Titel

Subjectieve ervaringen als probleem voor het materialistische wereldbeeld

Geplaatst door

Titus Rivas   (publicatiedatum: 28 April, 2016)

Samenvatting

Subjectieve ervaringen oftewel bewustzijn vormen een groot probleem voor het materialistische (of ruimer naturalistische) wereldbeeld. Titus Rivas en Anny Dirven staan stil bij het "hard problem" van David Chalmers.


Tekst


Subjectieve ervaringen als probleem voor het materialistische wereldbeeld

door Titus Rivas en Anny Dirven

Terwijl we dit schrijven, is het nog maar een paar dagen geleden dat het tijdschrift Resuscitation een artikel publiceerde, getiteld “AWARE—AWAreness during REsuscitation—A prospective study”. Het stuk behandelt de resultaten van een grootschalig onderzoek aan 15 ziekenhuizen naar bewustzijn rond en tijdens een hartstilstand, de zogeheten AWARE Study. De hoofdauteur van dit verslag is Sam Parnia, maar er hebben ook andere kopstukken op het gebied van bijna-doodervaringen aan bijgedragen, zoals Peter Fenwick en Bruce Greyson. Ze concluderen onder meer dat er aanwijzingen gevonden zijn voor bewustzijn tijdens de klinische dood. Dat wil zeggen dat mensen ook bewuste ervaringen kunnen hebben wanneer dat volgens het reguliere, materialistische wereldbeeld volslagen onmogelijk is. Dit blijkt met name uit het geval van een 57-jarige patiënt die het specifieke geluid kon waarnemen dat een zogeheten defibrillator maakte voordat men hem trachtte te reanimeren.
Tijdens een hartstilstand komt de neurologische activiteit al binnen een halve minuut stil te liggen. Volgens het materialisme is bewustzijn afhankelijk van activiteit in de hersenschors. Dit betekent dat er al na een halve minuut geen bewuste ervaringen meer kunnen zijn.

Weggehoond bewijsmateriaal
De sceptische reacties zijn nog maar nauwelijks op gang gekomen, maar we voorspellen dat de onderzoeksresultaten van de AWARE Study de komende maanden massaal weggehoond zullen worden. Voor een deel zal dat te maken hebben met de relatief magere positieve resultaten van het onderzoek. De zojuist genoemde casus van de 57-jarige patiënt is bijvoorbeeld de enige casus met eenduidig paranormale waarnemingen tijdens een hartstilstand en die was nota bene al eerder besproken in een boek van Sam Parnia.
Maar het is nog veel belangrijker dat de theorie van bewustzijn tijdens een hartstilstand niet verenigbaar is met het materialisme. Tegenstanders van Parnia c.s. vinden het zo vanzelfsprekend dat het materialistische mensbeeld juist is, dat ze een onderzoek als de AWARE Study bij voorbaat onzinnig vinden. Waarschijnlijk had het wat dit betreft weinig uitgemaakt als er veel meer paranormale casussen gevonden waren. Dat zie je ook aan de receptie onder materialisten van ons eigen boek (geschreven met Rudolf Smit) Wat een stervend brein niet kan. Hierin hebben we onder meer zo'n 25 casussen van een bijna-doodervaring tijdens een hartstilstand behandeld. Voor zover dit boek al besproken wordt door onze tegenstanders, gebeurt dit op een uitermate negatieve manier. Ze zien ons als onwetenschappelijk en uiterst goedgelovig.
In het algemeen vinden materialisten dat bewijsmateriaal voor een onafhankelijke geest of bewustzijn wel heel erg sterk moet zijn voordat ze het zelfs maar serieus kunnen nemen. Niet dat ze hun criteria voor goed bewijsmateriaal nu zo eenduidig formuleren. Zodra casussen eraan voldoen, worden die criteria steeds weer aangescherpt.

Achtergronden van de weerstand
De voornaamste aanname van materialisten is in dit verband dat het bewustzijn een 'functie' van de hersenen is. Dit zou zelfs bijna vanzelfsprekend genoemd mogen heten, volgens hen. Mensen zijn namelijk het product van de biologische evolutie en dat geldt ook wat hun zenuwstelsel betreft. Het is dan raar, in deze optiek, om te veronderstellen dat we een onstoffelijk bewustzijn of ziel hebben die niet zou voortkomen uit de fysieke evolutie.
Bovendien is er een duidelijk verband tussen hersenen en geest. Bij de waarneming, maar bijvoorbeeld ook denkprocessen worden specifieke delen van de hersenen geactiveerd. En hersenziekten kunnen leiden tot verstoring van het mentale functioneren. Volgens materialisten wijst dit soort gegevens er allemaal op dat de geest onlosmakelijk verbonden is aan de hersenen. Dit is overigens alleen aannemelijk indien ze gelijk hebben met hun stelling dat er uitsluitend fysieke factoren bij de evolutie betrokken zijn. De meeste tegenstanders van het materialisme erkennen weliswaar de invloed van de hersenen op de psyche, maar zonder dat ze daaruit concluderen dat er geen bewustzijn mogelijk is zonder een werkend brein.

Het 'moeilijke' vraagstuk
Aanhangers van de theorie dat bewustzijn afhankelijk is van hersenprocessen (met name in de hersenschors oftewel cortex), lijken over het algemeen nauwelijks te beseffen dat het bestaan van bewustzijn zelf al een fors probleem vormt voor een materialistisch wereldbeeld. Subjectieve ervaringen hebben namelijk eigenschappen die verder niet voorkomen in de fysieke werkelijkheid. Fysieke verschijnselen zijn bijvoorbeeld van buitenaf, 'intersubjectief' waar te nemen, terwijl subjectieve ervaringen altijd een privé-karakter hebben. Subjectieve ervaringen kennen allerlei kwalitatieve dimensies, de zogeheten 'qualia', zoals smaken, geuren, kleuren en geluiden die niet voorkomen in de fysieke werkelijkheid. Hetzelfde geldt voor de kwalitatieve kenmerken van allerlei psychische processen zoals gedachten, gevoelens en verlangens. En zo is er nog een aantal eigenschappen van het bewustzijn waar we hier door ruimtegebrek niet op in zullen gaan. De Australische filosoof David Chalmers stelt dat je van allerlei geestelijke processen misschien nog wel kunt aannemen dat ze in de hersenen plaatsvinden. Hij heeft het daarbij over 'cognitieve' processen waarbij informatie wordt verwerkt. Men kent hier reeds een volledig fysieke, technische tegenhanger van, namelijk de informatieverwerking in een computer. Het is dus denkbaar, aldus Chalmers, dat we processen zoals denken of herinnering, in dit opzicht, ooit neurologisch zullen kunnen verklaren. Hij erkent wel dat we er ook op dit gebied nog lang niet zijn, als dit inderdaad mogelijk zal blijken te zijn. Maar hij noemt het type vraagstukken op dit gebied relatief 'easy problems'.
Dit geldt volgens Chalmers echter niet voor bewustzijn in de zin van subjectieve ervaringen. Het is volstrekt onduidelijk waarom en hoe bepaalde hersenprocessen gekoppeld zouden moeten zijn aan subjectieve ervaringen. Bewustzijn en neurologische activiteit lijken namelijk totaal niet op elkaar en zijn duidelijk van een andere orde. Er is dus geen logisch, conceptueel verband tussen hersenen en bewustzijn. Daarom spreekt hij van een 'moeilijk vraagstuk' (hard problem) wanneer het gaat om de relatie tussen hersenen en bewustzijn.

Hoezo qualia?
David Chalmers is niet bij alle geleerden even geliefd. Tot voort kort was een meerderheid van de filosofen en wetenschappers het zelfs oneens met hem. Ze probeerden zijn 'moeilijke vraagstuk' zelfs op twee manieren klein te krijgen. Sommige van hen trachtten aan te tonen dat het om een schijnprobleem ging. Wanneer subjectieve ervaringen van nature totaal verschillen van neurologische processen in het brein, heeft het materialisme inderdaad een groot probleem. Een van de materialistische tactieken komt daarom neer op het ontkennen van essentiële verschillen tussen materie en bewustzijn. Men stelt dan dat de speciale kenmerken van subjectieve ervaringen helemaal niet bestaan of anders dat ze alsnog opgevat kunnen worden als materiële hersenprocessen. Deze benadering is nog altijd populair onder overtuigde materialisten evenals bij leken die er geen benul van hebben dat het bewustzijn echt een probleem vormt voor het materialisme. Anderen ervaren haar vooral als een zwaktebod. Je hoeft geen filosoof te zijn om te beseffen dat het schrappen van subjectieve ervaringen uit het wereldbeeld op zijn minst erg 'merkwaardig' is.
Een andere materialistische tactiek houdt in dat men het unieke karakter van bewustzijn erkent, maar toch opvat als bijzondere eigenschappen van bepaalde hersenprocessen. Natuurlijk kunnen dit dan geen fysieke eigenschappen zijn in de natuurkundige, chemische of biologische zin.
De subjectieve ervaringen zouden als het ware binnen de fysieke werkelijkheid van het brein worden opgeroepen. Ze 'emergeren' erin, ze duiken erin op. Dit zou alleen gebeuren bij bepaalde, erg specifieke hersenprocessen. David Chalmers wijst er echter op dat de kenmerken die uit de hersenprocessen zouden emergeren hoe dan ook geen fysieke kenmerken kunnen zijn. Het loutere feit dat er een wetmatig verband bestaat tussen neurologie en bewustzijn maakt dat bewustzijn nog niet fysiek. Zelfs niet als dat bewustzijn volledig beperkt en bepaald zou worden door de hersenen. Daarmee is volgens Chalmers aangetoond, en wij zijn het hierin met hem eens, dat een materialistische versie van de relatie tussen de hersenen en de bewuste geest onhoudbaar is. Overigens betekent dit niet dat Chalmers ook gelooft in een ziel of geest die de dood van de hersenen zou kunnen overleven.
Hij zoekt het antwoord eerder in het zogeheten (naturalistische) panpsychisme. Deze theorie stelt dat elk materieel systeem een soort 'geest' bezit, maar dat er alleen bij bepaalde soorten systemen, zoals de hersenen sprake is van bewuste ervaringen. Los van fysieke structuren komt er geen geest voor, ook al zijn de geestelijke aspecten niet alsnog op te vatten als materiële aspecten. Zelfs niet als je de definitie van materie verruimt.
Er is ondanks het enthousiasme voor het panpsychisme van Chalmers en andere hedendaagse geleerden toch wel het een en ander op deze stroming af te dingen. In deze context gaat het vooral om één punt. Het panpsychisme stelt dat elke vorm van materie gekoppeld is aan een vorm van geest en vice versa. Zoiets impliceert onder andere dat hersenprocessen en de daaraan gekoppelde geestelijke processen altijd parallel aan elkaar moeten lopen. Dit is bij nadere beschouwing niet mogelijk.
We kunnen namelijk ook nadenken over onze subjectieve ervaringen als subjectieve ervaringen. We kunnen ons bewustzijn bijvoorbeeld onderscheiden van neurologische processen. Als de activiteit in de hersenen en de geestelijke activiteit nu voortdurend parallel zouden lopen (zonder elkaar ooit te raken of te beïnvloeden), dan zou het brein als fysiek 'apparaat' nooit zinvol over het bewustzijn kunnen nadenken. Er zou namelijk nooit informatie over het bewustzijn door kunnen dringen tot het veronderstelde, parallel verlopende hersenproces. Dus kan er geen volledige parallellie zijn. Het panpsychisme kan in deze gangbare vorm dus geen oplossing bieden voor het 'hard problem' van David Chalmers.

Interactionisme
Geest en hersenen kunnen niet volledig parallel lopen aan elkaar, en dus is het moeilijke vraagstuk van Chalmers niet oplosbaar door het panpsychisme. Dat brengt ons op een ander model: het interactionisme. Subjectieve ervaringen vallen niet samen met hersenprocessen en brein en geest werken niet volledig parallel aan elkaar. In plaats daarvan is er een wederzijdse inwerking oftewel interactie tussen brein en bewustzijn.
Dit model maakt het denkbaar dat iemand ook nog subjectieve ervaringen kan ondergaan nadat zijn brein ermee opgehouden is. Het biedt perspectief voor onderzoek als dat van de AWARE Study. We hoeven er niet meer voetstoots van uit te gaan dat de resultaten onbetrouwbaar zijn of hoe dan ook materialistisch verklaard moeten worden. Als het bewijsmateriaal wijst op bewustzijn na de dood, moeten we dat voortaan echt serieus gaan nemen.

Literatuur
– Chalmers, D. (1996). The Conscious Mind. New York: Oxford University Press.
– Parnia, S., & Young, J. (2013). Erasing Death: The Science that is Rewriting the Boundaries Between Life and Death. HarperOne.
– Parnia, S., e.a. (2014). AWARE—AWAreness during REsuscitation—A prospective study. Resuscitation, 85(12): 1799-805.
– Rivas, T. (1993). De mysterieuze relatie tussen hersenen en geest. Prana, 78, blz. 69-74.
– Rivas, T., Dirven, A., & Smit, T. (2013). Wat een stervend brein niet kan. Leeuwarden: Elikser.

Dit artikel werd in 2014 gepubliceerd in Paraview, jaargang 17, nummer 4, blz. 12-15 en Terugkeer, 25e jaargang, nr. 4, winter, blz. 22-24, en Levenslicht 41, winter 2014/2015, blz. 18-20.

Contact: titusrivas@hotmail.com