bellen dat hij er aankwam. De hond vertoonde daarvoor steeds tekenen van opwinding en ging voor de voordeur zitten, met zijn snuit zo ver mogelijk in de brievenbus.

Spontane ervaringen met ESP lijken meestal te maken te hebben met interesses of emoties. Vaak gaat het daarbij om sterke negatieve ervaringen, maar het kan ook om positieve gevoelens gaan zoals grote blijdschap of vreugde. Zeker in het geval van telepathie lijken sterke gevoelsmatige banden met anderen een grote rol te spelen. Overigens is het lang niet altijd meteen duidelijk waarom iemand bepaalde indrukken krijgt, maar blijkt dat vaak pas achteraf.

Twee categorieën spontane ervaringen lijken hier in eerste instantie van af te wijken:

- Er zijn gevallen bekend waarbij mensen van achteren bekeken worden door onbekenden zonder dat ze dat op een normale manier (bewust of onbewust) kunnen merken, en toch het gevoel krijgen dat ze worden bespied. Op de een of andere wijze lijken ze dus paranormale indrukken te krijgen over onbekende mensen die normaal niets voor hen zouden betekenen, enkel doordat deze hun aandacht op hen gericht hebben. Men zou zich kunnen voorstellen dat dit gebeurt doordat iemands aandacht in principe altijd wel van belang zou kunnen zijn, dus ook als we de persoon nog niet kennen.

- Dan zijn er nog de zogeheten Dunne-effect gevallen, vernoemd naar de Engelsman J.W. Dunne die er uitgebreid onderzoek naar deed. Soms krijgen we dromen over schijnbaar onbelangrijke, triviale gebeurtenissen in de nabije toekomst die later toch uitkomen. Iemand droomt bijvoorbeeld dat hij met vrienden om de tafel zit en dat daarbij opeens een glas stuk gaat terwijl iemand het heeft over de fiets van zijn vader. Twee dagen later blijkt de droom tot in details uit te komen.

Het is op het eerste gezicht moeilijk te begrijpen waarom mensen dergelijke Dunne-effect dromen krijgen. Maar het is toch wel mogelijk om het effect in te passen in een algemenere theorie. Misschien gaat het bijvoorbeeld niet om de concrete gebeurtenis zelf, maar om het begeleidende gevoel van opluchting vlak nadat er iets gebeurd is.

Vanaf het begin hebben parapsychologen collecties aangelegd van spontane gevallen van ESP. Een bekende verzameling uit de begintijd van de parapsychologie werd gepubliceerd onder de titel Phantasms of the living. In Nederland heeft onder meer Sybo Schouten belangrijke analyses van spontane ervaringen uitgevoerd. Een recent overzicht wordt gevormd door het boek Telepathic Impressions van Ian Stevenson.

De laatste jaren is er een toename te constateren in de aandacht voor spontane buitenzintuiglijke waarnemingen bij kinderen. In Nederland zijn hier een aantal boeken over verschenen van onder meer Martine Busch. Velen schijnen (overigens tot hilariteit van skeptici) te geloven dat er steeds meer kinderen komen met een bovengemiddelde begaafdheid op dit gebied, de zogeheten Indigo- of Nieuwetijdskinderen.

Kwalitatief onderzoek

Bepaalde parapsychologen, zoals gold voor de Nederlander W.H.C. Tenhaeff, zijn reeds door de bewijskracht van spontane ervaringen met ESP overtuigd van het bestaan ervan. Ze vinden het voldoende om globaal vast te stellen of bepaalde uitspraken waarschijnlijk al dan niet paranormaal zijn. De rest van hun onderzoek richt zich niet primair op het bewijzen van ESP, maar op het begrijpen ervan.

Bij dit kwalitatieve onderzoek gaat het om zogeheten paragnosten, dat wil zeggen mensen met een meer dan gemiddeld vermogen om willekeurig buitenzintuiglijke waarnemingen te doen. Wat anderen alleen spontaan overkomt, kunnen paragnosten voor een belangrijk deel sturen.

Het is overigens volgens sommige parapsychologen maar de vraag of er wel echt dergelijke paragnosten bestaan. Hoe dan ook is er wel een aantal proefpersonen bekend dat zeker meer dan gemiddeld lijkt te beschikken over paragnostische indrukken.

Het eerste wat parapsychologen die te maken krijgen met lieden die zich voor paragnosten uitgeven moeten doen, is vaststellen of hun uitspraken erg vaag of algemeen blijven. Als dat namelijk zo is, wordt het erg moeilijk om het paranormale gehalte ervan te achterhalen. Een aantal show-‘helderzienden’ trekken bijvoorbeeld (vage) conclusies uit iemands uiterlijk en gedrag. Sommigen gaan zelfs zo ver dat ze hun cliënten bedriegen, doordat ze in het geheim informatie over hen inwinnen. Skeptici kunnen dergelijke misstanden overigens misbruiken om alle paragnosten zonder onderscheid bij voorbaat in een kwaad daglicht te zetten.

Kwalitatief onderzoek naar betrouwbare paragnosten wijst echter uit dat enkele van hen inderdaad vaak paranormale informatie ‘binnenkrijgen’. Dit betekent overigens niet dat ze daarmee opeens alwetend en onfeilbaar zijn. Helaas denken naïeve aanhangers van paragnosten dit nog wel eens, onder meer omdat ze slecht voorgelicht zijn over parapsychologie. Daarom kunnen ze geneigd zijn om paragnostische vermogens te zien als bovennatuurlijke eigenschappen die aantonen dat de paragnost in direct contact staat met een goddelijke wereld. Er zijn in feite geen paragnosten bekend die altijd alleen maar paranormale uitspraken doen en het nooit bij het verkeerde eind hebben. Het is over het algemeen al moeilijk om mensen te vinden die vaker dan gemiddeld paragnostische waarnemingen doen. De Nederlandse onderzoeker H.G. Boerenkamp stelde vast dat ongeveer 90% van de uitspraken van zijn proefpersonen die zichzelf als paragnost beschouwden zeer algemeen was en dat van de overige uitspraken slechts 10% correct was. Daaruit mag men echter niet afleiden dat er geen echte paragnosten zijn, maar alleen dat er nogal wat mensen zijn die zichzelf ten onrechte als zodanig zien.

De eerste systematische kwalitatieve onderzoeken werkten veelal met psychometrie, een techniek waarbij de proefpersoon een voorwerp vasthoudt en vervolgens zijn indrukken weergeeft. Van de vroege paragnosten die serieus onderzocht werden, zijn met name Pascal Forthuny en Stephan Ossowiecki bekend geworden omdat ze in talloze experimenten met onderzoekers zoals Charles Richet en Gustave Geley blijk gaven van een grote begaafdheid. Onder strenge experimentele condities slaagden ze erin informatie te verstrekken over onbekende personen en voorwerpen. De informatie kwam daarbij als het ware van zelf in hen op doordat zij zich op de opdracht in kwestie concentreerden. Er leek daarbij sprake van een grotendeels onbewuste verwerking van indrukken die gebruik maakte van symbolische voorstellingen en associaties.

Pierre Janet, Bechterev en Vasilijev hebben met succes onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om anderen via hypnose onbewust telepathisch te beïnvloeden. Ook Charles Tart heeft hypnose ingezet in zijn ESP-onderzoek.

In Nederland is met name door W.H.C. Tenhaeff veel kwalitatief onderzoek verricht naar paragnosten als Gerard Croiset, Warner Tholen, Cor Heilijgers en Joop van Limbeek. Tenhaeff werkte daarbij ook samen met buitenlandse parapsychologen zoals Hans Bender.

De journalist Piet Hein Hoebens nam verslagen en protocollen van experimenten met Gerard Croiset kritisch onder de loep en kwam tot de conclusie dat Tenhaeff de successen van Croiset vaak had overdreven. Helaas bracht dit het kwalitatieve onderzoek naar paragnosten ook algemener in diskrediet, terwijl dit zeker onterecht is, omdat Tenhaeff niet de enige parapsycholoog is geweest die zich hiermee bezighield en hij ook zelf samenwerkte met andere onderzoekers.

Uit kwalitatief onderzoek blijkt onder meer dat paragnosten een proces ondergaan dat Tenhaeff inneren heeft genoemd, naar analogie met het begrip herinneren; een paragnost krijgt indrukken door die te maken hebben met het geheugen van anderen. Daarbij identificeren paragnosten zich ook dikwijls met de persoon in kwestie. Het lijkt wel alsof ze iemand anders worden en ze krijgen niet alleen beelden van anderen door, maar ook emoties, verlangens, lichamelijke gewaarwordingen, pijn, etc.

Verder weten we dat paragnosten zogeheten specialisaties kennen die gebaseerd zijn op hun eigen ervaringen en interessen. Iemand die bijvoorbeeld opgegroeid is op het platteland, zal eerder indrukken krijgen van het boerenleven dan een stedeling. Gerard Croiset was gespecialiseerd in verdrinkingsgevallen, doordat hij als kind zelf tweemaal bijna verdronken was.

Ook in de soort buitenzintuiglijke waarneming kunnen paragnosten van elkaar verschillen. Veel paragnosten krijgen visuele indrukken door, maar sommigen werken vooral met ingevingen van auditieve (helderhorendheid) of cognitieve aard (helderwetendheid).

Kwantitatief onderzoek naar ESP

Onder invloed van een algemenere tendens binnen de psychologie om zo exact mogelijke metingen te verrichten, ontstond er ook in de parapsychologie met name vanaf de jaren ’30 een behoefte tot het inzetten van statistische methoden om vast te stellen in hoeverre men onderzoeksresultaten nog kan toeschrijven aan toeval. Uiteraard worden daarbij normale bronnen van informatie zo goed mogelijk uitgesloten. Parapsychologen die onderzoek doen naar ESP zijn zelfs ware experts in het uitsluiten van dergelijke normale bronnen. Zo worden proefpersonen en onderzoekers doorgaans fysiek van elkaar gescheiden, soms zelfs zo dat ze zich in verschillende steden bevinden. Ook worden soms alle normale zintuiglijke prikkels zoveel mogelijk uitgebannen.

Hoe kleiner de kans dat overeenkomsten tussen uitspraken van een proefpersoon en zogeheten targets (doelen waarover een proefpersoon informatie moet verschaffen) verklaarbaar zijn door toeval, hoe aannemelijker het wordt dat er echt een vorm van buitenzintuiglijke waarneming in het spel is. Bij zogeheten kwantitatieve onderzoeken maakt men daartoe gebruik van materiaal dat zich leent voor een exacte kansberekening, zoals speelkaarten.

De kwantitatieve methode werd reeds aan het einde van de 19e eeuw gebruikt door de Engelsman Malcolm Guthrie die het telepathisch opvangen van indrukken van onder meer kleuren, speelkaarten, meetkundige figuren, maar ook krabbels en tekeningen onderzocht. Zijn onderzoek werd begin 20e eeuw door andere onderzoekers herhaald.

In de jaren ’30 voerde de Amerikaanse onderzoeker W.F. Prince telepathische proeven uit met de vrouw van de bekende schrijver Upton Sinclair.

De eerste die echt systematisch gebruik maakte van kansberekening bij de beoordeling van resultaten van experimenten was de Franse nobelprijswinnaar Charles Richet, die hiervoor gewone speelkaarten gebruikte. Hij trok steeds een willekeurige speelkaart, keek naar die kaart en liet een proefpersoon vervolgens raden welke kaart hij had getrokken. Het aantal mogelijke uitkomsten is bij speelkaarten altijd precies bekend, namelijk 52 (of 53 als men de joker meerekent), zodat het mogelijk wordt exact de kans te berekenen dat iemand toevallig de juiste kaart raadt.

In Nederland zijn vergelijkbare proeven uitgevoerd door P.A. Dietz en Heymans, die een soort schaakbord gebruikte, aangezien je daarbij net als bij speelkaarten exact kunt vaststellen hoe groot de kans is dat iemand per toeval het juiste vakje raadt. Heymans bereikte hierbij resultaten waarvan de kans op toeval astronomisch klein was.

In de jaren ‘30 vond er een belangrijke doorbraak plaats in het kwantitatieve onderzoek naar ESP door de proeven van de Amerikaan J.B. Rhine, verbonden aan de psychologische faculteit van de Duke Universiteit. Samen met zijn collega Dr. Zener ontwikkelde Rhine een alternatief voor de speelkaarten, de zogeheten Zener-kaarten. Deze bestaan uit een vijftal kaarten met afbeeldingen van een cirkel, een kruisje of plusteken, een vijfpuntige ster, een vierkant en een drietal verticale golfjes. Bij elke kaart is er een kans van 1 op 5 dat men hem toevallig juist raadt. Het voordeel van deze kaarten, is dat de proefpersoon slechts hoeft te kiezen uit vijf mogelijkheden.

De onderzoekers voerden in de loop der tijd verdere verbeteringen door zodat onderzoeksresultaten niet toegeschreven konden worden aan normale waarneming.

Het team van J.B. Rhine deed drie soorten onderzoek naar buitenzintuiglijke waarnemingen:

- Onderzoek naar zuivere helderziendheid, waarbij de onderzoeker zelf niet wist welke kaarten er geraden moest worden doordat die te raden kaarten steeds ongezien door hem onder op het stapeltje werden gelegd.

- Onderzoek naar zuivere telepathie waarbij de proefpersoon contact moest maken met het bewustzijn van de onderzoeker doordat deze een speciale code in gedachte nam die niet overeenkwam met de te raden kaarten zelf.

- Onderzoek naar General ESP (GESP) waarbij het niet mogelijk is om uit te maken of de proefpersoon de informatie via telepathie of via helderziendheid tot zich heeft genomen. De onderzoeker gebruikt daarbij geen speciale code, zodat niet duidelijk is welke variant van buitenzintuiglijke waarneming er in het spel zou kunnen zijn.

J.B. Rhine concludeerde dat een groot deel van de resultaten van zijn proeven niet verklaarbaar waren door toeval en evenmin door normale vormen van waarneming. Bepaalde proefpersonen staken daarbij boven andere uit, wat in overeenstemming lijkt met de gedachte dat er paragnosten bestaan.

Er werden overigens geen belangrijke verschillen gevonden tussen mannen en vrouwen, maar kinderen boeken over het algemeen wel betere resultaten dan volwassenen. Om die reden is er in Nederland kwantitatief onderzoek gedaan naar de buitenzintuiglijke waarnemingen bij kinderen.

Sommige proefpersonen van Rhine scoorden trouwens veel minder goed dan je op basis van toeval mocht verwachten, een verschijnsel dat bekend staat als PSI-missing. Merkwaardig genoeg hing dit samen met een negatieve houding tegenover het onderzoek, bijvoorbeeld doordat men het onderzoek niet interessant vindt of niet in ESP gelooft.

Een andere vorm van kwantitatief onderzoek betreft het droomonderzoek dat Montague Ullman, Stanley Krippner en Sol Feldstein uitvoerden aan het Maimonides Medisch Centrum te Brooklyn. Hun onderzoek sloot (meer dan dat van Rhine) nauw aan bij veel spontane buitenzintuiglijke ervaringen die immers vaak tijdens dromen optreden. Een belangrijke veronderstelling daarbij luidde dat iemand als hij droomt veel minder normale zintuiglijke indrukken hoeft te werken dan terwijl hij wakker is. Daardoor zouden buitenzintuiglijke processen meer ruimte krijgen om zich te manifesteren.

In het psychologische droomonderzoek maakte men al langer gebruik van het gegeven dat het EEG van mensen die dromen een bepaald patroon vertonen en dat zij tijdens die fase tevens snelle oogbewegingen vertonen, de zogeheten Rapid Eye Movements (REM). Als iemand nu gewekt wordt tijdens deze zogeheten REM-fase, kan hij zich meestal nog goed de laatste droom herinneren die hij heeft gehad.

Het team van Maimonides maakte eveneens gebruik van deze methode. Een proefpersoon werd aangesloten op een EEG-apparaat en tijdens zijn REM-slaap concentreerde iemand anders, een zogeheten ‘zender’ zich op een willekeurige afbeelding, de target oftewel ‘doelplaat’. Na afloop van de REM-fase werd de proefpersoon direct gewekt, zodat hij zich de droom nog goed kon herinneren. Hij moest vervolgens zo uitgebreid mogelijk beschrijven wat hij tijdens de droom had gezien en beleefd. Er was dus geen sprake van een van tevoren bepaalde keuzemogelijkheid, maar men gebruikte een zogeheten free-response methode waarbij de proefpersoon volkomen vrij gelaten wordt in zijn uitspraken over indrukken. De kwantitatieve kant aan dit type onderzoek zit hem dan ook niet in de targets zelf, maar in de beoordeling door neutrale beoordelaars (judges) die moesten vaststellen in hoeverre - uitgedrukt in een kwantitatieve maat - de beschrijvingen van de dromen overeenkwamen met de targets, terwijl ze uiteraard niet wisten welke platen waren gebruikt. Een analyse over al dit soort experimenten wees uit dat de kans dat de resultaten op toeval berustten, minder dan 1 op 25.000 bedroeg.

Het wellicht bekendste hedendaagse kwantitatieve onderzoek naar ESP is het zogeheten Ganzfeld-onderzoek. In elk geval is het één van de succesvolste onderzoeken op dit gebied. Het Ganzfeld-onderzoek kwam in feite voort uit het droomonderzoek van Maimonides en werd ontwikkeld door één van de medewerkers daarvan, Charles Honorton, die uiteindelijk hoofd werd van een eigen instituut, het zogeheten Psychophysical Research Laboratory (PRL). Bij het Ganzfeld-onderzoek probeert men de droomtoestand gedeeltelijk te simuleren door normale zintuiglijke prikkels kunstmatig uit te sluiten. Men gebruikt hierbij halve pingpongballetjes die over de ogen van proefpersonen worden geplakt en doet hen een koptelefoon op waardoor alleen ruis te horen is. Het hele normale gezichtsveld wordt afgeschermd door de buitenwereld, vandaar de Duitse term Ganzfeld (hele veld). Er komt geen specifieke zintuiglijke informatie door maar slechts ongedifferentieerde, ‘egale’ prikkels.

Methodisch lijkt het onderzoek verder sterk op het droomonderzoek, hoewel men naast doelplaten ook gebruik maakt van Viewmasterdia’s of stukken uit films en tekenfilms. Proefpersonen worden net als bij het droomonderzoek vrij gelaten in de manier waarop ze hun indrukken weergeven en deze worden vervolgens beoordeeld door onafhankelijke beoordelaars.

Onderzoekers stelden met deze methode onder meer vast dat bepaalde eigenschappen gunstig zijn voor een hoge score, zoals gevoeligheid of een ontvankelijke instelling, maar ook het bedrijven van meditatie. Er zijn ook relaties vastgesteld tussen scores en bepaalde persoonlijkheidstypen. Proefpersonen bleken in het algemeen beter te scoren naarmate ze vaker aan het onderzoek mee hadden gedaan. Ook werden er soms fysiologische veranderingen gemeten die samen leken te hangen met het moment waarop ESP zich voordeed, zoals in EEG en huidweerstand. In Nederland is Ganzfeld-onderzoek verricht aan het Parapsychologisch Instituut.

Kort geleden heeft de 'skeptische parapsycholoog' Richard Wiseman gepoogd om alle positieve resultaten die men via de Ganzfeld-methode had behaald alsnog 'weg' te verklaren. Over het algemeen heeft zijn skepsis weinig weerklank gevonden onder parapsychologen.

Een volgende succesvolle vorm van kwantitatief onderzoek naar buitenzintuiglijke waarneming wordt gevormd door de zogenoemde Remote Viewing- experimenten van de Amerikaanse natuurkundigen Russell Targ en Harold Puthoff van het Instituut SRI-International. Ook hierbij maakt men gebruik van de free-response methode, maar verder verschilt de werkwijze van de overige typen kwantitatief onderzoek. Een onderzoeker bezoekt een willekeurige plaats buiten het laboratorium waar de proefpersoon zich bevindt. Gedurende enige tijd neemt de onderzoeker de omgeving goed in zich op waarna de proefpersoon op afstand moet kijken (vandaar de term remote viewing) hoe de omgeving van de zender eruit ziet en moet proberen om deze tot in details te beschrijven. Uiteraard worden ook bij dit onderzoek alle normale bronnen van informatie systematisch uitgesloten.

Targ en Puthoff maakten net als de Ganzfeld- en droomonderzoekers gebruik van onafhankelijke beoordelaars om in te schatten in hoeverre de beschreven indrukken van de proefpersonen overeenkwamen met de doellocaties. Ook bij deze onderzoeken werden resultaten bereikt waarbij de kans op toeval zeer klein is.

Uiteraard zijn skeptici niet blij met de resultaten van kwantitatieve ESP-experimenten. Normale verklaringen zijn hierbij immers systematisch uitgesloten en toeval blijkt steeds weer een uiterst onaannemelijke hypothese. Het is alleszins redelijk om te stellen dat dergelijke experimenten het bestaan van buitenzintuiglijke waarneming boven iedere redelijke twijfel lijken te bewijzen. Skeptici beschouwen dit doorgaans als een onaanvaardbare conclusie, zodat ze de betrokken parapsychologen ervan verdacht hebben dat ze alleen de geslaagde proeven (met positieve resultaten) publiceerden, terwijl er tegelijkertijd een groot aantal proeven mislukt zou zijn waar men niets over te horen zou krijgen. Naar aanleiding van deze aantijgingen, stonden enkele parapsychologen waaronder Charles Honorton stil bij de resultaten van alle onderzoeken tezamen, in de vorm van zogeheten meta-analyses. Hierbij keek men naar de kans op toeval bij de resultaten van alle experimenten bij elkaar opgeteld. Dit leverde de conclusie op dat toeval zeker geen serieuze verklaring vormt voor de experimenten op dit gebied. De meta-analyses hebben geleid tot een grotere wetenschappelijke erkenning van de parapsychologie en laten zien dat het negeren van de onderzoeksgegevens van de parapsychologie onredelijk en daarmee ook onwetenschappelijk is. Daryl Bem is een psycholoog en goochelaar die persoonlijk zijn naam heeft verbonden aan deze conclusie. Zelfs skepticus Ray Hyman heeft toegegeven dat als men dit soort resultaten blijft behalen, er zeker een anomalie in het spel moet zijn. Parapsychologen stellen inmiddels zelf dat skeptici voortaan moeten aantonen dat daar nu al geen sprake van is. Verder zijn er uit de meta-analyses nog talrijke andere inzichten af te leiden, zoals dat de patronen van de kwantitatieve studies naar ESP sterk lijken op die van spontane gevallen op dit gebied.

Terugschouw

Veel spontane ervaringen met buitenzintuiglijke waarnemingen hebben betrekking op gebeurtenissen die al hebben plaatsgevonden. Zowel paragnosten als anderen zouden soms in staat zijn om contact te maken met het verleden van een bepaalde plek. Er bestaan veel verhalen over visioenen van veldslagen die soms tot in detail overeenkomen met historische gebeurtenissen waarvan de persoon in kwestie van tevoren niet op de hoogte was. Paragnosten zouden wat dit betreft verschillen van andere mensen doordat ze in staat zijn dergelijke visioenen naar believen bij zichzelf op te wekken. Zij zouden ook door middel van psychometrie of simpelweg door zich op iemand te concentreren contact kunnen maken met diens persoonlijke verleden. Het reeds genoemde inneren speelt daar een belangrijke rol in; paragnosten ‘ondergaan’ de herinneringen van anderen alsof het hun eigen herinneringen betreft. Terugschouw is waarschijnlijk betrokken bij de meeste succesvolle paragnostische consulten.

Volgens sommigen zou het mogelijk zijn om terugschouw in te zetten bij de archeologie, geologie en paleontologie. Dit is alleen mogelijk indien paragnosten verifieerbare informatie aandragen, wat volgens enkelen reeds meermalen met succes gebeurd zou zijn. Bijvoorbeeld in de ontdekking van de zogeheten Edgar Chapel van de Abdij van Glastonbury. Bligh Bond ontving via automatisch schrift precieze aanwijzingen over de locatie ervan die niet overeenkwamen met documenten maar wel met de echte vindplaats.

Dr. Norman Emerson van de Universiteit van Toronto maakte gebruik van de diensten van George McMullen die een talent zou hebben gehad voor het lokaliseren van ruïnes en het reconstrueren van de geschiedenis ervan.

Stephan Schwartz zette onder andere dezelfde McMullen en Hella Hammid in voor het zogeheten Alexandria Project gericht op het lokaliseren van de verloren bibliotheek van Alexandrië uit de Oudheid. Dit zou veel opmerkelijke informatie hebben opgeleverd.

Voorschouw

Een andere specifieke vorm van buitenzintuiglijke waarneming heeft betrekking op indrukken van toekomstige gebeurtenissen. We noemen dit in het Nederlands voorschouw, waarbij schouw verwijst naar helderziendheid. Internationalere termen zijn precognitie, afgeleid van pre = voor en cognitie = kennis en proscopie (afgeleid uit het Latijn). Er zijn zeer veel spontane ervaringen met voorschouw gemeld, met name in de vorm van voorspellende dromen. Een bijzondere variant van voorspellende dromen wordt gevormd door het reeds vermelde Dunne-effect, vernoemd naar het droomonderzoek van J.W. Dunne. De Nederlandse ingenieur J.M. Kooy Jr. heeft een collectie aangelegd van dit soort dromen. Sommige zogeheten deja-vu ervaringen waarbij men de indruk heeft iets al eens eerder te hebben meegemaakt, zouden kunnen samenhangen met dit type dromen.

Andere voorspellende dromen draaien echter wel degelijk om belangrijke toekomstige gebeurtenissen, zoals sterfgevallen, ongelukken en rampen, maar ook onverwachte positieve wendingen in iemands leven. Bekende catastrofes waarbij velen precognitieve dromen meldden, zijn de mijnramp in Aberfan en de ondergang van de Titanic. Louisa Rhine stelde vast dat sommigen voorspellende dromen kunnen gebruiken om nare ontwikkelingen te voorkomen, maar dit is lang niet altijd mogelijk. Het is dan ook onterecht om zich schuldig te voelen als het niet lukt.

Proscopische indrukken komen niet alleen voor in dromen, maar ook terwijl de persoon bij vol bewustzijn is. Dit kan gebeuren in de vorm van visioenen. Een bekend voorbeeld van een dergelijk precognitief visioen werd bestudeerd door Hans Bender. Een meisje genaamd Gret kreeg rond 1900 een visioen van een brand die pas met Pinksteren 1933 bijna het hele dorp Ahausen op de Lüneberger Heide in de as legde. Gret had de ramp tot in details beschreven. Ze zag onder meer dat de brand tegenover de kerk tijdens een mis zou uitbreken, dat de mensen nog maar net de kerk uit konden vluchten en dat het vuur zich in noordelijke richting uitbreidde en stopte bij een bepaald huis.

Er is naast de studie van spontane ervaringen ook experimenteel onderzoek gedaan naar voorschouw. De belangrijkste kwalitatieve experimenten op dit gebied betreffen de zogeheten stoelenproeven. Deze werden door de Fransman Osty reeds met Pascal Fortuny uitgevoerd, hoewel W.H.C. Tenhaeff en Hans Bender veel bekender zijn geworden door hun proeven met Gerard Croiset. Bij dit onderzoek moet een paragnost indrukken weergeven van een persoon die in de toekomst op een willekeurig gekozen stoel zal zitten. Hoewel skeptici de positieve resultaten van de stoelenproeven graag willen wegverklaren door geknoei van Tenhaeff, steunen de proeven zoals gezegd niet alleen op zijn werk.

Ook zijn er individuele voorspellingen van paragnosten vastgelegd voordat ze tot in detail uitkwamen. Het is zeer onaannemelijk dat er bij dit alles slechts toeval in het spel is.

Overigens zijn er in de loop van de geschiedenis zeer veel voorspellingen gedaan die parapsychologisch gezien te vaag zijn, zoals de voorspellingen van Nostradamus. Het is in feite nog nooit gelukt om uitgaande van diens geschriften concrete voorspellingen te doen over de toekomst en er zijn veel verschillende interpretaties die niet met elkaar stroken. Andere bekende voorspellingen, zoals die rond de Maria-verschijningen van Fatima, zijn niet uitgekomen. Het is daarom niet verstandig om veel waarde te hechten aan allerlei voorspellingen van onheilsprofeten.

Toch zijn er ook oorlogsvoorspellingen bekend die voor een deel wèl zijn uitgekomen. Opmerkelijk zijn de uitspraken van een profetische Fransman tegenover een Beierse soldaat, Andreas Rill. Hans Bender stelde vast dat de profetieën dateren van het einde van de eerste wereldoorlog en dat de Fransman een revolutie in Duitsland, grote inflatie, een dictatuur en een tweede grote oorlog voorspelde. Een aantal van zijn voorspellingen kwam echter weer helemaal niet uit. Het is dan ook nooit met zekerheid vast te stellen of voorspellingen van een paragnost overeen zullen komen met de toekomst.

Bij Maimonides heeft men kwantitatief onderzoek naar precognitieve dromen gedaan dat in essentie overeenkomt met de gewone droomonderzoeken bij dit centrum. De belangrijkste uitzondering betrof het moment waarop de doelplaat werd gekozen. Dit gebeurde pas de volgende ochtend door een lid van het team die verder niet betrokken was bij de proefpersoon. Om de echtheid van de gegevens te garanderen was de bandopname waarop de proefpersoon zijn droom vertelde, tegen die tijd al verzegeld en gepost. Verder moest hij de ochtend na de droomnacht bepaalde ervaringen ondergaan die betrekking hadden op de doelplaat, die zoals gezegd pas diezelfde morgen was geselecteerd. Eén van de proefpersonen die veel hoger scoorde dan men op basis van toeval mocht verwachten, was Malcolm Bessent.

J.B. Rhine deed kwantitatief onderzoek naar precognitie in waaktoestand. Daarbij moesten proefpersonen niet raden welke kaarten er getrokken werden, maar welke kaarten er nog getrokken zouden worden. Toeval bleek geen aannemelijke verklaring voor de resultaten van Rhines onderzoek.

Dit geldt ook voor remote viewing experimenten naar voorschouw van Targ en Puthoff. Hierbij werd voornamelijk gebruik gemaakt van een precognitief begaafde proefpersoon, Hella Hammid genaamd. De onderzoekers verlieten het lab met tien verzegelde enveloppen met daarin tot dan toe onbekend gebleven bestemmingen. De enveloppen waren daaraan voorafgaand willekeurig geselecteerd uit een veel groter aantal enveloppen.

Een van de meest rigoureuze series precognitieve experimenten werd uitgevoerd door Brenda Dunne en haar collega’s van het Princeton Engineering Anomalies Research Program.

Ook meta-analyses van precognitie-experimenten toonden aan dat er werkelijk sprake is van een paranormaal effect.

Toepassing van paragnosten

Aangezien het bestaan van paragnosten voldoende lijkt te zijn aangetoond, rijst de vraag hoe men hun begaafdheid eventueel zou kunnen toepassen. De bekendste toepassing is ongetwijfeld het paragnostische consult. Helaas bestaat er geen betrouwbaar informatiepunt van officieel erkende paragnosten die beoordeeld zijn op hun gaven, zodat cliënten aangewezen zijn op mond op mond reclame en artikelen in kranten of tijdschriften. Sommige paragnosten houden zich daarbij overigens niet aan algemene ethische principes zoals een redelijk honorarium of het sparen van iemands gevoelens. Bovendien is een groot aantal ‘paragnosten’ zelf weliswaar overtuigd van hun gaven, maar zonder dat dit parapsychologisch gezien ook terecht is. Voorts kunnen ze ongevraagd hun eigen religieuze of levensbeschouwelijke overtuigingen laten doorklinken in hun adviezen. Dit alles maakt dat het zeker niet vanzelfsprekend is dat een consult waar voor je geld biedt. Wanneer de cliënt wel een bekwame en moreel zuivere paragnost treft, kan deze hem inzichten bieden in achtergronden van problemen of adviezen geven met betrekking tot de toekomst.

Meldingen van paranormale waarnemingen kunnen ook bijdragen leveren aan politieonderzoeken rond vermissingen en misdrijven. Door een gebrek aan expertise, is het echter bijna onmogelijk om het kaf van het koren te scheiden, zeker als er duizenden tips binnenkomen, zoals in de beruchte zaak Gerrit Jan-Heijn. Het is waarschijnlijk beter om zich te beperken tot een select gezelschap paragnosten dat parapsychologisch getoetst is. Voorbeelden van paragnosten die naar verluidt bruikbare informatie hebben geleverd zijn Gerard Croiset en Warner Tholen. Een Amerikaanse paragnoste, Etta Louisa Smith, zat vier dagen lang vast omdat ze juiste gegevens verstrekte over een moord, waar ze niet op een normale manier aan gekomen kon zijn. Pas na een bekentenis van de echte moordenaar werd ze vrijgelaten.

Een volgende mogelijke bijdrage van paragnosten heeft te maken met medische diagnoses. Paragnosten kunnen uitspraken doen over iemands lichamelijke of psychologische gezondheid die vervolgens kunnen worden getoetst door artsen, psychiaters of psychologen. De bekende Amerikaanse paragnost Edgar Cayce was hierin gespecialiseerd. Sommige paragnosten, zoals Focco Huisman en Beatrice Lydecker, beweren dat ze hun gaven specifiek inzetten voor veterinaire en dierpsychologische doeleinden.

Zoals we al gezien hebben bij psychische archeologie, zou buitenzintuiglijke waarneming ook ingezet kunnen worden voor wetenschappelijke doeleinden. We moeten daarbij uiteraard alleen denken aan waarnemingen die zich lenen voor toetsing.

Iedereen zou iets kunnen hebben aan positieve telepathische banden met anderen, maar het is denkbaar dat sommigen ESP juist negatief zouden aanwenden om anderen direct of indirect te schaden of hen te manipuleren voor egoïstische doeleinden. Om die reden heeft men onderzoek gedaan naar de militaire en spionagetoepassingen van buitenzintuiglijke waarneming, zoals bij het zogeheten Stargate Project.

Dieren en ESP

Dieren worden gelukkig steeds meer gezien als subjectieve wezens met gevoelens en gedachten. Dat is wel eens anders geweest binnen de psychologie. Stromingen zoals het behaviorisme deden decennialang alsof dieren een soort gevoelloze machines zijn. Helaas heeft dit een taboe gecreëerd rond het bestuderen van de psychologie van dieren, dat ook nu nog doorwerkt. De parapsychologie van dieren heeft hier al evenzeer onder te lijden. Sommige parapsychologen, zoals John Randall lijken er bijvoorbeeld van overtuigd dat als dieren ESP vertonen, dit vermogen ook bij mensen alsnog zou moeten berusten op onbekende (lichamelijke) zintuigen en zuiver fysiologische processen. Ze hopen er daarom op dat bewijsmateriaal voor ESP bij dieren uiteindelijk blijkt te berusten op PSI van de (menselijke) onderzoekers zelf.

Toch zijn er onbevooroordeelde parapsychologen die helderziendheid en telepathie bij dieren serieus nemen. Zo zijn er gevallen verzameld van verdwaalde huisdieren die, zonder dat dit verklaarbaar lijkt door normale zintuiglijke informatie, rond een verhuizing over enorme afstanden hun baas wisten te traceren op een nieuw adres. Ook zijn er talloze andere spontane gevallen van huisdieren die aanvoelen hoe het met hun baas of andere mensen of dieren, die op dat moment niet in hun nabijheid verkeren, gesteld is. Ze reageren daarop met merkwaardige gedragingen zoals emotionele geluiden.

Dit wordt gemeld van leden van uiteenlopende diersoorten als honden, katten, paarden, apen en papegaaien. De Britse bioloog Rupert Sheldrake heeft onder meer grondig, diervriendelijk onderzoek gedaan naar het vermogen van huisdieren om aan te voelen wanneer hun baas onverwacht thuiskomt. Hoewel Sheldrake uiteraard onder vuur ligt van skeptici, lijken zijn resultaten wel degelijk een hard bewijs voor buitenzintuiglijke waarneming bij dieren te leveren. Ook Aimée Morgana, die met Sheldrake samenwerkt rond telepathie met een papegaai genaamd N'Kisi laat zich niet onbetuigd.

ESP van dieren beperkt zich niet tot waarnemingen van gebeurtenissen die op dat moment plaatsvinden, maar het kan ook gaan om precognitieve waarnemingen waardoor ze zich voorbereiden op gevaren of sterfgevallen.

Helaas zijn andere experimenten dan die van Sheldrake niet altijd ethisch verantwoord geweest. Proefdieren werden bijvoorbeeld blootgesteld aan elektrische schokken om vast te stellen of ze die schokken door middel van voorschouw konden vermijden. Prominente parapsychologen, zoals Ian Stevenson, hebben zich tegen dergelijke onethische experimenten gekeerd.

Sinds de jaren ’80 is er onder invloed van het werk van schrijvers als Focco Huisman en Beatrice Lydecker belangstelling voor de mogelijkheid om als baas telepathisch met je eigen huisdieren te communiceren. Het is niet uitgesloten dat dit tenminste in enkele gevallen echt mogelijk is.

Planten en ESP

Eén van de meest controversiële terreinen van de parapsychologie betreft de vraag of planten net als mensen en andere dieren geestelijke wezens zijn met buitenzintuiglijke vermogens. Het is bijvoorbeeld veel minder aannemelijk dat planten überhaupt bezield zijn en bewustzijn vertonen dan voor dieren geldt. Planten hebben geen centraal zenuwstelsel en lijken uitsluitend fysiologisch te reageren op hun omgeving, zonder dat er sprake lijkt van echte intentionele handelingen. Toch zijn er onderzoekers geweest die uitgaande van de mogelijkheid van een plantaardige geest, specifiek aandacht hebben besteed aan de vraag naar ESP bij planten.

De voornaamste daarvan is Cleve Backster die een expert was op het gebied van de polygraaf oftewel de leugendetector. Hij bevestigde elektrodes op bladeren van verschillende soorten planten en legde naar eigen zeggen hun reacties vast op verschillende situaties. Volgens Backster reageerden zijn planten hevig als hij dreigementen uitsprak zoals Ik ga die planten vermoorden maar ook op aanwezigheid van honden en zelfs op onuitgesproken negatieve gedachten. Daarbij bleek Backster trouwens bepaald geen dierenvriend. Zo doodde hij garnalen om te zien hoe planten daarop zouden reageren.

Andere onderzoekers slaagden er niet eenduidig in om zijn resultaten te bevestigen. Zelfs Cleve Backster erkent daarom dat er effecten moeten uitgaan van de onderzoekers zelf. Skeptici verklaren Backsters resultaten uiteraard weg door te stellen dat ze simpelweg voort zouden komen uit een zeer gebrekkige methodologie.

Theorievorming rond ESP

Buitenzintuiglijke waarneming past niet in een gangbaar wereldbeeld waarin de geest of het bewustzijn beperkt wordt door het brein en daarbuiten niet in staat is tot waarneming of communicatie. Doordat het bestaan van ESP inmiddels voldoende aangetoond is door parapsychologisch onderzoek, moeten we dit wereldbeeld dan ook zeker verlaten. Er zijn kennelijk delen van onze geest of bewustzijn die niet bepaald worden door de kenmerken van onze hersenen.

Er bestaan enkele algemene hoofdtheorieën over ESP:

Het is duidelijk dat deze theorieën zeer verschillend zijn en steeds aansluiten bij ruimere wereldbeelden.

Een oude theorie over ESP die men bijna algemeen verlaten heeft, is dat er sprake zou zijn van een speciaal soort elektromagnetische golven.

Ook over paragnosten bestaan verschillende theorieën. Zo zou er volgens enkelen wel ESP bestaan, maar geen paragnosten. Paragnosten zouden volgens anderen hun gaven of talenten te danken hebben aan bijzondere fysieke kenmerken, aan hun persoonlijkheidsstructuur, of aan een bepaling van hogerhand.

Een ander onderscheid tussen ESP-theorieën wordt bepaald door de mate waarin men veronderstelt dat paranormale informatie zich in of bij fysieke voorwerpen of op plaatsen bevindt. Sommigen nemen namelijk aan dat gebeurtenissen en de daarbij horende belevingen worden opgeslagen in een soort aura van voorwerpen of plaatsen (de zogeheten impregnatietheorie), terwijl anderen stellen dat de aanwezigheid daarvan het slechts gemakkelijker maakt om zich op de gebeurtenissen te concentreren.

Wat betreft voorschouw verschilt men vooral van mening over de mate waarin de toekomst voorbestemd zou zijn. Sommigen vatten voorschouw op als het waarnemen van de toekomst zelf of een onveranderlijke blauwdruk daarvan, terwijl anderen denken dat het slechts om het waarnemen van een in principe nog te wijzigen richting of tendens gaat. Zo’n tendens zou in het laatste geval mede bepaald kunnen zijn door onze handelingen of een psychokinetische werking die van onze voorstellingen uitgaat.
Zoals gezegd vormt het bestaan van ESP een bewijs dat de menselijke en dierlijke geest in elk geval niet geheel reduceerbaar is tot ons lichaam. Dat wordt dan ook opgevat als belangrijk argument voor het overleven van tenminste een deel van onze geest na de dood van ons lichaam.

Het bestaan van telepathie laat bovendien zien dat we vaak zonder het te weten, met elkaar in verbinding staan, of dit nu via een algeest is of direct van geest tot geest.

Literatuur

Barrington, M.R. (1993). Stephan Ossowiecki: a remarkable Polish medium. The PSI Researcher, 10, 7-8.

Bem, D., & Honorton, C. (1994). Does psi exist? Replicable evidence for an anomalous process of information transfer. Psychological Bulletin, 115, 4-18.

Bender, H. (1983). Zukunfstvisionen, Kriegsprophezeiungen, Sterbeerlebnisse. München: R. Piper & Co.

Bosga, D., & Busch, M. (1984). Natuurlijk niet bovennatuurlijk! Deventer: Ankh-Hermes.

Broughton, R.S. (1995) Parapsychologie: een wetenschap in beweging. Deventer: Ankh-Hermes.

Croiset, G. (1977). Croiset Paragnost. Naarden: Strengholt.

Dongen, H. van (1994). Para? Normaal! Deventer: Ankh-Hermes.

Dunne, J.W. (1935). Buiten de grenzen van de tijd. Den Haag: Leopold.

Goodman, J. (1977). Psychic archeology: time machine to the past. Londen: Granada.

Huisman, F. (1985). Zo praat je met dieren. Deventer: Ankh-Hermes.

Hyman, R., & Honorton, C. (1986). A joint communiqué: the PSI Ganzfeld controversy. Journal of Parapsychology, 50, 315-336.

Jahn, R.G., & Dunne, B.J. (1987). Margins of reality: the role of consciousness in the physical world. San Diego: Harcourt, Brace and Jovanovitch.

Lydecker, B. (1982). Contact met dieren: hoe mensen met dieren kunnen praten. Deventer: Ankh-Hermes.

Rivas, T. (1999). Bestaat er een dierlijke ziel? Gezond Idee!, 46, 12-13.

Sheldrake, R. (1999). Honden weten wanneer hun baas thuiskomt: een onderzoek naar de mysterieuze vermogens van dieren. Utrecht: Kosmos-Z&K.

Targ, R., & Puthoff, E. (1977). Zien met de geest. Amsterdam: Elsevier.

Targ, R., & Harary, K. (1984). Wedloop om de geest. Utrecht: Bruna.

Tenhaeff, W.H.C. (1958). Telepathie en helderziendheid. Zeist: De Haan.

Tenhaeff, W.H.C. (1976). Inleiding tot de parapsychologie (vierde druk). Utrecht: Bijleveldt.

Tenhaeff, W.H.C. (1981). De voorschouw: onderzoekingen op het gebied van helderziendheid in de tijd. Den Haag: Leopold.

West, D. (1982). Gisteren en morgen is… NU! Visioenen en gedachten van de paragnost Joop van Limbeek. Deventer: Ankh-Hermes.

Zohar, D. (1982). Through the time barrier. Londen: Paladin Books.



Drs. Titus Rivas is verbonden aan Stichting Athanasia en is medewerker van o.a. het blad Terugkeer van Stichting Merkawah, ParaVisie, Paraview en Prana.

Rivas is altijd geïnteresseerd in nieuwe ontwikkelingen op parapsychologisch gebied en nodigt u uit uw eigen paranormale ervaringen met hem te delen: titusrivas@hotmail.com

Stichting Athanasia verzorgt bovendien parapsychologische consulten tegen tarieven gekoppeld zijn aan iemands uitkering. (Athanasia is een ideele stichting en de consulten komen uitsluitend ten goede aan haar activiteiten).